224 MAANDAG 23 AUGUSTUS 1937. Sportvelden e. a. (van Stralen e.a.) heer Schüller, maar door de wijze, waarop de exploitatie regeling is tot stand gekomen en toegepast, is het volstrekt niet komen vast te staan, dat de gemeente de beschikking over de opstallen heeft. Er is echter ook veel te zeggen voor de redeneering, dat zij behooren aan den N.B.L.O., die de terreinen heeft geëxploiteerd, omdat de opstallen uit de exploitatie zijn aangeschaft en de N.B.L.O. het beheer en de exploitatie volledig voor zijn rekening heeft genomen. Omtrent eenige opstallen stond vast, dat zij behoorden tot het bezit van de gemeente, maar omtrent het grootste gedeelte van de opstallen was dit volstrekt niet zeker. Misschien zou men daarover kunnen zijn gaan procedeeren, maar de inlichtingen, welke het College heeft gekregen, deden het inzien, dat het om verschillende redenen beter was, deze zaak in onderling overleg te regelen: in de eerste plaats zou toch ernstige stagnatie ontstaan zijn, indien geen overeenstemming met den N.B.L.O. werd verkregen, terwijl de terreinen binnen zeer korten tijd in gebruik genomen moeten worden en in de tweede plaats zouden de terreinen onbruikbaar zijn geweest, indien de N.B.L.O. de opstallen had verwijderd. Thans is men op grond van behoorlijke taxaties tot over eenstemming gekomen. Bovendien is het College bij onderzoek gebleken, dat indien de gemeente de opstallen niet overneemt, maar zelf voor de inrichting van de nieuwe opstallen zorgt, een veel grooter bedrag met deze zaak zal gemoeid zijn dan nu wordt gevraagd. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XVI. Voorstel tot het verlioogen van het crediet voor den aanleg van een militair oefenterrein met sportveld nahij den Haagweg, ten hehoeve van den aanleg van den toegangs weg naar dat terrein en eenige andere werken. (123) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. De Voorzitter stelt hierna aan de orde de beslissing over de wijze van behandeling van het voorstel-Schüller, luidende: „Ondergeteekende stelt voor, de woningbouwvereeniging Eensgezindheid" uit te noodigen plannen in te dienen tot den bouw van de arbeiderswoningen en hiervoor terreinen beschikbaar te stellen." De Voorzitter zegt, dat het College er niet het minste bezwaar tegen heeft, den Raad voor te stellen, het voorstel van den heer Schüller onmiddellijk in behandeling te nemen, maar dit niet heeft gedaan, omdat het mogelijk is, dat de Raad er prijs op stelt, eerst kennis te nemen van de min of meer officieus toegezegde nota omtrent datgene, wat de Raad ten aanzien van den woningbouw in de vorige ver gadering heeft besloten, hetgeen niet overmatig duidelijk was. Neemt ook de heer Schüller genoegen met behandeling van zijn voorstel in een volgende vergadering? De heer Seliiillcr heeft er, gehoord de toelichting van den Voorzitter, geen bezwaar tegen dat zijn voorstel dan in behandeling zal worden genomen na de toezending aan de Raadsleden van de door den Voorzitter bedoelde nota, opdat de Raadsleden dan ook nauwkeurig op de hoogte zijn van de genomen besluiten. Wordt zonder hoofdelijke stemming, overeenkomstig het voorstel van den Voorzitter, besloten het voorstel-Schüller in een.van de eerstvolgende vergaderingen aan de orde te stellen, nadat Burgemeester en Wethouders een nota zullen hebben uitgebracht ten aanzien van de in de vorige ver gadering genomen besluiten in zake den woningbouw. De Voorzitter vraagt of thans een der leden nog iets in het belang van de gemeente in het midden heeft te brengen. (Coster e.a.) De heer Coster betoogt de wenschelijkheid om, evenals zulks in Rotterdam zal geschieden, een verordening in het leven te roepen, waarbij aan de houders van koffietenten verboden wordt aan minderjarigen consumptie op crediet te geven; zij gebruiken daarvoor dikwijls het geld van hun patroon. Voorts dringt spreker aan op verwijdering uit die koffietenten van alle goktoestellende ambtenaren van de af deeling Bijzondere Wetten hebben spreker verklaard, dat zij daarop geen contröle kunnen uitoefenen. Volgens de verordening moeten deze tenten op wielen staan, maar er zijn er bij, die wel op een café lijken. De Voorzitter verklaart zich gaarne bereid een onderzoek te doen instellen naar de wenschelijkheid van de door den heer Coster genoemde zaken. De heer Hessing vraagt hoever op het oogenblik zijn gevorderd de besprekingen tusschen het College, het Econo- misch-Technologisch Instituut en de Vereeniging van Werk gevers betreffende de op te richten textielschool. De heer van Stralen zegt, dat omtrent de mogelijkheid van stichting van een textielschool op het oogenblik overleg plaats heeft met de vertegenwoordigers van de textiel fabrikanten het is echter niet mogelijk daaromtrent nadere mededeelingen te doen. Deze besprekingen moeten nog voortgezet worden, doch het College is in dit opzicht diligent en werkt met ijver aan het aan den Raad toegezegde onderzoek. De heer Goslinga vraagt of het College kennis genomen heeft van de dagelijks voorkomende, ernstige verkeersstag- natie op den Morschweg, die veroorzaakt wordt door den bouw van de nieuwe Haagbrug. Kan het College daarin geen aanleiding vinden om het werk aan de Haagbrug zooveel mogelijk te bespoedigen? Er is sprake van buitengewoon ernstige verkeersstagnaties. De Voorzitter is op de hoogte van de verkeersstagnaties, maar weet ook, dat men verwacht het werk 1 October a.s. gereed te hebben. De aandacht van de politie is voort durend op deze plaats gevestigd geweest. Men heeft hierbij echter te maken met moeilijkheden, welke de beperkte straatruimte daar nu eenmaal veroorzaakt. De heer Tobé heeft in de Commissie voor Werkverschaffing bij de bespreking van de uitbreiding en vernieuwing van de plantsoenen gevraagd, daartoe niet over te gaan in de maanden Mei tot en met Augustus met het oog op het vreemdelingenverkeer en de mogelijkheid, dat ingezetenen met een schrale beurs en zij, die slecht ter been zijn, op warme dagen in de parken en plantsoenen eenige ver- frissching kunnen vinden. Spreker weet niet, of men zijn vraag verkeerd begrepen heeft dan wel of men heeft gedacht: „nu zullen wij het juist in dien tijd doen", doch het is hem opgevallen, dat men op 15 Mei j.l. een gedeelte van het Plantsoen voor het publiek heeft afgesloten en men thans in het geheele plantsoen bijna niet kan wandelen. Spreker verzoekt daarom thans opnieuw, in genoemde maanden de stadsparken en plantsoenen ongerept te laten. De heer Eikerbout vindt de nieuwe Rijnbrug schitterend, maar de bestrating van het Utrechtsche Veer is zeer slecht, waarom hij het zou betreuren, indien men voornemens was de herbestrating van dezen weg nog niet geheel uit te voeren, aangezien het werk in zijn geheel er dan netjes uitziet. Spreker vraagt daarom, of het niet mogelijk is, de herbestrating van het Utrechtsche Veer van de Utrechtsche brug af tot de Rijnstraat toe uit te voeren, met inbegrip van het daarbij liggend pleintje. De Voorzitter zal deze vraag aan den betrokken Directeur overbrengen. Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter de vergadering. Buiten de agenda om werd nog behandeld een voorstel tot het instellen van beroep tegen de beschikking van Ged. Staten, houdende goedkeuring van het plan tot aan vulling en herziening van het uitbreidingsplan c. a. van de gemeente Oegstgeest. (Zie bl. 222.) Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1937 | | pagina 4