53
3°. „I (N.Z.)", in kolom 1, wordt gewijzigd in „I";
4». „1 (Z.Z.)", „II (Z.W.Z.)" „II (N.O.Z.)" en'„II (O.Z.)"
in kolom 1, alsmede de vermeldingen daarachter, in de
kolommen 2 tot en met 8, vervallen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 105. Leiden, 25 Juni 1937.
Met verwijzing naar onze mededeeling in Uwe Vergadering
van 22 Maart j.l. en Uw naar aanleiding daarvan genomen
besluit (Handelingen pag. 145) in zake voortzetting van de
met de ziekenfondsen en de daaraan verbonden medische
en pharmaceutische medewerkers getroffen regeling, be
treffende het verleenen van een reductie op de ziekenfonds
premie aan gesteunden, berichten wij U het volgende.
Het verdere overleg met de ziekenfondsen en de ge
noemde medewerkers heeft tot het resultaat geleid, dat de
medewerkers bewilligen in een bijdrage hunnerzijds in de
kosten van de reductie gelijk aan 6 van hun honorarium
uit de fondspraktijk, ingaande met 1 Juli a.s. Ook de oog
artsen zijn bereid van dat tijdstip af eenzelfde gedeelte van
hun honorarium, voor zooveel betrekking hebbende op de
fondspraktijk, in de kosten van de reductie te betalen.
Gelijk Uwe Vergadering bekend is, waren de bijdragen
der fondsen en medewerkers over 1935/1936 en 1936/1937
aldus geregeld, dat de fondsen 2 van de bruto-premie-
ontvangst en de medewerkers 5 van hun honorarium
bijdroegen. De gemeente nam de rest van de kosten der
reductie voor haar rekening.
Over 1936 betaalden de fondsen, de medewerkers en de
gemeente respectievebjk 9.253,47, ƒ11.971,26 en 29.238,63.
Van dit laatste bedrag kwam ƒ7.547,18 ten laste van den
Dienst voor Maatschappelijk Hulpbetoon.
Met ingang van 1 April j.l. bewilligden de medewerkers,
voorloopig, in afwachting van een definitieve regeling, in
een bijdrage hunnerzijds van 7J van hun honorarium,
terwijl de oogartsen, eveneens voorloopig, bereid waren met
ingang van dien datum een gelijk percentage van hun
fondshonorarium als aandeel in de kosten van de reductie
regeling te betalen.
Bij de dezerzijds gevoerde verdere onderhandelingen met
de fondsen en de medewerkers bleken de laatsten hun
aandeel niet op 7 J van hun honorarium te kunnen hand
haven, doch zij waren, zooals gezegd, bereid, dat percentage
op 6 te stellen. Ook de oogartsen wilden hun bijdrage op
6 van hun fonds-honorarium bepaald zien. Van de
fondsen was, in verband met hunnen financiëelen toestand,
vooralsnog geen grootere bijdrage dan 2 van de bruto-
premieontvangst te verkrijgen.
Wel verklaarden de fondsen zich bereid maatregelen te
nemen, welke tot vermindering van uitgaven zouden leiden
en deze bezuiniging met ingang van 1 Januari a. s. tot
een bedrag gelijk aan IJ van de honoraria der mede
werkers en oogartsen ten goede te doen komen aan de
gemeente. Zij garandeerden die hoogere bijdrage gedurende
een half jaar.
Met de Commissie voor den Geneeskundigen- en Gezond
heidsdienst meenen wij, dat mét dit resultaat genoegen kan
worden genomen, ten gevolge waarvan, bij niet afneming van
de werkloosheid, over 1937 de bijdrage der gemeente in de
kosten van de reductie, voor een deel berekend naar de
bekende gegevens over 1937 en voor het overige naar ge
gevens over 1936, op 27.690.zou zijn te schatten. Van
dit bedrag zou dan 7000.ten laste van den Dienst
voor Maatschappelijk Hulpbetoon komen.
De regeling ware op vorenstaanden voet te bestendigen
tot 31 Maart 1938.
In overeenstemming met het advies van de Commissie
voor den Geneeskundigen- en Gezondheidsdienst geven wij
U mitsdien in overweging de met de fondsen en de daaraan
verbonden medewerkers getroffen regeling in zake het ver
leenen van reductie op de ziekenfondspremie aan gesteunden
tot en met 31 Maart 1938 voort te zetten, met dien ver
stande, dat met ingang van 1 Juli a.s. de medewerkers,
waaronder begrepen de oogartsen, 6 van hun honorarium
uit de fondspraktijk in de kosten zullen bijdragen en de
fondsen met ingang van 1 Januari a.s., boven hun aandeel
van 2 van de bruto-premie-ontvangst, nog een bedrag
gelijk aan IJ van het honorarium van genoemde mede
werkers uit "hun fondspractijk voor hun rekening nemen.
Wij merken hierbij nog op, dat op de begrooting voor
het loopende jaar onder volgn. 587 in verband met de
reductieregeling een bedrag van 25.000.is uitgetrokken.
Wij vertrouwen dat dit bedrag, in verband met een afneming
van de werkloosheid, niet zal behoeven te worden over
schreden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
5