222
MAANDAG 23 AUGUSTUS 1937.
(Voorzitter.)
7°. Adres van bewoners in de nabijheid van het terrein
gelegen vóór de Annakliniek inzake het gebruiken van
het terrein als opslagplaats' van afbraak en afval.
8°. Verzoek van M. C. van Straten, om restitutie van z.i.
te veel betaalde kosten van herstrating van gedeelten van
de van Bemmelenstraat en de Bakhuis Bozeboomstraat.
9°. Verzoek van de „Vereeniging tot Stichting en Instand
houding van Scholen met den Bijbel", te Oegstgeest, om
medewerking voor de aanschaffing van leermiddelen ten
behoeve van haar school voor lager onderwijs, genaamd
„Leidsche Eloutschool".
Worden gesteld in handen van Burgemeester en Wet
houders om praeadvies.
10°. Voorstel van den heer Schüller om de Woningbouw-
vereeniging „Bensgezindheid" uit te noodigen plannen in
te dienen voor den bouw van arbeiderswoningen, en hiervoor
de terreinen beschikbaar te stellen.
De wijze van behandeling van het voorstel wordt aange
houden tot na afloop van de gedrukte agenda.
11°. Verzoek van Dr. A. Beets om ontslag als regent van
het Heilige Geest of Arme Wees- en Kinderhuis te Leiden.
Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wet
houders om praeadvies.
12°. Verzoek van de Margarita van Cortona Stichting om
toekenning van een subsidie voor 1938.
Zal worden behandeld bij de gemeentebegrooting voor 1938.
13°. Bapport van de Commissie ad hoe voor de wet
houderspensioenen enz.
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt be
sloten het rapport op te nemen onder de Ingekomen Stukken
en in een van de eerstvolgende raadsvergaderingen aan de
orde te stellen.
14°. Verzoek van het bestuur van de B.K. Parochiale
Jongensscholen onder B.K. Parochiaal Kerkbestuur te
Leiden, om medewerking tot het uitbreiden van het school
gebouw aan het Pieterskerkhof 4.
Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders
om praeadvies.
Tenslotte deelt de Voorzitter mede, dat van Gedeputeerde
Staten is ingekomen hun beschikking d.d. 3 Augustus 1937,
waarbij met ongegrondverklaring van het door den Gemeente
raad tegen het plan ingebrachte bezwaar, is goedgekeurd
het plan tot herziening van het uitbreidingsplan c.a. van
de gemeente Oegstgeest, o. a. betrekking hebbende op
de gronden ter weerszijden van de geprojecteerde door
trekking van den Wassenaarscheweg,
Het bezwaar tegen het plan heeft, zooals werd mede
gedeeld in de raadsvergadering van 18 Mei 1936, betrekking
op de bestemming van de gronden ter weerszijden van de
geprojecteerde doortrekking van den Wassenaarscheweg,
welke bestemming niet aansluit aan de bestemming der
gronden langs het gedeelte Wassenaarscheweg in Leiden en
bovendien voor de exploitatie der betrokken gronden zeer
bezwaarlijk is.
Gedeputeerde Staten zijn van oordeel, dat langs den
Wassenaarscheweg in het belang van het verkeer, zoowel
als om redenen van welstand geen andere, in het bijzonder
niet een meer intensieve bebouwing tot stand dient te
komen, dan in het uitbreidingsplan is aangegeven.
Burgemeester en Wethouders zijn met de Commissie van
Fabricage van meening, dat de beslissing van Gedeputeerde
Staten en de motiveering daarvan voor den Gemeenteraad
geen aanleiding kumien opleveren om haar standpunt in
dezen prijs te geven en meenen derhalve, dat tegen de be
slissing van Gedeputeerde Staten beroep bij H. M. de Koningin
dient te worden ingesteld.
Zij geven mitsdien in overweging te besluiten:
a. tot het instellen van beroep tegen de beschikking van
Gedeputeerde Staten van 3 Augustus 1937, houdende goed
keuring van het plan tot aanvulling en herziening van het
uitbreidingsplan c.a. van de gemeente Oegstgeest;
b. Burgemeester en Wethouders te machtigen:
1°. te zijner tijd zoo noodig nadere memoriën en bewijs
stukken ter zake aan den Baad van State in te zenden
2°. een of meer personen aan te wijzen om bij de open.
Benoeming leerares; e. a.
(Voorzitter e.a.)
bare behandeling van deze zaak voor den Baad van State
namens de gemeente op te treden.
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt tot
dadelijke behandeling van dit voorstel besloten.
De heer Goslinga vraagt of het bebouwingsplan voorden
Bijnzichtweg al goedgekeurd is.
De Voorzitter zegt, dat dit reeds goedgekeurd is. Dit
beroep betreft echter alleen de bebouwing aan den Wasse
naarscheweg.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
Aan de orde is alsnu:
I. Benoeming van een leerares (leeraar) in de wiskunde
enz. aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes. (110)
De Voorzitter verzoekt den heeren Coster, Valentgoed,
mevr. de Cler en den heer van der Tas het stembureau
te vormen.
Wordt benoemd, met ingang van een nader door Burge
meester en Wethouders te bepalen datum, mej. Dra. A. A.
P. Couvée met 18 stemmen; de heer Dr. J. Koksma ver
kreeg 11 stemmen.
De Voorzitter dankt de leden van het stembureau voor
de genomen moeite.
II. Praeadvies op het verzoek van B. Kingma om ontslag
als onderwijzer aan de Centrale School voor het 7e en He
leerjaar. (111)
III. Voorstel tot het verhuren van het perceel Terweepark
No. 8 aan A. Koppenschaar, te Leiden. (112)
IV. Voorstel tot het overnemen in eigendom hij de
gemeente van verschillende voor straat bestemde strooken
grond. (H3)
V. Voorstel
a. tot aankoop van een strook grond nabij de Oude
Vest, kadastraal bekend gemeente Leiden, Sectie II,
No. 3581;
h. tot het wijzigen van de raadsbesluiten van 26 Augustus
1935, 13 Juli 1936 en 7 Juni 1937, inzake het uit
geven in erfpacht van een terrein gelegen tussehen de
van der Werfstraat en de Oude Vest, aan de Vereeniging
tot Bevordering van den Bouw van Werkwanswoningen
te Leiden. (114)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
achtereenvolgens overeenkomstig de voorstellen II tot en
met V besloten.
VI. Voorstel tot het nader vaststellen van de toelage van
den secretaris van de Plaatselijke Schoolcommissie. (115)
De heer Goslinga vraagt, of hij uit dit voorstel moet
opmaken, dat de Wethouder het voornemen, een voorstel
tot opheffing van de Plaatselijke Schoolcommissie in te
dienen, heeft laten varen.
De heer Tepc zegt, dat indertijd in den Baad het verzet
tegen de opheffing van de Plaatselijke Schoolcommissie van
dien aard is geweest, dat het College van een nieuw voorstel
tot opheffing dezer commissie zeer weinig succes verwacht
en daarom meent, voorloopig geen nieuw voorstel daartoe
te moeten doen.
Intusschen zou spreker zijn voorstel wel willen indienen,
wanneer bleek dat 'de Baad omtrent deze aangelegenheid
van opinie is veranderd, want spreker kan het groote nut
van de commissie niet inzien.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
VII. Rekening, dienst 1936, van de Plaatselijke School
commissie. (115)
VIII. Begrooting, dienst 1937, van de Plaatselijke School
commissie. r (115)