MAANDAG 19 APEIL 1937. 155 Toelage aan 4 ambtenaren der Lichtfabrieken. (Goslinga.) de gevallen, waarin hoogere ambtenaren overlijden of den dienst met pensioen verlaten, niemand mag worden bevor derd, omdat er nog personen zijn, die naar bet oordeel van de sociaal-democraten een te laag salaris ontvangen. Op die wijze kan men een gemeente niet besturen, ook niet wanneer sociaal-democratische Wethouders de leiding hebben. Het heeft spreker niet alleen in deze raadszitting, maar ook op andere oogenblikken getroffen, dat het meerendeel van de Raadsleden geen besef heeft van de groote belangrijk heid en de omvang der Stedelijke Lichtfabrieken. Het belang en de omvang van deze fabrieken gaan ver buiten de gemeen telijke grenzen en boven het formaat van de diensten en be drijven, die de Raad gewoon is te bezien. De Stedelijke Licht fabrieken van Leiden vormen eigenlijk een provinciaal be drijf, dat grooter is dan dat van Groningen en van Friesland en niet met den Markt- en Havendienst vergeleken kan worden. Men heeft aan het bedrijf noodig: een top, de directie, een kern van middelbare ambtenaren, die het hoofdwerk doen, een groep subalterne ambtenaren en werklieden. Men kan een bedrijf, dat meer dan 1 millioen gulden in de gemeentekas brengt, niet drijven zonder dat men aan den top zeer bekwame menschen heeft, die men goed betalen moet. De inkooper der Stedelijke Lichtfabrieken, die jaarlijks voor de waarde van tonnen inkoopt, verdient ƒ4.032.per jaar, terwijl b.v. de N.V. De Bijenkorf aan haar inkooper van de afdeeling „Schoenen" een salaris van ƒ12.000.betaalt. Het werk van deze vier ambtenaren is wel van een andere soort dan dat van een referendaris ter secretarie, maar het is niet minder belangrijk. In 1935 hebben de Commissarissen op instigatie van de Directie voorgesteld, 12 personen te bevorderen. In het vorige College rezen tegen dit voorstel bezwaren. Het tegen woordige College heeft zich daaromtrent laten voorlichten, waarna van de 12 personen 8 zijn bevorderd, terwijl 4 voor het hekje zijn blijven staan, omdat het College van oordeel was, dat hun capaciteiten en werkzaamheden niet correspon deerden met de eischen, welke men voor het vervullen van een hoogeren rang moet stellen. Het College gevoelde wel, dat het onrecht beging met het voorstel geheel te verwerpen en heeft daarom voorgesteld, dezen vier ambtenaren een jaarlijksche toelage te verstrekken. De Commissarissen hebben te kennen gegeven, dat zij liever hun oorspronkelijke voorstel zagen aangenomen, subsidiair een nieuwen rang zagen ingesteld en nog meer subsidiair een toelage zagen toegekend. Wanneer na het overlijden van de heeren Schoo en Blauw een referendaris en een ingenieur in hun plaats waren aange steld, zou geen haan er naar gekraaid hebben. Het is mogelijk, dat laatstbedoelden thans op wachtgeld waren ge plaatst, gelijk de heer van der Voort nu opmerkt, maar het is ook mogelijk, dat het niet was geschied; het zou van hun capaciteiten afhangen. Toen is getracht met het aanwezig personeel het werk voort te zetten. Natuurlijk hebben de anbtenaren, die dit werk kregen, mindersoortig werk aan ondergeschikte ambtenaren moeten overdragen, maar zelf zijn zij belast met het meer superieure werk van de heeren Blauw en Schoo. Er is nu eenmaal aan de Lichtfabrieken een zekere gradatie in het werk en in de leiding naar onderen toemen heeft nu eenmaal voor het voorname werk bekwame menschen noodig en het is een groote fout van de gemeente besturen, dat zij hun goede krachten niet kunnen waardeeren. Men kan toch den hoofdboekhouder van de Lichtfabrieken niet vergelijken met meteropnemers of cokesopscheppers! Ambtenaren als de chef van de gasdistributie zijn niet ge makkelijk te vinden en daarom moet men hen behoorlijk betalen. Hoeveel moeite heeft men zelfs niet om goede onder geschikte ambtenaren te vinden? Daarom betreurt spreker het zeer, dat het College zich niet tot die hoogte heeft kunnen opwerken om het advies van de Promotie-commissie naast zich neer te leggen en eenvoudig het advies van de meest deskundige instanties op te volgen. Nu het College dit niet heeft gedaan, zal spreker zijn stem aan dit voorstel niet ont houden, maar is hij het eens met het adres van den Neder- landschen Bond van Technici, volgens wien deze verordening een leemte bevat. De Raad kan wel een motie aannemen, dat deze ambtenaren bevorderd moeten worden, maar het College zou deze motie, zoo ze aangenomen werd, toch naast zich neerleggen. Daarom is het eenige wat men nog kan doen, toekenning van deze toelagen; daarmede zou men het goede werk verrichten, dat men dezen bekwamen en toegewijden hoofdambtenaren toch eenige voldoening verschaft ten aan zien van de gewekte verwachtingen, al zullen zij indien de Raad dit niet doet met evenveel plichtsbetrachting hun taak blijven vervullen. Laat men deze ambtenaren in waarde houden! Dat zijn de personen, die men niet kan missen. Men kan beter een meteropnemer of een cokesopschepper missen Toelage aan 4 ambtenaren der Lichtfabrieken. (Goslinga c.a.) dan deze ambtenaren. Nu weet spreker wel, dat hij in de Com missie voor de Lichtfabrieken veel gedaan had kunnen krijgen door ook nog andere, lagere ambtenaren te bevorderen, zooals ook de heer Coster zeidedaarom betreurt spreker dezen gang van zaken zeer; spreker is teleurgesteld, maar het eenige wat hij nog kan doen is stemmen vóór het voorstel van het College en betere tijden en betere inzichten bij het College afwachten. De heer Manders sluit zich aan bij den heer Wilbrink, die dit voorstel namens Commissarissen van de Lichtfabrieken heeft verdedigd. Begin 1936 hebben dezen een voorstel aan hangig gemaakt om deze 4 ambtenaren in rang te bevorderen. Ongetwijfeld waren Commissarissen van meening, dat aan die ambtenaren een hoogere rang toekwam; die wetenschap hebben Commissarissen ontleend aan een voorstel van den directeur, die zeer zeker terzake kundig is en die zeer zeker kan beoordeelen of aan deze ambtenaren een hoogere rang toekomt. Dit voorstel, dat lang in de pen is geweest en na de in diening waarvan 5 jaar zijn verstreken, kon in de oogen van het College geen genade vinden. Spreker heeft met eenige bevreemding bemerkt, dat de promotiecommissie meende, dat geen hoogere rang kon worden toegekend, vooral niet aan de twee technici, die anders zouden worden ingedeeld in een rang, waarin zij krachtens hun opleiding niet thuis hoorden. Het College heeft dit beginsel overgenomen. Spreker vindt dit bijzonder klein gedacht en meende, dat men den tijd, waarin alles precies in kastjes werd ingedeeld, reeds lang achter zich had. Spreker heeft het altijd als een hooge eer beschouwd, lid te zijn van den Leidschen Raad, die in dit opzicht op een hooger plan stond en het vooroordeel had af gelegd, dat men den rang van ingenieur 2e klasse niet kon toekennen aan iemand, die niet tot ingenieur was opgeleid. Leiden heeft dit met meerdere grootere gemeenten gemeen. Ook de gemeenteraad van Amsterdam had dit gedaan. Het is zeer jammer, dat men nu op dit standpunt wenscht terug te komen. Er is geen sprake van, dat voor deze vier ambtenaren een hoogere belooning zou zijn voorgesteld, indien zij slechts een gedeelte van him gewonen dienst hadden verricht en de rest op anderen hadden afgewenteld. De directie heeft om het meerdere en gewichtiger werk de billijkheid van de verhooging ingezien en daarom het voorstel gedaan. Spreker betwijfelt het, of de opmerking van den heer de Reede, dat de verhoudingen aan de Stedelijke Lichtfabrieken zich tegen het voorstel verzetten, wel juist is en meent zelfs, dat de verhoudingen zóó zijn, dat aan deze vier ambtenaren een hoogere rang toekomt. Men heeft ook ter secretarie tus- schen den rang van administrateur en dien van hoofdambte naar den rang van referendaris. Spreker kan niet goed inzien, waarom de Directeur van den Markt- en Havendienst en de Directeur van de Gemeente lijke Hulpbank na aanneming van dit voorstel een toelage zouden vragen. Zij kunnen dit te allen tijde doen, ook de genoemde meteropnemers kunnen het doen. Verband daar- tusschen bestaat er echter nietgebeurt het toch, dan kan elke aanvrage op zich zelf beoordeeld worden. In dit geval hebben de vier ambtenaren niet zelf gevraagd, bevorderd te worden. De directie heeft daartoe het voorstel gedaan. Deze ambtenaren hebben blijken van bekwaamheid gegeven; zij hebben hun best gedaan en zullen dit blijven doen, ook wanneer zij geen toelage ontvangen. De toelage mag in dezen feitelijk geen rol spelen. De heer Splinter merkt op, dat men er daarom ook niet zoo lang over spreken moet. De heer Manders zou liever willen, dat dezen vier ambtenaren als blijk van waardeering voor hun werk in plaats van een toelage een hoogere rang, en daar de voorgestelde geringe ver hooging geen rol daarbij mag spelen, desnoods zonder ver meerdering van salaris, werd toegekend. Spreker gevoelt er dan ook veel voor om, zooals ook in het adres van den Neder- landschen Bond van Technici gevraagd wordt, een voorstel te doen om deze ambtenaren, in plaats van hun een toelage te geven, te bevorderen tot den rang, als vroeger door Commis sarissen van de Lichtfabrieken voorgesteld. Spreker weet wel, dat het van het College heel wat moed en durf vereischt op een eenmaal ingenomen standpunt terug te komen, maar hij wenscht het College toch dien moed en dien durf toe. De heer van Weizen zegt, dat de heer Wilbrink een min of meer geharnast betoog heeft geleverd, waaruit de redelijkheid en de billijkheid van dit voorstel moesten blijken, doch waarin wel enkele zwakke plekken waren te ontdekken. Zoo heeft

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1937 | | pagina 9