GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 95 IN6EK09IEK STUKKEÏf. N°. 166. Leiden, 4 October 1937. Door met art. 18 bis in de Verordening op het Bouwen en Sloopen een z.g. welstandsbepaling op te nemen heeft Uw Vergadering de zorg voor het stadsschoon, voorzoover dit betrokken is bij het oprichten van nieuwe en het ver anderen van bestaande gebouwen, als onderdeel van de taak der gemeentelijke overheid erkend. Hiermede wordt echter niet bereikt, dat gebouwen, welke uit hoofde van hun kunst- of historische waarde of van hun beteekenis als onderdeel van een stadsgezicht verdienen te blijven bestaan, ook inderdaad behouden blijven. En de stelling, dat het oude stadsschoon, voorzoover nog aanwezig, zooveel mogelijk voor het nageslacht dient te worden bewaard, zal wel door niemand worden aangevochten. Dit overwegende hebben wij de eer U hieronder een ontwerp-monumenten-verordening, waar voor wij in hoofdzaak gevolgd hebben het Rapport over Monumenten-bescherming, dat in 1929 is uitgebracht door een commissie, die daartoe door de Vereeniging van Neder- landsche Gemeenten en het Nederlandsch Instituut voor Volkshuisvesting en Stedebouw was ingesteld, aan te bieden. De strekking daarvan is, dat de bouw- en kunstwerken in deze gemeente, welke van belang zijn uit hoofde van hun kunstwaarde, geschiedkundige herinneringen, beteekenis als onderdeel van een stadsgezicht of bijzondere aard of ligging, op een z.g. monumentenlijst kunnen worden ge plaatst, terwijl het verboden zal zijn zonder vergunning of goedkeuring van het gemeentenbestuur tot het sloopen, verplaatsen, herstellen, veranderen van uiterlijk aanzien of aan het oog onttrekken van een op deze lijst geplaatst monu ment over te gaan. Hoewel wij een recht van de betrokken eigenaren op een dergelijke tegemoetkoming ontkennen, hebben wij in de ontwerp-verordening de mogelijkheid voorzien, dat door Uw Vergadering in bijzondere gevallen tot. behoud of herstel van monumenten aan den betrokken eigenaar steun wordt toegekend, zulks onder bepaalde, bij de verordening be- hoorende voorwaarden, welke goeddeels zijn ontleend aan de bepalingen, waaronder Rijkssubsidie voor behoud of herstel van monumenten pleegt te worden verleend. Met verwijzing naar de in de Leeskamer ter visie neer gelegde stukken en onder opmerking dat de Commissie van Fabricage zich met dit voorstel kan vereenigen, geven wij Uw Vergadering alsnu in overweging over te gaan tot de vaststelling van de volgende verordening: MONUMENTEN-VERORDENING met bijbehoorende Voorwaarden voor gemeentelijken steun tot behoud en herstel van monumenten" Artikel 1. Deze verordening verstaat onder: 1°. „Monument": een bouw- of kunstwerk of gedeelte daarvan, dat voorkomt op de monumentenlijst; 2°. „Monumentenlijst": de in artikel 2 bedoelde lijst; 3°. „Monumentencommissie": de in artikel 3 bedoelde commissie 4°. „eigenaar": mede dienswettelijkenvertegenwoordiger. Art. 2. Burgemeester en Wethouders zijn belast met het samen stellen en bijhouden van een lijst van alle in de gemeente aanwezige, van den openbaren weg of van het openbaar water af zichtbare bouw- en kunstwerken of gedeelten van zulke werken, welke van belang zijn uit hoofde van hun kunstwaarde, geschiedkundige herinneringen, beteekenis als onderdeel van een stadsgezicht of bijzondere aard of ligging. Art. 3. 1. Alvorens een bouw- of kunstwerk of gedeelte daarvan op de monumentenlijst te plaatsen, winnen Burgemeester en Wethouders het advies in van een Commissie van ten hoogste vijf lijden. 2. De leden dezer Commissie worden door den Raad be noemd op aanbeveling van Burgemeester en Wethouders van telkens twee leden voor elke vacature. 3. De Raad regelt in een instructie de werkwijze der Commissie. Art. 4. 1. Van het voornemen om een bouw- of kunstwerk of gedeelte daarvan op de monumentenlijst te plaatsen geven Burgemeester en Wethouders bij aangeteekenden brief ge motiveerd kennis aan den eigenaar, die in de kadastrale registers als zoodanig bekend is, en aan de ingeschreven hypotheekhouders 2. De eigenaar, alsmede elk der hypotheekhouders, is be voegd, mits binnen 30 dagen na den dag van verzending der kennisgeving, bij Burgemeester en Wethouders een bezwaarschrift in te dienen. Dit bezwaar kan uitsluitend zijn gegrond op de omstandigheid, dat de plaatsing op de monumentenlijst door de kunstwaarde, geschiedkundige herinneringen, beteekenis als onderdeel van een stadsgezicht of bijzonderen aard of ligging niet voldoende wordt gewettigd; 3. In dat geval gaan Burgemeester en Wethouders tot de plaatsing op de monumentenlijst niet over, dan na het advies te hebben ingewonnen van de Rijkscommissie voor de Monumentenzorg, welk advies bindend moet worden geacht, indien het de strekking heeft niet tot plaatsing op de monumentenlijst over te gaan. Art. 5. De door Burgemeester en Wethouders vastgestelde monu mentenlijst ligt ter Gemeentesecretarie voor een ieder ter inzage en wordt bij afschrift of afdruk tegen den kostenden prijs voor het publiek verkrijgbaar gesteld. Art. 6. 1. Alvorens over te gaan tot het geheel of gedeeltelijk sloopen, verplaatsen, herstellen,veranderen van uiterlijk aanzien of aan het oog onttrekken van een monument, zendt de eigenaar duidelijke teekeningen en (of) een toe lichtende beschrijving aan Burgemeester en Wethouders ter goedkeuring in. 2. Indien Burgemeester en Wethouders de teekening en (of) de beschrijving onvoldoende achten, kunnen zij den eigenaar, mits binnen 30 dagen na het inkomen van die stukken, uitnoodigen deze op door hen aan te geven wijze aan te vullen. Art. 7. 1. Burgemeester en Wethouders beslissen, na het advies van de Monumentencommissie te hebben gevraagd bij een met redenen omkleed besluit, dat in afschrift of uittreksel bij aangeteekenden brief aan den eigenaar wordt toegezonden, binnen een termijn van drie weken na inlevering van alle in artikel 6 bedoelde stukken, welken termijn zij tweemaal telkens voor drie weken kunnen verlengen. 2. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd aan hun goedkeuring voorwaarden te verbinden. 3. Bij het nemen van hun beslissing laten Burgemeester en Wethouders zich uitsluitend leiden door overwegingen, ontleend aan het belang van het monument, onderscheidenlijk aan dat van een gelijkwaardige vervanging daarvan. Art. 8. Yan een door Burgemeester en Wethouders genomen be sluit, waarbij de goedkeuring is geweigerd of voorwaardelijk verleend, kan de eigenaar, binnen 30 dagen na den dag van verzending daarvan, schriftelijk in beroep komen bij den Raad. Gelijke voorziening is toegelaten, indien Burgemeester en Wethouders op een verzoek om vergunning binnen den in art. 7 lid 1 aangegeven termijn geen beslissing hebben genomen. Art. 9. Binnen 30 dagen, nadat het beroepschrift bij den Raad is ingekomen, wordt door dezen een beslissing genomen. De Raad kan zijn beslissing echter voor den tijd van 30 dagen verdagen. De Raad kan het beroepschrift om advies in handen stellen van een uit zijn midden benoemde commissie, die bevoegd is zoowel de monumentencommissie als den eigenaar te hooren. Indien de beslissing van den Raad afwijkt van het besluit van Burgemeester en Wethouders, regelt zij alles wat in verband daarmede regeling behoeft. Art. 10. Het is verboden, werkzaamheden tot het geheel of ge deeltelijk sloopen, herstellen, veranderen van uiterlijk aan zien of aan het oog onttrekken van een monument uit te voeren a. zonder goedkeuring van Burgemeester en Wethouders, onderscheidenlijk den Raad; b. anders dan geheel overeenkomstig de goedgekeurde stukken en de voorwaarden, waaronder de goedkeuring is verleend.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1937 | | pagina 20