174
MAANDAG 19 APRIL 1937.
Verstrekking duurtetoeslag aan werkloozen.
(Wilmer e.a.)
feit, dat spreker met de lieeren Wilbrink en Beekenkamp
dit voorstel heeft ingediend, kan het den heer Snel duidelijk
zijn, dat ook zij meenen, dat, gezien de duurte van ver
schillende eerste en noodzakelijke levensmiddelen, de onder
steuning van de werkloozen verhoogd dient te worden.
Het is spreker dan ook ten eenen male onverklaarbaar,
waarom de heer Snel dit uitvoerige betoog heeft gehouden.
Het maakt op spreker den indruk van een generale repetitie
van een verkiezingsspeech, die de heer Snel misschien dezer
dagen moet houden.
De heer Snel protesteert tegen deze opmerking.
De heer Wilmer zegt, dat het door de heeren Wilbrink,
Beekenkamp en spreker ingediende voorstel is gedaan naar
aanleiding van een bij den Baad ingekomen adres. De voor
stellers staan op het altijd door hen ingenomen standpunt,
dat de Baad er voor moet waken, niet te worden een Tweede
Kamer, waarin de algemeene landspolitiek wordt besproken.
Zij, die een ander standpunt innemen, doen schade aan de
parlementaire democratie; in het algemeen een uitzonde
ring is denkbaar ligt het niet op den weg van den Baad
te adresseeren aan de Begeering over zaken, de algemeene
landspolitiek betreffendedaarvoor heeft het volk zijn volks
vertegenwoordiging, op wie invloed kan worden uitgeoefend
door zijn politieke en sociale organisaties. Onder bepaalde
omstandigheden kan het echter gewenscht zijn, dat ook de
Baad gebruik maakt van een ander middel, om zich tot de
Begeering te wenden, nl. door middel van de Vereeniging
van Nederlandsche Gemeenten. Deze Vereeniging heeft onder
meer tot taak aan de Begeering bekend te maken de wenschen
van gemeentebesturen, terwijl dezen op hun beurt weer
h.et klankbord zijn van wat er onder de bevolking leeft.
Een van die omstandigheden nu is gelegen in het feit, dat
men op het oogenblik kort vóór de verkiezingen staat; kort
vóór en kort na de verkiezingen is de volksvertegenwoordiging
niet op volle kracht, kan zij haar volle activiteit niet ont
plooien. Onder die omstandigheden is bet gewenscht zich tot
de Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten te wenden,
opdat deze haar krachtdadigen invloed bij de Begeering aan
wendt om de wenschen der gemeentebesturen tot vervulling te
brengen. Om deze theoretische, doch ook zeer belangrijke
reden, is het beter zich tot de Vereeniging van Nederlandsche
Gemeenten te wenden dan direct tot de Begeering. Bovendien
is het niet voor twijfel vatbaar of van een verzoek van de
Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten zal tenminste
evenveel kracht uitgaan bij de Begeering als van een verzoek
van eenige afzonderlijke gemeentebesturen. De Vereeniging
van Nederlandsche Gemeenten bestaat om de wenschen der
gemeentebesturen te verdedigen bij deze Begeering, en,
mocht het daarbij niet baten, dan onmiddellijk bij een
nieuwe Begeering. Ook uitsluitend practisch beschouwd, zal
het niet meer effect sorteeren, wanneer het gemeentebestuur
zich rechtstreeks tot de Begeering wendt dan wanneer het
dit doet door middel van een krachtige organisatie als de
Vereeniging van Nederlandsche gemeenten.
Spreker zal niet, gelijk de heer Snel deed, de wenschelijk-
heid van een duurte-toeslag betoogen, want het staat wel
voor den geheelen Baad vast, dat waarschijnlijk voor alle
werkloozen door de stijging van de prijzen der eerste en nood
zakelijke levensmiddelen de steunuitkeering ontoereikend is.
Er bestaat voor spreker niet de minste twijfel, of het
bestuur der Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten zal
het verzoek inwilligen, al wordt het alleen door het gemeente
bestuur van Leiden gedaan, maar stellig, indien andere
gemeentebesturen het voorbeeld van het College volgen.
Spreker beveelt het voorstel dan ook bij den Baad aan.
Theoretisch beschouwd, is dit alleen de juiste weg; practisch
beschouwd, kan niemand in ernst beweren, dat door het
bewandelen van dezen weg de kans op succes kleiner is dan
wanneer men zich direct tot de Eegeering wendt.
De heer Beekenkamp herinnert den Baad er aan, dat de
heer A. Pleysier, secretaris van de V.A.B.A. op 18 April 1937
voor de radio een rede heeft gehouden over het onderwerp
„Het publiek is voor 50 dom en voor de andere 50 zeer
dom." Om te voorkomen, dat in verband met zekere gebeur
tenissen in Mei van zekere zijde op deze domheid gespeculeerd
zal worden en gezegd, dat van den kant der rechterzijde niets
voor de werkloozen is gedaan, heeft spreker het gewenscht ge
acht, mede op de gronden, welke de heer Wilmer heeft aan
gevoerd, dat dit voorstel werd ingediend.
Spreker blijft op het standpunt staan, dat het op den weg
van het Parlement ligt, de zaak, waarom het in dezen gaat,
onder de aandacht van de Begeering te brengen. Het moet
intusschen verwondering wekken, dat de sociaal-democratische
Verstrekking duurtetoeslag aan werkloozen.
(Beekenkamp e.a.)
afgevaardigden bij de behandeling van de begrooting van het
Departement van Sociale Zaken in de Eerste Kamer met een
zeer korte opmerking omtrent deze zaak hebben volstaan. Het
verslag van het door socialistische senatoren gesprokene bij
de behandeling van deze begrooting neemt in de Handelingen
ongeveer 14 kolom in en daarvan bevat één alinea van slechts
zes regels datgene, wat de sociaal-democratische afgevaardigde,
de heer Danz, in een uiterst makke taal over deze uiterst be
langrijke zaak heeft gezegd. Zulks geeft te denken
De heer Snel is wel uitvoerig ingegaan op alle mogelijke
verslechteringen, die het Kabinet-Colijn heeft aangebracht,
maar schijnt vergeten te zijn, dat men wel degelijk lichtpunten
kan aanwijzen. Spreker herinnert niet zoozeer den heer Snel
als wel het „domme en zeer domme kiezersvolk," er aan, dat
de Begeering in het laatste kwartaal van 1936 en het eerste
kwartaal van 1937 een extra B-steun van 1 millioen gulden
heeft verleend en in verband met de depreciatie van de munt
de verminderingen van den steun, welke het gevolg zouden
zijn van de Juni-circulaire, niet heeft aangebracht. Bovendien
heeft de Begeering de distributie van goedkoope levensmiddelen
aanzienlijk uitgebreid, waardoor een gezin van 5 personen
een voordeel van 2.88®.per week kan genieten, zoodat men
deze distributie niet mag qualificeeren als „gemodder", ge
lijk de heer Snel deed.
Men heeft dus niet het recht in den Baad een politieke
redevoering te houden van het gehalte als dat van het betoog,
dat de heer Snel heeft gehouden. De Minister heeft op een
soortgelijk verzoek van den Gemeenteraad van Botterdam
positief afwijzend beslist. De voorstellers hebben evenwel dit
voorstel ingediend om te voorkomen de bewering, dat de
rechterzijde ten eenen male ongevoelig zou zijn voor den nood
van de werkloozen; dat de Begeering terzake niets gedaan
heeft en om positief onjuiste verkiezingsargumenten te ont
zenuwen, gelijk door den heer Albarda nog onlangs te Botter
dam gebruikt werden.
De heer W ilbrink heeft dit voorstel mede onderteekend
om eenigszins grooteren invloed op de Begeering uit te oefenen
dan een adres van den Leidschen Baad alleen aan de Begeering
zou hebben, al is deze weg in het algemeen misschien ook niet
gebruikelijkspreker sluit zich ten dezen bij den heer Wilmer
aan.
Spreker kan zich niet indenken dat, waar op een dergelijk
verzoek van den Gemeenteraad van Botterdam afwijzend
is beschikt, een verzoek alleen van den Leidschen Baad een
beter gehoor zou vinden bij de Eegeering, waar de Gemeente
raad van Botterdam toch een belangrijk grooter deel van de
Nederlandsche bevolking vertegenwoordigt dan de Leidsche
Baad. Spreker kan gereedelijk begrijpen waarom de Christe
lijke Bestuurdersbond het adres van den Leidschen Bestuur-
dersbond en van den Roomsch-Katholieken Volksbond niet
mede onderteekend heeftin dit adres werd den Baad verzocht
zich tot de Nederlandsche Begeering te wenden; een dergelijk
adres van den Gemeenteraad van Botterdam heeft geen succes
gehad; in het algemeen hebben door afzonderlijke gemeente
besturen ingediende adressen bijna nooit eenig resultaat opge
leverd; indien nu de Christelijke Bestuurdersbond dit adres
mede had onderteekend, zou hij onwillekeurig bij zijn leden ver
wachtingen hebben opgewekt, die naar zijn meening toch
niet in vervulling zouden gaan. De Minister, die over enkele
maanden zal aftreden, heeft reeds verklaard, niet te zullen
overgaan tot verhooging van de steunuitkeeringen. Dit was
het motief van den Christelijken Bestuurdersbond om zich
niet bij dit adres aan te sluitenniet omdat hij ook maar iets
minder bewogen zou zijn met het lot van zijn werklooze leden,
dan de Leidsche Bestuurdersbond, maar uitsluitend omdat hij
meende door mede-onderteekening van dit adres bij ver
schillende leden verwachtingen te zullen wekken, die toch
niet zouden worden vervuld. Nu heeft spreker het voorstel-
Wilmer mede onderteekend, niet omdat hij het niet eens is
met het standpunt van den Christelijken Bestuurdersbond,
maar omdat er, wanneer de Vereeniging van Nederlandsche
Gemeenten zich in haar geheel achter dit adres plaatst, er
nog een kleine mogelijkheid bestaat, dat aan de in dit adres
uitgesproken wenschen gevolg zal worden gegeven. Spreker
is het er volkomen mede eens, dat een afzonderlijk adres van
den Baad der gemeente Leiden niet het minste succes zou
hebben. Daaruit is te verklaren en ook te waardeeren, dat de
Christelijke Bestuurdersbond zich niet achter een dergelijke
poging heeft willen plaatsen.
In het heftige debat, dat in den Baad heeft plaats gehad
over de gemeentelijke distributie van goedkoope groenten,
hebben de sociaal-democraten op de groote belangrijkheid
van deze zaak gewezen, waarbij zij het deden voorkomen,
alsof het wel en wee van Leiden daarvan afhing. Spreker
vraagt zich af, hoe het met de logica bij de S.D.A.P. gesteld