96
Abt. 11.
Overtreding van de artikelen 6 en 10 dezer verordening
wordt gestraft met geldboete van ten hoogste driehonderd
gulden of hechtenis van ten hoogste twee maanden.
Abt. 12.
Behalve de ambtenaren en beambten der gemeentepolitie
zijn met de handhaving dezer verordening en het opsporen
der overtredingen in het bijzonder belast de Directeur, de
Adjunct-Directeur en de verdere technische ambtenaren
van den dienst der Gemeentewerken.
Abt. 13.
In dien de eigenaar slechts ten koste van buitengewone
offers in staat is te voldoen aan het in artikel 7, lid 1, be
doelde besluit van Burgemeester en Wethouders of, in geval
van beroep, aan de in artikel 9 bedoelde beslissing van den
Baad, kan de Baad hem op zijn verzoek van gemeentewege
een tegemoetkoming in de kosten toekennen, uit te keeren
nadat de eigenaar zich in behoorlijken vorm heeft verbonden
tot naleving van de bij deze verordening behoorende „Voor
waarden voor gemeentelijken steun ten behoeve van behoud
of herstelling van monumenten".
Abt. 14.
Deze verordening kan worden aangehaald als „Monu
mentenverordening'
O verg ang sbepaling
Beeds voordat de monumentenlijst is vastgesteld, kunnen
Burgemeester en Wethouders in spoedeischende gevallen,
de Monumentencommissie gehoord, bij een met redenen om
kleed besluit verklaren, dat de artikelen 6 tot en met 14
van deze verordening van toepassing zijn op bij het besluit
aan te wijzen bouw- of kunstwerken of gedeelten van zulke
werken.
Voorwaarden voor gemeentelijken steun tot behoud of
herstel van monumenten.
Abtikel 1.
Gemeentelijke steun tot behoud of herstel van monumenten
wordt slechts verleend, indien:
a. de eigenaar, al dan niet te zamen met andere belang
hebbende personen of lichamen, in de kosten deelneemt
tot een voor ieder geval door den Baad goed te keuren bedrag
b. de eigenaar bij zijn aanvraag eeu in behoorlijken vorm
opgemaakte verklaring overlegt volgens door Burgemeester
en Wethouders vast te stellen model, waarbij hij zich ver
bindt deze voorwaarden na te leven en die verplichting op
den voet van het bepaalde in artikel 9 over te dragen op
zijn rechtverkrijgenden.
Abt. 2.
De uitkeering vindt plaats tot een bedrag, als in ieder
geval door den Baad, hetzij rechtstreeks, hetzij door vast
stelling van een percentage van de totale kosten, zal worden
bepaald en voorts:
a. indien de steun uitsluitend wordt verleend voor het
behoud van een monument in den bestaanden toestand:
binnen een maand nadat de uitbetaling in verband met de
bepalingen van de Gemeentewet mogelijk is geworden;
b. indien de steun geheel of gedeeltelijk samenhangt met
de uitvoering van bepaalde werkzaamheden aan een monu
ment: in door den Baad vast te stellen termijnen, waarvan
de eerste vervalt een maand na het onder a bedoelde tijdstip
of zooveel later als de uit te voeren werkzaamheden zijn
aangevangen en de laatste een maand nadat deze werkzaam
heden met stipte inachtneming van het bepaalde in de
artikelen 3 tot en met 6 zijn voltooid.
Abt. 3.
1. De keuze van den bouwmeester, onder wiens leiding
de in artikel 2, onder b, bedoelde werkzaamheden zullen
worden uitgevoerd, zoomede de ontwerpen, het bestek en
de begrooting voor die werkzaamheden, behoeven de vooraf
gaande schriftelijke goedkeuring van Burgemeester en Wet
houders, de Monumentencommissie gehoord.
2. De uitvoering geschiedt, overeenkomstig de goed
gekeurde plannen, volgens aanwijzing en ten genoegen van
de Mofiumentencommissie, daarbij vertegenwoordigd door
haar Voorzitter of het door dezen aangewezen lid, aan wien
desverlangd de detailteekeningen worden voorgelegd.
Abt. 4.
Burgemeester en Wethouders kunnen, de Monument
commissie gehoord, den eigenaar een termijn stellen, waar
binnen de uit te voeren werkzaamheden moeten zijn voltooid.
Abt. 5.
Indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden bij
zonderheden voorvallen of voorwerpen van oudheidkundig
of historisch belang worden gevonden, wordt daarvan on
middellijk kennis gegeven aan den Voorzitter van de Monu
mentencommissie.
Abt. 6.
1. De eigenaar draagt zorg, dat alle bij de uitvoering der
werkzaamheden betrokkenen vóór den aanvang daarvan in
behoorlijken vorm schriftelijk afstand doen van het in
artikel 642 B.W. bedoelde recht, voor zoover het betreft
voorwerpen, die rechtstreeks met het monument en zijn
geschiedenis in verband staan.
2. De eigenaar stelt deze voorwerpen, zoomede de bij de
uitvoering der werkzaamheden verwijderde onderdeelen van
het monument, desverlangd, beschikbaar om te worden
bewaard en opgesteld op de door Burgemeester en Wet
houders te bepalen plaats, bij voorkeur in het monument zelf.
Abt. 7.
1. Van het tijdstip af, waarop een uitkeering aaai den
eigenaar heeft plaats gevonden, is deze verplicht het monu
ment te verzekeren en verzekerd te houden tegen brand
en bliksemschade tot een bedrag en bij een verzekeraar
ter goedkeuring van Burgemeester en Wethouders.
2. Burgemeester en Wethouders kunnen van den eigenaar
verlangen, het monument van een of meer bliksemafleiders
te voorzien. De bliksemafleiders moeten ten minste eenmaal
per jaar en voorts, voorzoover hun inrichting zulks vereischt,
telkens na een onweder worden beproefd.
Abt. 8.
Onverminderd de bepalingen van de Monumentenverorde
ning is de eigenaar verplicht het monument in den staat,
waarin het zich bevindt of waarin het na voltooiing van de
in artikel 2, onder b, dezer voorwaarden bedoelde werkzaam
heden is gebracht, te bewaren en ten genoegen van Burge
meester en Wethouders te onderhouden.
Abt. 9.
1. Ongeacht of het bepaalde in lid 2 van dit artikel al
dan niet is nageleefd, zijn deze voorwaarden van toepassing
zoowel voor den eigenaar, aan wien de steun wordt verleend
als voor iederen opvolger in den eigendom van het monument.
2. De eigenaar verbindt zich, het monument noch geheel
noch gedeeltelijk onder eenigerlei titel te vervreemden,
zonder in de desbetreffende akte de verkrijgende partij te
binden aan gelijkluidende bepalingen tegenover de gemeente
Leiden, als in deze voorwaarden onder de artikelen 6 tot
en met 11 of, zoo de in artikel 2, onder b, bedoelde werk
zaamheden nog niet zijn voltooid, onder de artikelen 3 tot
en met 11 zijn vermeld, noch ook zonder de verkrijgende
partij te verplichten het voor haar bestemde afschrift van
de akte aan Burgemeester en Wethouders aan te bieden,
teneinde daardoor te doen blijken van de aanvaarding der
verplichtingen van de verkrijgende partij tegenover de
gemeente.
Abt. 10.
1. Door overtreding of niet-nakoming van eenige in de
artikelen 3 tot en met 9 gestelde bepalingen verbeurt de
eigenaar, zonder dat eenige uitdrukkelijke ingebrekestelling
wordt vereischt, zijn aanspraak op het eventueel nog niet
uitgekeerde gedeelte van den steun en bovendien, ten be
hoeve van de gemeente, een boete van ten hoogste het
bedrag, dat hem reeds aan steun is uitbetaald.
2. De boete, bedoeld in het vorig lid, is door den eigenaar
verschuldigd tot een in ieder geval door Burgemeester en
Wethouders te bepalen bedrag en moet worden betaald
binnen 14 dagen na daartoe strekkende aanmaning van dat
College.
Abt. 11.
Burgemeester en Wethouders kunnen van een of meer
dezer voorwaarden ontheffing verleenen.
De Commissie voor de Strafverordeningen,
A. v. d. Sande Bakhuyzen, Voorzitter.
N. J. B O waan, Secretaris.
Aan den Gemeenteraad van Leiden.
'v.t -. J 'It
,.'j
ii -