MAANDAG 19 APKIL 1937.
169
Woninq- en qezinstellinq en bouw arbeiderswoningen.
(Wilbrink e.a.)
uit den booze acht, omdat de Ver huurder sbond eigenlijk
bang zou zijn voor het toebrengen van schade aan persoonlijke
belangen. Het gaat in dezen niet om persoonlijke belangen
en het is buitengewoon ver gezocht, indien men uit het feit,
dat de Verhuurder sbond aan het gemeentebestuur adresseert,
waartoe hij evenveel recht heeft als de Leidsche Bestuurders-
bond of welke woningbouwvereeniging ook, concludeert, dat
dit geschiedt uit vrees voor het toebrengen van schade aan
persoonlijke belangen.
Spreker acht op dezelfde gronden als de Verhuurdersbond
de woningtelling niet noodzakelijk. Indien er een redelijk
overschot van woningen is, kan men afwachten, of er een
grootere vraag naar woningen komt. Het argument, dat
men alleen de behoefte aan woningen kan berekenen, wanneer
men weet in hoeveel gevallen samenwoning van gezinnen
plaats heeft, is niet juist, want in een groot aantal gevallen
wil men graag samenwonen. Aan den Lammerschansweg
werd een huis verkocht voor 8.000.aan iemand, die
uiteraard niet onbemiddeld is, maar onmiddellijk besloot tot
samenwoning. Naast spreker woont een amanuensis van een
gemeentelijke H.B.S., die vroeger een vrije woning had, maar
nu met anderen samenwoont, terwijl men toch niet kan
beweren, dat een amanuensis van een gemeentelijke H.B.S.
niet in staat zou zijn een leegstaande vrije woning te huren.
De heer Schüller heeft betoogd, dat de bouw van woningen
de gemeente niets kost, doch in een der vorige vergaderingen
heeft de Baad besloten 10.000.beschikbaar te stellen
voor de verlaging van woninghuren. De huurders betalen
wel de verlaagde huur, maar betalen niet dit bedrag, dat
ten laste van alle gemeentenaren komt. Spreker kan zich
voorstellen, dat deze maatregel aan de aandacht van andere
Baadsleden is ontgaan, maar wanneer de heer Schüller, die
de zaak in de Commissie van Fabricage heeft behandeld, en
de heer van Stralen, die de besprekingen daarover in het
College heeft gevolgd, enkele maanden later zeggen, dat de
gemeente er geen cent op toelegt, spreken zij een pertinente
onjuistheid uit; dan verzwijgen zij dat moedwillig, om maar
aan te toonen dat er in het geheel geen bezwaren zijn tegen
een verdere verruiming van de woningmarktdaaruit
blijkt echter duidelijk dat een verdere verruiming van de
woningmarkt nog grootere geldelijke offers van de ge
meente zal vragen. Wil de gemeente verplichtingen op
zich nemen en een garantie aanvaarden voor den bouw van
arbeiderswoningen, dan moet inderdaad blijken dat er be
hoefte aan isdan is het niet voldoende, dat de een of andere
vereeniging nog gaarne enkele woningen zou willen bouwen.
Het is zeer goed mogelijk, dat van een bepaalde vereeniging
geen woning onbezet is, maar dat van andere vereenigingen
woningen leegstaan. Moet de gemeente dan om die reden
den bouw van nog meer woningen voor de eerstgenoemde
vereeniging toestaan? Dat zou toch den plicht en de taak
van de gemeente in dit opzicht ver overschrijden; terecht
zou dan de burgerij den Baad ter verantwoording roepen en
zeggen: durft gij nog te spreken van het dragen van eigen
verantwoordelijkheid voor het besturen van de gemeente?
Nu is als argument aangevoerd, dat er nog verschillende
woningen zijn met een onbeschoten kap. Spreker is ver
zekerd, dat de helft van de woningen in de oude stad nog
een onbeschoten kap heeft, maar is dat nu een argument
om een woning onbewoonbaar te verklaren? Waar moet
men dan heen? Dan kan men de geheele oude stad wel
onbewoonbaar verklaren.
De Voorzitter zegt, dat die woningen ook niet medegeteld
zijn.
De heer Wilbrink zegt, dat een aantal minder voor bewoning
geschikt geachte woningen niet bij de reserve geteld zijneen
deel daarvan is niet in aanmerking genomen bij deze telling,
die het overschot aan woningen beoogt aan te geven.
Volgens den heer van Stralen moet men voorbereid zijn
wanneer er, tengevolge van een opleving in het maatschappe
lijk economisch leven, meer menschen aan het werk gaan
en moet men zorgen voor een ruimere hoeveelheid arbeiders
woningen, opdat deze menschen gelegenheid krijgen, een
eigen woning te betrekken. Op het oogenblik bestaat die
gelegenheid reeds, maar bovendien zullen bij een meer al-
gemeene opleving degenen, die nu in arbeiderswoningen zijn
gehuisvest, weer overgaan naar kleine middenstandswoningen
men krijgt dan weer een verschuiving naar de grootere
woningen. Een economische opleving behoeft dus nog niet
noodzakelijk tot gevolg te hebben een grooter tekort aan
arbeiderswoningen
Het zou kapitaalverspilling op groote schaal zijn, wanneer
de gemeente woningen bouwde, waaraan geen behoefte
bestond. Men kan voorstellen een woningtelling te houden,
Woning- en gezinstelling en bouw arbeiderswoningen.
(Wilbrink e.a.)
ten einde op grond van de resultaten daarvan de behoefte
aan woningen vast te stellen, maar men heeft bij de telling
rekening te houden met het subjectieve oordeel van degenen,
die met de telling en het onderzoek worden belast. Ver
schillende personen zullen daarbij tot verschillende resultaten
komen, tenzij men beschikt over zeer deskundig personeel,
dat gewoon is gegevens objectief te verwerken, maar daarvan
is geen sprake, als men 5 of 6 willekeurige bouwkundigen
van de Arbeidsbeurs betrekt.
Uit de mededeelingen, die de heer Schüller omtrent de
woningtelling in de gemeente Hilversum deed, leidt spreker
af, dat men daar heel weinig personeel te werk heeft gesteld.
Spreker vraagt zich af, of het werk in die gemeente wel
zoo serieus is verricht als de heeren van Stralen en Schüller
het in Leiden wenschen.
Spreker vreest, dat indien te Leiden het werk op dezelfde
wijze werd uitgevoerd en het College op grond van de resul
taten van de woning- en gezinstelling tot de conclusie kwam,
dat er geen behoefte is aan woningbouw, van den kant van
den heer Schüller en de zijnen zou worden betoogd, dat het
werk niet grondig was verricht.
Met de cijfers van het overschot van woningen voor zich
kan spreker niet inzien, dat er op het oogenblik behoefte
is aan woningbouw door de gemeente. Indien men 100
woningen bouwt en deze worden door de huurders betrokken,
terwijl geen ontvolking van de gemeentelijke woningen
plaats heeft, moeten de woningen van particulieren ontvolkt
zijn en als deze woningen nog wel goed bewoonbaar zijn,
maar niet meer verhuurd worden, omdat er geen vraag meer
naar is, kan men even goed spreken van kapitaalvernietiging
als wanneer woningen van de gemeente blijven leegstaan.
Men heeft zich af te vragen, niet of er vraag is naar woningen
van de gemeente of van de woningbouwvereenigingen, maar
wel of er behoefte is aan nieuwe woningen. Op grond van
de cijfers, welke door den dienst van Gemeentewerken zijn
verstrekt, mag de Baad concludeeren, dat woningbouw van
gemeentewege op het oogenblik niet noodzakelijk is, al zullen
misschien de deskundigen, die de heer Schüller heeft geciteerd,
er anders over denken.
Het samenwonen kan men nooit voorkomen door een
ruime woningmarkt, want de heeren Schüller en van Stralen
weten even goed als spreker dat zij, die voorheen altijd ge
woond hebben in arbeiderswoningen, ook van woningbouw
vereenigingen, doch die verhuisd zijn naar betere buurten,
het samenwonen prefereeren, omdat hun ideaal is een teak
houten deur, een erkertje en wat meer comfort. Dat is het
ideaal van arbeiders en dat ontloopt men niet, al plaatst
men meer woningen.
Het voorstel-Elkerbout is allerminst aanvaardbaar; dit vul
grondaankoop doen plaats hebben, terwijl de gemeente zelf
over ruim voldoende bouwgrond beschikt. Daaraan heeft de
gemeente allerminst behoefte. Bovendien wil de heer Eiker
bout onderhandelen met iemand, die een exorbitant hoogen
prijs vraagt voor zijn bouwgrond, n.l. ruim het dubbele van
wat de gemeente er ooit voor heeft betaald, niettegenstaande
de grondprijzen in het algemeen lager zijn dan vroeger.
Tenslotte wil de heer Eikerbout dezen grond onteigenen,
maar dan zal de gemeente toch moeten aantoonen, dat ont
eigening noodzakelijk is in het belang van de volkshuis
vesting, wil zij voor een billijken prijs dien grond in bezit
krijgen.
Wanneer de gemeente echter, zuiver willekeurig, woningen
wil laten bouwen aan den Zijlsingel, dan zal toch zeker met
het eigendomsrecht van dien eigenaar rekening gehouden
moeten worden. Waar er echter nog zooveel bouwgrond in
Leiden beschikbaar is, acht spreker het dwaas den Baad
te doen besluiten tot onteigening van gronden, die men
niet noodig heeft, terwijl soortgelijke gronden in meer dan
voldoende mate in de gemeente in voorraad zijn. Spreker
vereenigt zich ook met het advies van de Commissie van
Fabricage en hoopt zich gevrijwaard te hebben voor de
beschuldiging, alsof deze zaak hem in het geheel niet zou
interesseeren.
De heer van Weizen zegt, dat het vraagstuk van de woning-
politiek verschillende aspecten heeft, die niet altijd voldoende
tot hun recht komen.
Zoo kan het vraagstuk van de woningpolitiek niet worden
losgemaakt van den algemeenen economischen toestand van
de laatste jaren. In het bijzonder geldt dit voor het vraag
stuk van de volkshuisvesting en van den bouw van goedkoope
en behoorlijke arbeiderswoningen. Ten aanzien daarvan was
een zekere adempauze ingetreden, een adempauze, die geleid
heeft tot het stopzetten van den bouw van arbeiderswoningen.
De aanbouw van middenstandswoningen heeft te Leiden
in vrij groote mate plaats gevonden en doordat het aanbod