146
MAANDAG 22 MAART 1937.
Autobus-ringlijn Eltaxe. a.
(Voorzitter e.a.)
in feite op hetzelfde neerkomt. Aanneming voor kennis
geving is integendeel nog iets voordeeliger voor de N.Z.H.T.M.,
omdat men op een niet-ontvankelijk-verklaring van de
N.Z.H.T.M. niet meer kan terugkomen.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders om het
verzoek voor kennisgeving aan te nemen, wordt aangenomen
met 17 tegen 15 stemmen.
Vóór stemmen: de heeren Wilmer, Manders, de Reede,
van der Laan, Coster, van der Kwaak, Wilbrink, van der
Reijden, Tobé, Beekenkamp, Bergers, Würtz, van Stralen,
Verweij, van Rosmalen, Tepe en Goslinga.
Tegen stemmen: de heeren Groeneveld, van Eek, mevr.
de Cler, mevr. Braggaar, de heeren Dubbeldeman, van der
Voort, Jongeleen, Snel, Hessing, Eikerbout, Valentgoed,
Schüller, van Weizen, Carton en Keij.
Ten slotte stelt de Voorzitter aan de orde de aan den
heer van Weizen toegestane interpellatie inzake voortzetting
na 1 April a.s. van den brandstoffentoeslag aan werkloozen
als duurtetoeslag, zulks in verband met de stijging van de
prijzen van verbruiksartikelen.
De heer van Weizen zegt den Raad dank voor het verleende
verlof tot het houden van deze interpellatie en stelt de
volgende vragen:
1. Is het aan het College van Burgemeester en Wethouders
bekend, dat de prijzen van levensmiddelen en tal van ver
bruiksartikelen aanmerkelijk zijn gestegen?
2. Acht het College van Burgemeester en Wethouders
geen termen aanwezig om in verband hiermede zich tot den
Minister van Sociale Zaken te wenden met het verzoek, het
bedrag, dat wekelijks als kolentoeslag wordt verstrekt aan
werkloozen, die daarvoor in aanmerking komen en waarvan
de termijn met 1 April a.s. afloopt, te blijven verstrekken als
duurtetoeslag op de steunuitkeeringen
De heer van Stralen beantwoordt namens het College de
vragen als volgt. Met het oog op de mededeeling van den
Minister van Sociale Zaken bij de behandeling van de be
grooting van zijn departement op 12 Maart j.l. in de Eerste
Kamer der Staten-Generaal, dat hij niet kan overgaan tot
overweging van een duurtetoeslag op den steun, achten
Burgemeester en Wethouders geen termen aanwezig om thans
te dezer zake stappen te doen.
Burgemeester en Wethouders houden hun aandacht op
prijsstijgingen gevestigd en zullen, indien zulks noodig mocht
blijken, overwegen zich langs een of anderen weg tot de
Regeering te wenden.
De heer van Weizen betreurt het, dat het College de
tweede vraag ontkennend heeft beantwoord. In den laatsten
tijd zijn de prijzen van de noodzakelijke levensmiddelen en
de eerste levensbehoeften aanmerkelijk gestegen blijkens de
cijfers, welke daaromtrent zijn verstrekt door den Centralen
Bond van Yerbruiks-Coöperaties. Ook de prijzen van de
kleeding en het schoeisel stegen aanzienlijk.
Deze prijsverhooging drukt zwaar op het budget der werk
loozen, die in het algemeen van een schamele uitkeering
moeten zien rond te komen.
Waar de Minister van Sociale Zaken bij de behandeling
van zijn begrooting in de Eerste Kamer der Staten-Generaal
te kennen heeft gegeven, dat een verhooging van de steun-
uitkeering of het verstrekken van een duurte-toeslag op het
oogenblik nog niet aan de orde gesteld kan worden, gelooft
spreker te mogen zeggen, dat dit niet direct een beletsel
behoeft te zijn om te trachten alsnog den Minister te over
tuigen van de wenschelijkheid om dezen toeslag als duurte
toeslag op de werkloozenuitkeeringen te blijven verstrekken,
als compensatie voor de aanmerkelijke prijsstijgingen in de
laatste weken. Spreker verzoekt een positieve toezegging
Interpellatie-van Wclzen in zake stijging prijzen
(van Weizen e.a.) verbruiksartikelen.
van het College, dat het bepaalde stappen in die richting zal
ondernemen.
De heer van Stralen kan op het oogenblik niet een meer
positieve toezegging doen ten aanzien van pogingen, tot het
verkrijgen van een duurtetoeslag op de steunuitkeeringen.
Het zou iets anders zijn, indien de Minister niet nog pas 10
dagen geleden in de Eerste Kamer zoo stellig zelfs het in
overweging nemen van een toeslag op den steun had afgewe
zen. Het College zal echter het oog op de verdere prijsstijging
gevestigd houden. De heer van Weizen sprak van een aan
zienlijke prijsstijging van verschillende levensmiddelen; be
paalde gegevens daaromtrent zijn er op het oogenblik echter
niet; de statistische gegevens, voorzoover aanwezig, wijzen
er op dat die prijsstijging nog zoo ernstig niet is, n.l. 1^ 2
Spreker kan die wetenschappelijke cijfers niet beoordeelen;
anderzijds klagen de huismoeders wel over de sterke en voort
durende prijsstijging van verschillende levensmiddelen. Het
College zal in elk geval nauwlettend toezien op de verdere
prijsbeweging en het is bereid, indien de prijsstijging nog
scherperen vorm aanneemt, zich tot de Regeering te wenden.
Op den wensch van den heer van Weizen om een verder
gaande toezegging, kan spreker niet ingaan.
De Voorzitter verklaart hiermede de interpellatie voor
gesloten.
Spreker vraagt of thans een der leden nog iets in het
belang van de gemeente in het midden heeft te brengen.
De heer Coster vraagt of het, nu het voorstel tot reorgani
satie van de Stedelijke Werkinrichting aangenomen is, niet
wenschelijk is, dat de directeur van de Lakenhal te gelegener
tijd de werkinrichting in oogenschouw neemt, of er nog weef
getouwen en andere zaken zijn, die voor plaatsing in de
Lakenhal in aanmerking komen.
De Voorzitter zegt, dat reeds eenige jaren geleden door
den directeur van de Lakenhal een keuze daaruit is gedaan
toen is er een weefgetouw naar de Lakenhal overgebracht
en verleden jaar is nog eens een weefgetouw, dat eenigermate
nog van belang kon zijn, in de Lakenhal geplaatst.
De heer van der Voort vestigt de aandacht van het College
op de slechte verlichting van de Kraaierbrug en de Vreewijk-
brug, de verbinding Kaiserstraat en Witte Singel.
De Voorzitter zegt, dat het College daaraan zijn aandacht
zal wijden.
De heer Goslinga heeft in het Leidsch Dagblad van heden
avond gelezen, dat de vereeniging V.O.L.A. (vereeniging van
oud-leerlingen van de ambachtsschool) een excursie heeft
gemaakt naar de brandweerkazerne en vraagt nu, of het niet
in de rede ligt, dat alvorens de brandweerkazerne aan anderen
wordt getoond, de Raad in de gelegenheid wordt gesteld haar
te bezichtigen.
De Voorzitter is het volmaakt eens met den heer Goslinga.
Aan spreker is niets van het bedoelde bezoek bekend, maar
spreker zal er een onderzoek naar instellen.
Het ligt in het voornemen van het College den Raad de
brandweerkazerne te toonen, maar het wil dit doen op het
oogenblik, dat het bezoek van den Raad zoo interessant
mogelijk is. Het materiaal, dat bij de bestrijding van brand
wordt gebruikt, is tamelijk aanzienlijk uitgebreid en nu
meent het College, dat de Raad de kazerne het best kan
bezoeken, wanneer deze geheel geoutilleerd is. Het College
stelt zich dan ook voor, dat het bezoek in de maand April
of Mei kan plaats hebben.
Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter
de vergadering.
Buiten de agenda om werd nog behandeld een voorstel,
om Burgemeester en Wethouders machtiging te verleenen
om de regeling met de te Leiden werkende Ziekenfondsen
in zake het verleenen van een reductie op Ziekenfondspremie
voorloopig met drie maanden voort te zetten. (Zie bl. 144).
Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.