MAANDAG 22 Reorganisatie Stedelijke Werkinrichting. (Wilmer c.a.) lieke fractie gevoerd zijn, beter te spreken van „wijdings- dienst" dan van „godsdienstoefening". Deze wijziging brengt echter geen verandering in de con clusie, die spreker bij de eerste behandeling van het voorstel heeft getrokken en verandert ook niet het motief, waarop spreker deze conclusie heeft gebaseerd. De onderhandelingen tusschen het Leger des Heils en sprekers fractie hebben tot resultaat gehad, dat liet Leger des Heils niet meer voor alle verpleegden het bijwonen van den wijdingsdienst op Zondagochtend verplichtend stelt, maar daarvan vrijstelt Katholieken, die op dat uur of daar omtrent de godsdienstoefening in de Roomsch-Katholieke kerk willen bijwonen en inderdaad bijwonen. Spreker waardeert deze concessie, maar het spijt hem levendig, dat zij niet zoo ver gaat als de groote meerderheid van sprekers fractie meent te moeten verlangen; zij wenscht die vrijstelling zonder de beperkende en ook vage bepaling „op dat uur (n.l. van den wijdingsdienst) of daaromtrent". Dit verlangen is gebaseerd op het Roomsch-Katholieke be ginsel van Zondagsheiliging, volgens hetwelk niet een Katho liek zijn plicht van Zondagsheiliging heeft vervuld, wanneer hij des Zondagsmorgens de Mis bijwoont, maar volgens het welk een Katholiek, die des Zondagsmorgens niet naar de kerk gaat, terwijl hij daartoe redelijkerwijze wel in de gelegen heid is, in de vervulling van zijn plicht van Zondagsheiliging zeer ernstig te kort schiet. Waar de Roomsch-Katholieken in de Zondagsheiliging den plicht van het ter kerke gaan op den Zondagochtend als een zoo belangrijk element beschou wen, moeten spreker en de zijnen zoowel van zich zelf als van andere Katholieken verwijderd houden, wat een feitelijk obstakel is bij de vervulling van dien plicht, moeten zij ook zooveel mogelijk geloofsgenooten, wier plichtsbesef in dit opzicht, door welke omstandigheden dan ook, verzwakt is, helpend te gemoet komen, om hun de vervulling van dien plicht gemakkelijker te maken. Spreker weet wel, dat de Katholieken in de door het Leger des Heils geëxploiteerde werkinrichting de gelegenheid zullen hebben naar hun eigen kerk te gaan, zelfs al had het Leger des Heils de genoemde concessie niet gedaan, maar spreker weet ook, dat feitelijk, gezien alle omstandigheden, en, de menschen nemende zooals zij zijn, de katholieke verpleegden bemoeilijkt worden, hnn godsdienstplichten te vervullen, indien zij daarvoor of daarna den wijdingsdienst van het Leger des Heils moeten bijwonen of indien zij alleen ter kerke kunnen gaan op een door het Leger des Heils min of meer willekeurig te bepalen tijdstip. In de beoordeeling van deze feitelijkheid, in deze quaestie van inzicht verschilt een minderheid in sprekers fractie met een meerderheid. Aan de vervulling van den eersten, voornaamsten Zondags plicht van de Katholieken mag zonder noodzaak niet de minste bemoeilijking in den weg worden gelegd. Waar zoowel het Leger des Heils als spreker en zijn fractie van meening zijn, dat Katholieke verpleegden, die des Zondags ter kerke willen gaan, uitzonderingsgevallen zullen zijn, be grijpt spreker niet het beroep op de huisorde, dat het Leger des Heils doet. Natuurlijk zal iemand, die zich gedurende den wijdingsdienst onordelijk gedraagt, door eigen schuld zijn rechten verliezen. In de vergadering van 1 Februari 1937 heeft spreker met voldoening geconstateerd, dat de Protestantsch-christelijke leden in dezen Raad, hoewel natuurlijk gaarne zich vereeni- gend met het voorstel van het College, sprekers standpunt konden waardeeren. Spreker vertrouwt, dat ook de Protes- tantsch-christelijken buiten den Raad het handhaven en beschermen van de Katholieke beginselen inzake Zondags heiliging door spreker zullen begrijpen zooals spreker in den loop der jaren steeds daadwerkelijk heeft getoond, te waar deeren de Protestantsch-christelijke beginselen inzake Zondags heiliging. De heer Manders is het voorzoover de principieele zijde van deze zaak betreft geheel met den heer Wilmer eens. Spreker onderschrijft geheel hetgeen door den heer Wilmer hierbij in het midden is gebracht, doch is toch tot een andere conclusie gekomen. In het adres van het bestuur der Stede lijke Werkinrichting van 5 September 1934 wordt er op gewezen, dat de geestelijke vrijheid der verpleegden ten volle gewaarborgd moet zijn; het einde van de onderhandelingen met het Leger des Heils is, dat de verpleegden aan de wijdings- stonde op Zondagochtend moeten deelnemen. Het Leger des Heils beschouwt deze wijdingsstonde als een samenroepen van de verpleegden, gelijk een huisvader zijn kinderen, om den dag in ernstige overweging met God te beginnen. Yeel heeft het Leger des Heils voor gevallenen gedaanvelen heeft het opgericht; in zoover verdient zijn streven dan ook zeer zeker sympathie. Voor de Katholieken blijft echter de vraag, MAART 1937. 137 Reorganisatie Stedelijke Werkinrichting. (Manders e.a.) of zij zich kunnen vereenigen met de wijze, waarop des Zondagsochtends die wijdingsstonde gehouden wordt en of daardoor mogelijk ook Katholieken niet verhinderd worden hun verplichte godsdienstoefening op Zondag bij te wonen. Volgens het College kan van belemmering van de bijwoning der godsdienstoefening geen sprake zijn, maar wordt ieder daarin vrijgelaten; toch meent het Leger des Heils de ver pleegden niet te kunnen vrijstellen van de verplichting tot bijwoning der morgenwijding, tenzij vaststaat dat de ver pleegde op dat uur of daaromtrent de godsdienstoefening van zijn eigen kerkgenootschap zal bijwonen. Ofschoon spreker een anderen vorm zou prefereeren, is hiermede toch aan ieder, die werkelijk de godsdienstoefening in een kerk wil bijwonen, dit ook gewaarborgd, maar bovendien rust op het College de taak om te zorgen, dat geen menschen naar deze inrichting gezonden worden, die daar werkelijk in hun geestelijke vrijheid zouden worden beknot. Hierin voorziet ook het reglement van de Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon. Het is dus geen nieuwe zaak, omdat reeds vroeger omtrent de inrichting, waarheen ver pleegden van Maatschappelijk Hulpbetoon worden gezonden, een beslissing is genomen. In de verwachting, dat het College er tegen zal waken, dat naar deze inrichting personen gezonden worden, die daartegen ernstige gewetensbezwaren hebben en met de wetenschap, dat de verpleegden volkomen vrij zullen zijn om de godsdienstoefeningen van hun eigen kerk bij te wonen, kan spreker zich ten slotte met het voorstel van het College vereenigen. Tot zijn spijt heeft spreker bij de stukken de verbouwings plannen niet gevonden. Spreker verzoekt het College er voor te waken, dat bij de verbouwing zoo weinig mogelijk schade wordt toegebracht aan het oorspronkelijke gebouw. Spreker zou het zeer op prijs stellen, indien de Boerhaave- zaal, welke steeds door Boerhaave is gebruikt en archi tectonisch ook zeer mooi is (wat men ook kan zeggen van het geheele gebouw, dat karakteristiek is voor den tijd, waarin het werd gebouwd), zoo weinig mogelijk werd be schadigd. De heer van Eek herinnert den Raad er aan, dat bij de vorige behandeling van het voorstel van het College de sociaal-democratische fractie den termijn van 25 jaar te lang vond en ook meende, dat men zoo lang te voren niet kon vaststellen, of de financieele verhouding tusschen de gemeente en het Leger des Heils ongewijzigd moest blijven. Het College is door zijn nadere mededeelingen de fractie tot op zekere hoogte in haar bezwaren te gemoet gekomen en al voldoen de voorgestelde wijzigingen niet geheel en al aan de wenschen dezer fractie, zij zal zich er in de gegeven omstandigheden toch bij neerleggen. Een ander bezwaar was, dat met het voorstel inbreuk werd gemaakt op de geestelijke vrijheid van de verpleegden. Ook na de toezegging van het Leger des Heils blijven de Katho lieke raadsleden dit bezwaar gevoelen. De Raad heeft zich in die zitting met algemeene stemmen uitgesproken voor volkomen handhaving van de geestelijke vrijheid der verpleegden. De heer Wilmer deed een beroep op en sprak zooeven waardeerend over de houding van de protestantsch-christelijken, die ook deelden de voor Roomsch- Katholieken aan aanneming van dit voorstel verbonden bezwaren. De sociaal-democraten gevoelen dat eveneens; wanneer door een of andere bepaling de belangen van het Katholieke deel der bevolking in het gedrang mochten komen, zullen de sociaal-democraten daarvoor evenzeer opkomen als voor de belangen van anderen. Zij wenschen eerbiediging van de geloofsvrijheid, voor ieder, ook voor de Katholieken. De heer Wilmer behoeft niet alleen aan te halen het Protes tantsch-christelijke volksdeel, maar ook aan sprekers kant kan hij op steun daarvoor rekenen. Spreker wil de zaak echter ook van eenigszins andere zijde bekijken; het spijt hem zeer dat het Leger des Heils, dat in het algemeen getuigt een ruimen blik te bezitten, toch niet meer tegemoetkomt aan de bezwaren van hen, die meenen dat in elk opzicht de gewetensvrijheid moet worden geëerbiedigd en dat aan gewetensbezwaren moet worden tegemoetgekomen. Het Leger des Heils beroept zich er op, dat dit voorkomt in al zijn instellingen. Maar het betreft hier toch een bijzondere instelling; dit is geen instelling, die het Leger des Heils zelf standig in het leven roept, steunend op eigen kracht, maar een die door de gemeente ter beschikking van het Leger des Heils wordt gesteld. Nu zijn er hier toch eerbiedwaardige motieven aanwezig voor afwijking door het Leger des Heils van de gewone huisorde. Het Leger des Heils heeft de be voegdheid en is volkomen vrij de verpleegden op te voeden in zijn geestesrichting en het moet het vertrouwen hebben,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1937 | | pagina 9