MAANDAG 4 OCTOBER 1937. 243 Radio-distributie. (Voorzitter.) jaren heeft men 26.000.per jaar moeten bestemmen voor afschrijving; door een verlaging van den abonne mentsprijs met 6.per jaar zou men deze afschrijvings- politiek, die hoog noodig is, in gevaar brengen. Een dergelijke afschrijving is n.l. zoo noodig, omdat het in verband met door het Rijk genomen en wellicht nog te nemen maatregelen zeer de vraag is, of het radio-distributie bedrijf als gemeentelijk bedrijf gehandhaafd zal kunnen blijven. Men heeft nu redelijke zekerheid, dat het bedrijf nog 10 jaren door de gemeente zal kunnen worden ge ëxploiteerd, maar daarna is de waarschijnlijkheid groot, dat het met de gemeentelijke exploitatie uit zal zijn. Er is nu reeds 79.000.afgeschreven, maar er is nog af te schrijven 239.000.plus het kapitaal, dat nog in het bedrijf zal moeten worden gestoken, en dan is een afschrijving van 26.000.per jaar toch zeker niet te hoog. Men moet daarmede wel degelijk rekening houden, want het is zeer goed mogelijk, dat over 10 jaren de zaak niet zeer veel meer waard zal blijken te zijn. Wanneer men ziet, hoe vele particuliere telefoonbedrijven, die door den Staat zijn over genomen, er af gekomen zijn, dan zal men inzien, dat Leiden zeer verstandig doet door te zorgen, dat, wanneer er moeilijk heden komen, het radio-distributie-net zoo ver mogelijk is afgeschreven. Alleen reeds op grond van deze overweging heeft het College niet kunnen komen met een voorstel tot verlaging van den abonnementsprijs. Daarop heeft de leiding van het bedrijf, gesteund door Commissarissen en Burge meester en Wethouders, overwogen wat men dan kon doen om het aantal abonné's op peil te houden; men heeft toen verlaging van de aansluitingskosten als het eenig mogelijke middel gevonden. Men vergete in dit verband ook niet den aanslag, die door den Staat op de ontvangsten van het bedrijf is gepleegd, n.l. de uitkeering aan de Nationale Zender Maatschappij (Nozema), die in 1936 per jaar en per abonné 0.25 bedroeg en die in 1937 1.25, in 1938 1.50, in 1939 1.75 en in 1940 en volgende jaren 2.per jaar en per abonné zal bedragen. De redenen van opzegging van abonnementen worden door de leiding van het bedrijf zooveel mogelijk nagegaan. Spreker acht een vruchtbare discussie over de vraag, of dit nu wel de juiste maatregel is, in den Raad niet wel mogelijk; ook het College zou liever een anderen maatregel genomen hebben, doch de financieele toestand van het bedrijf laat dit nu eenmaal niet toede voorgestelde maatregel is echter toch zeer goed verdedigbaar. De leiding van het bedrijf, die op de hoogte is en die zich dagelijks met de abonné's en met de bedankjes bezig houdt, acht dit een verstandigen maatregel, die althans den teruggang van het aantal abonné's kan stuiten. Er is gewezen op het tarief, dat in Hilversum bestaat, 1.50 per maand, voor werkloozen ƒ0.75. Maar waarom geeft men geen reductie voor hen, die door andere oorzaken in behoeftige omstandigheden verkeer en? In de eerste plaats geeft een dergelijke regeling de administratie zeer veel last, doordat deze moet onderzoeken, wanneer men voor deze reductie in aanmerking komt. Bovendien zou spreker staaltjes kunnen geven van afbetalingen, welke werklooze gezinnen zich wèl kunnen veroorloven, terwijl zij het veel lagere abonnementsgeld voor de radio-distributie niet kunnen dragen. De uitvoering van deze regeling zou groote moeilijkheden geven. Bovendien is het de vraag, of een dergelijke tegemoetkoming aan de werkloozen de goed keuring van den Minister zou verkrijgen. Nu zal de heer Snel zich op de regeling in Hilversum beroepen, maar die bestond reeds lang voordat er sprake van was, dat de goedkeuring van den Minister gevraagd moest worden; dat was een oude toestand, dien men bestendigd heeft. Dat het radio-distributie-bedrijf op het standpunt zou staan, te plukken wat het kan halen, zooals de heer Tobé veronderstelde, is in het geheel niet juist. Dat kan men van alle gemeentebedrijven zeggen; er zijn redenen, waar om hun tarieven wel eens wat hooger moeten zijn dan de kostprijs feitelijk zou meebrengen. Wanneer de heer Tobé kennis neemt van de kosten van het bedrijf, van de uit gaven en van de ontvangsten, dan zal hij zien, dat er hier niet naar gestreefd wordt om zooveel mogelijk geld uit de zakken van de abonné's te halen. Integendeel, het bedrijf moet zorgen, dat het in financieel opzicht niet in belangrijke en onverantwoordelijke mate achteruitgaat. Spreker erkent, dat het afbetalingssysteem dikwijls in den weg zit en den toestand ongunstig beïnvloedt. Dat men hen, die per week betalen, meer laat betalen dan anderen, wordt gerechtvaardigd door het feit, dat zij voor het bedrijf inderdaad veel grootere kosten medebrengen; deze kleine verhooging van 2.per jaar wordt daardoor volkomen gerechtvaardigd. Zij, die maand-abonné zijn, doch met bonnen betalen, worden beschouwd als maandbetalers. Radio-distributie; e.a. (Voorzitter e.a.) Spreker geeft den Raad daarom in overweging het voorstel aldus te aanvaarden, in de hoop, dat men naderhand in staat zal zijn den abonnementsprijs te verlagen. De artikelen I en II worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. De verordening in haar geheel wordt zonder hoofdelijke stemming vastgesteld. De heer Tobé wenscht geacht te worden, tegen de ver ordening te hebben gestemd. XIX. Voorstel inzake het toekennen van een vergoeding aan den Leidsehen Christelijken Resturenbond, de afd. Leiden van den R. K. Volksbond en den Leidsehen Bestuurders- bond in de kosten van controle op de middels de bij die bonden aangesloten organisaties gesteunde werkloozen en tot het vaststellen van den desbetreffenden begrootings- staat. (151) De heer Gosling a vindt het geen wonder, dat een gevoel van verbazing hem bekroop, toen hij, na kennisneming van het ingekomen stuk No. 155, waarin den Raad wordt medege deeld, dat het bruto-nadeelig exploitatie-saldo van den ge wonen dienst 1936 75.408,67 bedraagt, bij lezing van het ingekomen stuk No. 151 bemerkte, dat het College een nieuw veld van subsidieering heeft gevonden en den Raad voorstelt een nieuwe subsidie op de begrooting te brengen, welke sub sidie voor het jaar 1937 1.350.en voor volgende jaren zeker 2.000.(zoo niet meer) zal bedragen. Spreker acht dit geheel in strijd met den eisch van be zuiniging, die het College gesteld moet worden. Indien het College een rekening indient met een tekort van 75.400. begrijpt spreker niet, waar het den moed vandaan haalt om een geheel nieuwe subsidie voor te stellen, die wel is waar 2.000.per jaar bedraagt, maar binnen niet al te langen tijd natuurlijk zal worden opgevoerd. Het ligt er duimendik op. De organisaties vragen nu 3 cent per betaling en het College stelt voor 2 cent te geven, maar dat is natuurlijk slechts tijdelijk: straks komt er een nieuw verzoek van de organisaties om het bedrag van 2 op 3 cent te brengen en dan zal het College wel omvallen en als het een beetje gemakkelijk gaat, komt er een volgenden keer misschien wel wat meer bij Men kan over dé wenschelijkheid van deze subsidieering verschillend denken. Spreker erkent, dat de vakvereenigingen hierbij belangrijk werk doen, maar het is inhaerent aan haar positie van draagsters van de werkloosheidsverzekering, waartoe men haar bij het Werkloosheidsbesluit 1917 heeft gemaakt. Men heeft daarmee den vakvereenigingen een ge weldigen steun gegeven; het is schier de ruggegraat van de vakvereenigingen. Spreker wil hiermee niet zeggen, dat zij geheel in elkaar zouden zakken, wanneer haar bemoeiingen met de werkloosheidsverzekering zouden eindigen, maar in ieder geval is het een belangrijke steun, waarvoor de organi saties iets moeten over hebben. In het maatschappelijk leven laat de overheid tal van zaken aan particuliere vereenigingen over; zij geeft nu sub sidie aan de werkloozenkassen, maar er zijn bijkomende kosten, die men nooit vergoed krijgt. Het bijzonder onderwijs krijgt volgens de wet vastgestelde subsidie, maar men ver gist zich, indien men denkt, dat de besturen van bijzondere scholen geen eigen onkosten hebben en niet aanzienlijk moeten offeren voor alle risico's, die zij bij de exploitatie van de scholen loopen. Ook dit brengt groote kosten met zich, die te recht op geen enkele manier worden vergoed. De vakvereenigingen genieten groote voordeelen; zij kunnen nu b.v. de contributie van werklooze leden gemakke lijk innen. Men bekijkt een voorstel als dit nu anders dan in een tijd, waarin men veel geld over heeft. In een tijd van schaarschte, van tekorten, moet men elke uitgave nauwkeurig bekijken en ieder dubbeltje omkeeren voor men het uitgeeft. Waar deze nieuwe subsidie niet strikt noodzakelijk is en in zichzelf de neiging vertoont om zich steeds uit te breiden, maakt spreker ernstig bezwaar tegen het voorstel, vooral nu men staat voor de indiening van de begrooting voor 1938, waarvan de berichten ook niet zoo gunstig luiden. Het laatste is waarschijnlijk ook bekend aan den heer van Eek, die al thans een zoo oersolide, conservatief-degelijke financieele speech hield, dat zij Minister de Wilde waardig zou zijn ge weest. Spreker heeft nog nooit den heer van Eek, die geknipt is voor Minister van Financiën, zoo voorzichtig hooren spreken. Het was een lieve lust naar den heer van Eek te luisteren. Dat spreker met zooveel jaren lang tot den heer van Eek in denzelfden geest te spreken succes heeft gehad, is

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1937 | | pagina 2