132 MAANDAG 22 MAART 1937. Benoeming onderwijzer; e. a. (Goslinga e.a.) juist, om jonge onderwijzers te benoemen, teneinde deze ervaring te laten opdoen! Wanneer men daarvoor ook al wachtgelders neemt en waehtgeldsters, wier benoemings kansen vrij groot zijn, dan komen de jonge onderwijzers nooit aan de beurt. Wordt benoemd met ingang van een nader door Burgemees ter en Wethouders te bepalen datum mevrouw de weduwe J. B. PuissantBot, met algemeene (33) stemmen. De Voorzitter dankt de leden van het stembureau voor de genomen moeite. VIII. Voorstel tot het verlengen van de tijdelijke opdraeht aan I)rs. G. B. A. Sixma tot het geven van onderwijs in de Engelsehe taal aan het Gymnasium. (40) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. IX. Praeadvies op het verzoek van C. Kok om ontslag als leeraar aan het Gymnasium. (41) Wordt aangehouden tot een volgende vergadering. X. Suppletoire begrooting, dienst 1935, van het College van Vrouwenkraammoeders. (42) XI. Bekening, dienst 1935, van het College van Vrouwen kraammoeders. (42) XII. Begrooting. dienst 1937, van het College van Vrouwen kraammoeders. (42) XIII. Begrooting, dienst 1937, van het Gereformeerde Minne of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis. (42) XIV. Begrooting, dienst 1937, van het Heilige Geest- of Arme Wees- en Kinderhuis. (42) XX. Suppletoire begrooting. dienst 1935, van den Armen raad. (42) XVI. Bekening, dienst 1935, van den Armenraad. (42) XVII. Voorstel inzake het aangaan van kasgeldleeningen gedurende het 2e kwartaal 1937. (43) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming achtereenvolgens overeenkomstig de voorstellen X tot en met XVII besloten. (Wethouder van Stralen wordt geacht zich van mede stemmen te hebben onthouden bij punt 16). XVIII. Voorstel tot het wijzigen van eenige raadsbesluiten inzake de verhuring van de perecelen Xieuwsteeg Xo. 10, Langebrug Xo. 99 en Haarlemmerweg Xo. 49 (Groenoord). (44) De heer Groeneveld heeft geen bezwaar tegen dit voorstel, maar wijst er op, dat het perceel Haarlemmerweg 49 is ver huurd onder de bepaling, dat de onderhoudskosten van dit perceel voor rekening van den huurder komen. Een dergelijke wijze van verhuring door de gemeente acht spreker in het algemeen onjuist, omdat de huurder geen belang heeft bij de instandhouding van dit gebouw en spreker heeft den indruk, dat dit gebouwr niet behoorlijk wordt onderhouden. Bij een vorige huurverlaging heeft de huurder toegezegd, het huis aan den buitenkant te zullen laten schilderen, maar heeft het College onderzocht, of dit ook gebeurd is, althans op een eenigszins behoorlijke wijze? Spreker gelooft van niet. De buitenkant van het huis verkeert in een verwaarloosden toestand. Wanneer de gemeente er dus prijs op stelt dat het gebouw blijft bestaan wTanneer het toch voor afbraak bestemd is, is het niet zoo erg moet meer geld aan het onderhoud besteed en moet dit niet aan den huurder over gelaten worden. De heer Bergers zegt, dat met „onderhoud" is bedoeld het gewone onderhoud binnenshuis; het schilderen van een huis aan den buitenkant kan men toch nooit aan den huurder opdragen, evenmin als reparaties aan dak en muren. Daar mede is dus niet bedoeld het schilderen van het geheele huis dit zou ook te bezwarend zijn voor den huurder. De Voorzitter zegt, dat de gemeente ten aanzien van dit Verhuren perceelen. (Voorzitter e.a.) huis in een eenigszins andere positie staat dan ten aanzien van zeer vele andere huizen van de gemeente. Dit huis is aangekocht door de gemeente met het oogmerk om het af te breken, toen er plannen waren om de veemarkt daarheen te verplaatsen; daarmee ging samen een plan tot het af breken van Groenoord. Men heeft dit eigenlijk altijd bij de verhuring van dit pand in aanmerking genomen. Bij de vorige verhuring heeft men aan de kwestie van het onderhoud niet heel veel gedacht. De gemeente stelde zich daarbij op het standpunt, dat men een pand, hetwelk binnen korten tijd zal worden afgebroken, niet bijzonder te onderhouden heeft. In het contract met den tegenwoordigen huurder is de bepaling opgenomen, dat hij voor het onderhoud zal zorgen. Het pand is behoorlijk onderhouden, voor zoover het den bewoner aangaat. Onder het onderhoud is wel degelijk be grepen het verven, maar niet het repareeren van daken en goten en het verrichten van andere groote werkzaamheden. Het pand is verleden jaar van buiten geheel geverfd, zooals gebleken is in een bespreking, die namens spreker heeft plaats gehad met dengene, die verleden jaar het verfwerk heeft uitgevoerd. Degene, die het pand oppervlakkig bekijkt, krijgt den indruk, dat het verwaarloosd is en het verven slecht zou zijn geschied. Bij onderzoek is gebleken, dat dit te wijten is aan den slechten toestand van de raamkozijnen, waarop men niet voldoende verf kan brengen om het huis een keurig aanzien te geven. Verleden jaar zijn belangrijke verbeteringen aangebracht, zoodat er niet de minste reden is, den tegenwoordigen huurder nalatigheid ten aanzien van het onderhoud te verwijten. Indien men het pand een behoorlijk aanzien zou moeten geven, zou men de kozijnen geheel moeten vernieuwen en men kan dit onmogelijk brengen onder den onderhoudsplicht van den huurder, aangezien het niet begrepen is onder wat men pleegt te verstaan onder het woord „onderhoud." De kozijnen zijn niet vernieuwd en daardoor ziet het pand er nu niet zoo uit als men het wel zou willen. De heer Groeneveld zegt, dat de gemeente het huis niet heeft gekocht met de bedoeling het af te breken. Wel stond deze aankoop in verband met den aanleg van de nieuwe vee markt in die omgeving en het graven van een kanaal voor de veebooten. Het stond echter lang niet vast, dat na de gereed koming van de nieuwe veemarkt het pand zou verdwijnen. De Baad heeft daaromtrent nooit een beslissing genomen. Wel zou een gedeelte van het terrein noodig zijn voor de haven, maar er zijn teekeningen van de nieuwe situatie, waarop ook het huis staat. In het contract is de verplichting tot het onderhoud van daken en goten niet opgenomen, maar staat wel, dat de huurder verplicht is, de buitenkozijnen te verven. Spreker meent te moeten ontkennen, dat het verven ver leden jaar heeft plaats gehad, althans zoo is geschied, dat het gebouw daardoor tegen verval wordt beschermd. Spreker gelooft, dat groote gedeelten in het geheel niet en andere gedeelten zeer onvoldoende zijn geverfd. De kozijnen zijn inderdaad verrot, maar de gemeente heeft het pand reeds vele jaren in haar bezit en gedurende al dien tijd heeft zij er niets aan gedaan, terwijl het op het oogenblik van den aankoop door de gemeente in vrij goeden toestand verkeerde. Het is bedorven, doordat de gemeente er niet naar omgekeken heeft. De tegenwoordige huurder onderhoudt het pand in het geheel niet op afdoende wijze en doordat het niet behoorlijk is geverfd, gaat het achteruit. Ook is het nog de vraag, of behoud van dit gebouw niet van belang is; in die richting zouden zeer vele stemmen opgaan. De Baad heeft nog niet tot afbraak beslist; spreker stelt den eisch dat het, zoolang daartoe niet besloten is, onderhouden wordt en dat de ge meente daarop toezicht houdt en daaraan ontbreekt nog wel iets. De heer Mandeis zegt, dat de heer Groeneveld de zaak toch eenigszins verkeerd ziet. Een enkelen keer wordt door de ge meente in haar huurcontracten opgenomen, dat het onder houd komt voor rekening van den huurder. Men doet dit natuurlijk niet, wanneer men van een bijzonder goed onder houd verzekerd wil zijn, maar om het grootst mogelijke voordeel voor de gemeente te bereiken. Indien dan ook inder daad het onderhoud minder goed is, dan is dit ook overeen komstig de bedoeling van de gemeente, die n.l. deze is, dat het onderhoud zoodanig is, dat de huurder daarmede genoegen neemt. Neemt de gemeente het onderhoud voor haar rekening, dan zou zij niet die bate van dit huis trekken, die er op het oogenblik van getrokken wordt. Nu is het aanvankelijk toch altijd de bedoeling geweest, dit huis op te ruimen, om daar

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1937 | | pagina 4