78
N°. 132. Leiden, 27 Augustus 1937.
Bij Uw besluit van 19 Februari 1934 (Ingek. Stukken
No. 18) werd voor den tijd van 3 jaren benoemd tot
commissaris der gemeente bij de N.V. Leidsche Duinwater
Maatschappij, de heer N. O. F. van Ginkel. De datum
van ingang van deze benoeming werd door ons Ooilege
bepaald op 20 Februari 1934, zoodat de termijn den 20ste
Februari jl. was verstreken.
Op dien datum liep eveneens af de zittingsduur van den
heer T. S. Goslinga als commissaris, benoemd door aan
deelhouders. Zooals U bekend is, bekleedde de heer Goslinga
aanvankelijk een commissaris-plaats, die bezet moet worden
door een candidaat, aan te wijzen door en uit het College
van Burgemeester en Wethouders, en vervulde de heer
Yerweij een commissaris-plaats, waarvoor de candidaat door
Uwe Vergadering wordt aangewezen. Toen laatstgenoemde
als Wethouder optrad, en beide commissaris-plaatsen vacant
kwamen, werden deze heeren wederom benoemd, doch de
een in de plaats van den ander. Aangezien de normale
zittingsduur van den heer Verweij liep tot 20 Februari 1937,
en een tusschentijds benoemde aftreedt op het tijdstip,
waarop zijn voorganger moest aftreden, trad de heer
Goslinga derhalve 20 Februari 1937 periodiek af.
Tot ons leedwezen werd door een onwillekeurig verzuim
nog niet in de vacatures-van Ginkel en -Goslinga voor
zien.
Wat de vacature-van Ginkel aangaat, merken wij nog
op, dat deze functionaris in 1938 den 65-jarigen leeftijd
bereikt, zoodat overeenkomstig de geldende practijk bij de
gemeente, continuatie slechts tot en met 31 December 1938
behoort plaats te hebben.
In verband met een en ander geven wij Uwe Vergadering
in overweging:
a. den heer N. C. F. van Ginkel wederom te benoemen tot
commissaris der gemeente bij de N.V. Leidsche Duinwater-
Maatschappij, zulks gerekend vanaf 20 Februari 1937 en
uiterlijk tot en met 31 December 1938;
b. over te gaan tot aanwijzing van een candidaat, op
wien in de vergadering van aandeelhouders de stemmen
zullen worden uitgebracht voor de benoeming van een
commissaris van genoemde vennootschap.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 133. Leiden, 27 Augustus 1937.
Naar aanleiding van het in de Leeskamer ter inzage
gelegd schrijven van den Directeur der Hoogere Burger
school met vijfjarigen cursus en met verwijzing naar de
mede ter inzage gelegde adviezen van de Commissie van
Toezicht op- en den Inspecteur van het Middelbaar Onder
wijs, geven wij Uwe Vergadering in overweging Mejuffrouw
Dr. A. Dijksterhuis, voor den duur van den cursus 1937
1938, te benoemen tot tijdelijk leerares in het Duitsch aan
de Hoogere Burgerschool met vijfjarigen cursus.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden
N°. 134. Leiden, 27 Augustus 1937.
In Uwe Vergadering van 7 Juni j.l. (Ingek Stukken No. 94)
werd besloten, om gedurende het 3e kwartaal 1937, zoo
noodig, kasgeld]eeningen aan te gaan tot een maximum
van 1.000.000.
Op het oogenblik bedraagt de aan kasgeld opgenomen
som ƒ300.000.weliswaar kan dit bedrag op 1 October
a.s. worden afgelost uit de ingevolge Raadsbesluit van 5
Juli 1937 (Ingek. Stukken No. 109) aangegane geldleening
van ƒ350.000.doch met het oog op de gedurende de
eerstvolgende maanden te betalen rente en aflossing van
geldleeningen, de uitgaven voor de ondersteuning van werk-
loozen en armlastigen, de aan het Rijk te betalen annuïteiten
van woningbouwvoorschotten enz. enz. is het zeer wel moge
lijk, dat in het 3e öf in het 4e kwartaal 1937 wederom
kasgeld moet worden opgenomen.
In verband hiermede ware het maximaal bedrag, dat de
kasschuld zal mogen beloopen, ook voor het 4e kwartaal
1937 op ƒ1.000.000.vast te stellen.
Wij geven Uwe Vergadering derhalve in overweging te
besluiten, gedurende het 4e kwartaal 1937, zoo noodig, kas-
geldleeningen aan te gaan tot zoodanig bedrag, dat op geen
onkel tijdstip in dat kwartaal de kasschuld, met inbegrip
van het in rekening-courantl bij de N.V. Bank voor
Nederlandsche Gemeenten op te nemen bedrag, de som van
1.000.000.te boven gaat en onder de voorwaarden als
door ons College zullen worden gesteld.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 135. Leiden, 27 Augustus 1937.
In verband met de op 1 Juli 1937 in werking getreden
jongste wijziging van het Reglement Autovervoer Personen
is het noodzakelijk geworden, dat Uw Vergadering regelen
stelt ten aanzien van het beroep op den Raad van besluiten
van Burgemeester en Wethouders ingevolge de artt. 13,15,
17 en 18 van het R. A. P. In deze artt. is thans n.l. een
verplichting daartoe opgenomen.
Een dergelijke verordening kan betrekkelijk eenvoudig
zijn. In de hierbij overgelegde concept-verordening is in
het midden gelaten, aan wien het beroep toekomt, aange
zien regeling daarvan o. i. niet tot de bevoegdheid van den
gemeentelijken wetgever behoort.
Het ontwerp geeft verder geen aanleiding tot het maken
van opmerkingen.
Wij geven U alsnu in overweging vast te stellen de
volgende verordening:
VERORDENING,
regelende het beroep, bedoeld in de artt. 13, 15, 17 en 15 van
het Reglement Autovervoer Personen.
Artikel 1.
Van een besluit van Burgemeester en Wethouders, be
treffende aanvragen om vergunning:
a. voor de exploitatie van autobussen voor de uitoefening
van een autobusdienst binnen de gemeente;
b. voor de exploitatie van taxi's
c. voor de exploitatie van huurauto's;
en van een besluit van of vanwege Burgemeester en
Wethouders betreffende aanvragen om vergunning voor de
exploitatie van autobussen voor de uitoefening van toer-
wagenritten binnen de gemeente,
kan degene, aan wien het beroep toekomt, binnen dertig
dagen na dien van verzending der desbetreffende kennis
geving bij den Gemeenteraad in beroep komen.
Akt. 2.
Het beroep wordt ingesteld bij een aan den Gemeenteraad
te richten verzoekschrift, hetwelk moet bevatten:
a. naam en woonplaats van dengene, die het beroep instelt
b. dagteekening en nummer van het besluit, waartegen
het beroep is gericht;
c. de gronden, waarop het beroep berust;
d. een aanduiding van de beslissing, die wordt gewenscht.
Art. 3.
De Gemeenteraad neemt een beslissing binnen drie maan
den na den datum van indiening van het verzoekschrift.
Art. 4.
Van het besluit van den Gemeenteraad wordt door
Burgemeester en Wethouders kennis gegeven door toezending
van een afschrift aan hem, die het beroep heeft ingesteld,
of aan zijn rechtverkrijgenden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 136. Leiden, 27 Augustus 1937.
Van het jaagpad onder de spoorbrug over den Trekvliet,
in den spoorweg LeidenWoerden, voor een deel bestaande
uit een op palen aangebracht plankier, wordt als jaagpad
ten behoeve van de scheepvaart nagenoeg geen gebruik
meer gemaakt.
De Nederlandsche Spoorwegen, bij wie bedoeld jaagpad
in onderhoud is, hebben ons College verzocht te bevorderen,
dat dit jaagpad aan het openbaar verkeer wordt onttrokken,
opdat zij tot verwijdering daarvan kunnen overgaan.
De Commissie van Fabricage heeft tegen het verwijderen
van het pad geen bedenking. Ook bij ons College bestaat
tegen die verwijdering geen bezwaar. Weliswaar wordt het
pad, indien de overweg over de spoorbaan voor het verkeer