180 MAANDAG 10 MEI 1937. Woning- en gezinstelling en bouw arbeiderswoningen. (Tobé e.a.) b. De woningbouwvereeniging „Eensgezindheid" uit te noodigen plannen in te dienen tot het bouwen van arbeiders woningen en biervoor de terreinen beschikbaar te stellen." Het voorstel van den heer Schüller (zie bl. 171) wordt alsnu bij herstemming verworpen met 18 tegen 16 stemmen. Tegen stemmen: de heeren Beekenkamp, van der Tas, Würtz, Tobé, van der Reijden, van der Kwaak, Goslinga, Lombert, Bergers, Wilmer, Coster, van Rosmalen, Wilbrink, Tepe, Splinter, de Reede, Manders en van der Laan. Vóór stemmen: mevrouw Braggaar, de heeren Yalentgoed, Jongeleen, Dubbeldeman, mevrouw de Cler, de heeren Schüller, van der Voort, Carton, van Stralen, Verweij, Hessing, van Weizen, Groeneveld, van Eek, Snel en Eikerbout. Hierna komt in stemming het 1ste deel van het voorstel- Elkerbout, luidende: „De Raad van oordeel dat in Leiden niet in juiste ver houding tot de behoefte aan bepaalde soorten woningen is gebouwd is voorts van meening dat hierdoor een teveel aan mid denstandswoningen is ontstaan, waarnaast een gebrek bestaat aan goede woningen, waarvan de huren de draagkracht der arbeiders niet te boven gaat; draagt Burgemeester en Wethouders op: a. het bouwplan van de Woningbouwvereeniging „Ons Belang" bij den Raad in te dienen;" Hierover staken de stemmen, aangezien 17 leden zich daarvoor en 17 leden zich daartegen verklaren. Vóór stemmen: mevr. Braggaar, de heeren Valentgoed, Jongeleen, Dubbeldeman, mevr. de Cler, de heeren Schüller, van der Voort, Carton, van Rosmalen, van Stralen, Verweij, Hessing, van Weizen, Groeneveld, van Eek, Snel en Eikerbout. Tegen stemmen: de heeren Beekenkamp, van der Tas, Würtz, Tobé, van der Reijden, van der Kwaak, Goslinga, Lombert, Bergers, Wilmer, Coster, Wilbrink, Tepe, Splinter, de Reede, Manders en van der Laan. In een volgende vergadering zal hierover herstemming plaats hebben. In verband hiermede wordt de verdere behandeling van agendapunt 9 aangehouden tot een volgende vergadering. X. Voorstel tot het verstrekken van een geldelijke bijdrage aan het Werk-Comité uit de Commissie voor een meer-werk- actie en tot het vaststellen van den desbetreffenden be- grootingsstaat. (77) De heer Tobé juicht de verleening van deze bijdrage om dit Comité op gang te helpen natuurlijk toe, maar wordt in dit geval wel genoeg gedaan? Dit Comité zal trachten door de inwoners werk te doen verrichten, maar zou het niet beter zijn te trachten het werk in Leiden te houden? Spreker heeft hierbij voornamelijk op het oog de industrie. Ver scheidene industrieën zijn reeds uit Leiden weggegaan of zijn zeer sterk ingekrompen. Is het nu niet mogelijk iets te doen om deze industrieën in Leiden te houden? Nog onlangs zijn berichten in de pers verschenen omtrent de verplaatsing van een gedeelte van een der industrieën uit Leiden, waardoor 500 man overgeplaatst zouden worden; nu gelooft spreker wel, dat dit aantal wat overdreven is, maar al zijn het er slechts 250, dan beteekent dit voor Leiden, indien deze 250 personen ieder 1.000.per jaar'verdienen, een inkomsten derving van niet minder dan 25Ö.000.Indien dit Comité voor slechts de helft van dit bedrag aan meer werk zou kunnen krijgen, zou geheel Leiden juichen, maar nu spreekt niemand er een woord over. Hebben Burgemeester en Wet houders en de ambtelijke instanties wel alles in het werk gesteld om te trachten, dezen industrieel van zijn plannen af te brengen? Is al het mogelijke gedaan om dit werk in Leiden te houden? Werkverruiming is heel mooi, maar werk behouden is tenminste even mooi. In zijn installatie-rede van dit Comité heeft de Voorzitter ongeveer de reden weerge geven, waarom naar de meening van de industrie verscheidene Leidsche industrieelen hun bedrijven naar elders verplaatsen; de Voorzitter heeft bij die gelegenheid n.l. gezegd, dat er gewerkt zal worden zonder den remmenden administratieven rompslomp, die de gemeentelijke administratie en ieder ge meentelijk bedrijf of gemeentelijk initiatief eigen zijn. Deze woorden zijn spreker uit het hart gegrepen. Hierin ligt de oorzaak, dat veel werk uit Leiden verdwijnt. Woning- en gezinstelling en bouw arbeiderswoningen; e.a. (Wilmer e.a.) De heer Wilmer acht de door den heer Tobé geuite wenschen zeer redelijk; op zich zelf is spreker het met die wenschen volkomen eens, maar het ligt toch niet, althans niet direct, op den weg van dit Comité om aan die wenschen gevolg te geven. Spreker ziet, ook na kennis genomen te hebben van de installatie-rede van den Voorzitter van dit Comité, de werkzaamheden van dat Comité meer direct en meer in hoofdzaak op een ander terrein. De vervulling van de wen schen van den heer Tobé ligt niet zoozeer op den weg van dit Comité als wel op den weg van een Comité, dat zal worden opgericht ter behartiging van de belangen van de industrie, voorzoover dat ook gemeentebelangen zijn, welks instelling het College bij de begrooting heeft toegezegd te zullen over wegen. Spreker herinnert het College aan de toezegging, bij de begrooting gedaan, om de oprichting van dergelijke comité's in overweging te nemen en daartoe voorstellen bij den Raad in te dienen. De Voorzitter zegt, dat het door den heer Tobé hierbij gehaalde geval van verplaatsing van een Leidsche industrie terzake niet dienende is. De door den heer Tobé aangehaalde passage uit sprekers installatierede van dit comité heeft deze echter uit zijn verband geruktspreker heeft daarmede niet te kennen willen geven, dat de remmende administratieve rompslomp de reden was, waarom industrieën zich niet in Leiden zouden willen vestigen of waarom in Leiden gevestigde industrieën verplaatst zouden worden, doch heeft alleen de hoop uitgesproken, dat de werkwijze van dit comité vrij zou zijn van allen administratieven rompslomp, die bij andere zaken eenvoudig niet te vermijden is. Deze woorden hadden echter geen betrekking op de vestiging of de verplaatsing van industrieën. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XI. Vaststelling van het verslag betreffende de verstrekking van schoolkinderkleeding en -voeding gedurende het jaar 1936. (76) XII. Voorstel inzake het verleenen van een subsidie aan de „Vereeniging voor het houden van tentoonstellingen in het algemeen en in het bijzonder van vee, paarden, duivel en bodemproducten", te Leiden ten behoeve van de alhier te houden vee-tentoonstelling 1937 en tot het vaststellen van den desbetreffenden hegrootingsstaat. (79) XIII. Voorstel tot het verstrekken van een geldelijke bij drage aan de Commissie Reclame Stad Leiden en tot liet vaststellen van den desbetreffenden hegrootingsstaat. (80) XIV. Voorstel a. tot het verleenen van medewerking aan het bestuur van de Vereeniging voor Christelijk Onderwijs tot het aanschaffen van leermiddelen ten behoeve van zijne scholen voor gewoon lager onderwijs aan den Hooge Morschweg en de Oosterstraat; b. tot het verleenen van medewerking aan het bestuur van de Gereformeerde Schoolvereeniging tot liet aanschaffen van leermiddelen ten behoeve van zijn school voor ge woon lager onderwijs aan de Stadhouderslaan c. tot het vaststellen van den desbetreffenden hegrootings staat. (81) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming- achtereenvolgens overeenkomstig de voorstellen XI tot en met XIV besloten. XV. Voorstel tot aanleg van een verkeersweg e.a. tusschen de Heerengracht en den Zijlsingel, tot het| in verband met dien aanleg in eigendom bij de gemeente overnemen van eenige strooken grond en tot het vaststellen van de desbe treffende begrootingsrcgeling. (82) De heer Goslinga meent, dat destijds door den Wethouder is gezegd, dat het administratiegebouw van de Leidsche Katoenmaatschappij vermoedelijk behouden zou kunnen worden. Uit dit voorstel bhjkt echter, dat ook dit gebouw zal worden geamoveerd. Spreker geeft intusschen toe, dat de Directeur van Gemeentewerken aannemelijk heeft gemaakt, dat het in het belang is van de geheele situatie ter plaatse, dat ook dit gebouw gesloopt wordt. Dat Burgemeester en Wethouders zich niet uitsluitend laten leiden door financieele overwegingen, doch ook door overwegingen van aesthetischen aard, juicht spreker toe. Spreker heeft indertijd aangedrongen op doortrekking van de Langestraat tot de Korte Langestraat, dwars door het ontworpen bouwblok, dat ongeveer 100 M. breed en 50 M.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1937 | | pagina 4