MAANDAG 19 APEIL 1937. 175 Verstrekking duurtetoêslag aan werkloozen. (Wilbrink e.a.) is, nu men van die zijde spreekt over het „gemodder met de levensmiddelenvoorziening", terwijl de maatregelen van de Eegeering voor de werkloozen van veel grootere practische beteekenis zijn dan het gesol met de gemeentelijke distributie van goedkoope groenten was. De logica schijnt bij de S.D.A.P. zoozeer verdwenen te zijn, dat men in de redevoering van den heer Snel er niets van heeft kunnen bemerken. De heer van Stralen zegt, dat de minderheid van het College niet minder dan de meerderheid prijs stelt op het ontvangen van de gegevens, welke door de Kamer van Koophandel zullen worden verstrekt. Intusschen staat wel vast, dat een prijsstijging in beteekenende mate heeft plaats gehad, al kan men niet precies het percentage daarvan opgeven, en dat de stijging op het oogenblik nog voortduurt, waarom er voldoende aanleiding is om een duurtetoeslag op de steun- uitkeering te vragen. De Minister van Sociale Zaken heeft in de Eerste Kamer een zeer overdreven voorstelling van zaken gegeven, toen hij zei, dat door middel van de verschillende verstrekkingen een werkloozengezin eigenlijk nog 2,88 per week meer ontving. Hiervan zou alleen sprake kunnen zijn, wanneer alle werk loozen ook gebruik maakten van alle bons voor levensmidde len. De werkloozen hebben echter geen geld om deze levens middelen, die zij toch immers moeten betalen, te koopen en daarom heeft de mededeeling van den Minister voor spreker niet de minste waarde. De minderheid van het College verschilt met de meerder heid ook van meening omtrent de doelmatigheid van het adresseeren. De Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten is een belangrijke vereeniging. De gemeente kan ook in ver schillende omstandigheden van haar adviezen gebruik maken, maar dan ook alleen wanneer het betreft zaken, die na studie door die vereeniging afgewikkeld kunnen worden. Het ont breekt de vereeniging echter aan gelegenheid om van de onderhavige zaak studie te maken en het komt er nu op aan den weg te vinden, waarlangs men het snelst zijn doel kan bereiken. In dit geval is die weg, waar de Tweede Kamer op het oogenblik niet kan bijeenkomen, deze, dat de gemeente zich direct wendt tot den Minister en niet tot de Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten, ook omdat men dan niet de zekerheid heeft, wanneer de Eaad van oordeel is dat een verzoek tot den Minister gericht moet worden, dat dit den Minister zal bereiken; later zal dan moeten blijken, of deze Vereeniging ook van meening is, dat deze poging bij de Eegee ring moet worden aangewend. In elk geval heeft deze Ver eeniging tijd voor voorbereiding en studie noodig; dat duurt te lang, waar in den nood direct voorzien moet worden. Het is de beste weg direct aan den Minister te adresseeren. De heer Snel protesteert tegen de uitlating van den heer Wilmer, dat spreker hier een generale repetitie van een ver- kiezingsspeech zou hebben gehouden; spreker wijst dat af, omdat hij ook in andere jaren, waarin geen verkiezingen ge houden zijn, hier dezelfde belangen verdedigd heeft. Met evenveel recht zou spreker kunnen zeggen, dat de rechtsche fracties dit voorstel hebben ingediend met het oog op de komende verkiezingen. Volgens den heer Wilmer is het adres- Verstrekking duurtetoeslag aan werkloozen. (Snel e.a.) seeren door Gemeenteraden aan de Eegeering in strijd met de parlementaire democratie. Maar hoe denken andere ge meentebesturen dan over de parlementaire democratie? Zeer vele gemeentebesturen hebben reeds over deze zaak adressen tot de Eegeering gericht. Volgens den heer Wilmer heeft dit niets gebaat; dat is mogelijk, omdat er nog een aantal gemeentebesturen zijn, die dit niet hebben willen doen. Voor spreker staat echter vast, dat als elke Gemeenteraad een derge lijk verzoek tot de Eegeering richt, deze daarvoor niet onge voelig zal blijven. Het voorstel van de heeren Wilmer, Wilbrink en Beeken kamp (zie bl. 171) wordt aangenomen met 19 tegen 11 stemmen. Vóór stemmen: de heeren Snel, van der Eeijden, Dubbel- deman, Würtz, van der Laan, Tobé, Valentgoed, Eikerbout, Wilmer, Beekenkamp, Lombert, Bergers, van Eosmalen, van der Kwaak, Wilbrink, de Eeede, van der Tas, Keij en van Eek. Tegen stemmen: de heeren Jongeleen, van der Voort, mevrouw Braggaar, mevrouw de Cler, de heeren Schüller, Carton, van Stralen, Verweij, van Weizen, Groeneveld en Hessing. (Ook de heer Goslinga had inmiddels de vergadering verlaten). Het voorstel van den heer Snel, zie bl. 173, wordt ten slotte aangenomen met 16 tegen 14 stemmen. Vóór stemmen: de heeren Snel, Dubbeldeman, Jongeleen, van der Voort, mevrouw Braggaar, de heer Valentgoed, mevrouw de Cler, de heeren Schüller, Carton, van Stralen, Verweij, van Weizen, Groeneveld, Hessing, Keij en van Eek. Tegen stemmen: de heeren van der Eeijden, Würtz, van der Laan, Tobé, Eikerbout, Wilmer, Beekenkamp, Lombert, Bergers, van Eosmalen, van der Kwaak, Wilbrink, de Eeede en van der Tas. De Voorzitter vraagt of thans een der leden nog iets in het belang van de gemeente in het midden heeft te brengen. De heer Lombert zag gaarne door den Wethouder van Fabricage een onderzoek ingesteld naar de wijze, waarop de opzichter van de afdeeling „Plantsoenen" heeft gemeend te moeten handelen bij de tewerkstelling van 14 losse werk krachten bij deze afdeeling. Spreker stelt op dit onderzoek te meer prijs, nu bij hem de indruk is gevestigd, dat deze tewerkstelling heeft plaats gehad met algeheele uitschakeling van een bepaalde groep werkloozen. De Voorzitter zal de opmerking van den heer Lombert onder de aandacht van den Wethouder van Fabricage brengen. Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter de vergadering. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. J. GEOEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1937 | | pagina 29