WOENSDAG 24
FEBRUARI 1937.
79
Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen,
(van Stralen.)
Spreker is er persoonlijk zeer sterk tegen gekant. Het indirecte
verhaal verstoort heel vaak goede familie-verhondingen. Het
brengt de ouders in de noodzakelijkheid hun kinderen voor
den rechter te doen verschijnen om dezen te laten uitmaken,
hoe groot het steunbedrag moet zijn. Ook de kinderen kunnen
in de noodzakelijkheid komen te verkeeren, hun ouders voor
den rechter te brengen. Het indirecte verhaal is ook bij
Maatschappelijk Hulpbetoon toegepast, maar juist in verband
met de onbevredigende wijze, waarop deze methode werkt,
heeft men daar besloten het indirecte verhaal af te schaffen
en over te gaan tot het verhaal, gelijk de Armenwet het
voorschrijft en toelaat.
Natuurlijk zullen er gevallen zijn, waarin een familielid
in staat en dus moreel verplicht is, een ondersteunden werk-
looze te helpen, maar de steunregeling zelf biedt voldoende
gelegenheid om in dergelijke zeldzame gevallen het familie
lid te bewegen tot het geven van een bijdrage.
Ten aanzien van de stichting van een tehuis voor ouden
van dagen heeft de Directeur van den Geneeskundigen Dienst
verschillende mogelijkheden overwogen, maar de zaak is
nog niet in een zoodanig stadium gekomen, dat spreker een
voorstel bij het College kan indienen. De financieele bezwaren
vormen daarbij de allersterkste belemmeringen. Intusschen
is de toestand in de particuliere rusthuizen belangrijk ver
beterd. Een belangrijk gedeelte van de bezwaren is weg
genomen, nu de rusthuizen alle binnen of op de grens der
gemeente liggen.
De klacht, die mevrouw de Cler ten aanzien van een
bepaald rusthuis heeft geuit, is bij onderzoek gebleken juist
te zijn. Het bezwaar is opgeheven door de verplaatsing van
het rusthuis naar een ander gebouw, dat voor het doel
beter geschikt is.
De Geneeskundige Dienst wijdt zijn aandacht aan de
vraag, of in de particuliere rusthuizen voldoende is voorzien
in een behoorlijke verpleging door gediplomeerde verpleegsters
en ook aan de vraag, of de ouden van dagen wel in het meest
geschikte gedeelte van het rusthuis zijn ondergebracht. Ook
de Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon wijdt aan
deze zaak de noodige aandacht.
Het College doet een onderzoek instellen naar de mogelijk
heid van de samenvoeging van den Socialen Dienst met den
Dienst voor Maatschappelijk Hulpbetoon, en het zal trachten
voor dit niet eenvoudige vraagstuk een oplossing te vinden.
Een concentratie, zooals de heer Tobé voorstaat, van alle
gemeentelijke diensten op sociaal gebied in één gebouw is
heelemaal niet zoo eenvoudig. Daarbij rijzen andere bezwaren;
de Geneeskundige Dienst b.v. is voorzoover hij de armenzorg
niet dient, moeilijk in een dergelijk algemeen verband onder
te brengen. Ook ten aanzien van den Armenraad bestaan
daartegen bezwaren. De Armenraad is niet een gemeentelijke
instelling en zonder zijn instemming en goedkeuring zou het
niet mogelijk zijn, den Armenraad in een concentratie van
gemeentelijke diensten te betrekken. Zou men dit toch willen,
dan zou de eenige mogelijkheid zijn opheffing van den
Armenraad, doch daarover heeft niet de gemeente te beslissen,
maar de Kroon.
Wat betreft het overwerk bij den Socialen Dienst, dit is
wel in omvang verminderd mede doordat het loon van het
vaste personeel verleden jaar belangrijk is verhoogd, maar
het is niet mogelijk dit geheel en al af te schaffen. De normale
diensturen zijn uitgebreid tot 7 per dag, terwijl daarenboven
één uur per dag gemiddeld moet worden overgewerkt. Dit
overwerk is op het oogenblik onmogelijk te voorkomen; de
steeds scherper wordende administratieve voorschriften van
het Rijk brengen uiteraard zeer veel werk mede voor de
ambtenaren van dezen Dienstzonder overdrijving kan men
van een overbelasting van dezen Dienst spreken. De admini
stratie, verbonden aan de ziekenfondsenbonnen, brandstoffen-
bonnen, boterbonnen, vleeschbonnen, straks misschien vet-
bonnen, vischbonnen, vraagt zeer veel werk. Spreker wijdt
een woord van waardeering aan de ambtenaren van dezen
Dienst voor hun grooten ijver. Om evenwel te grooten omvang
van het overwerk te voorkomen, is reeds eenige uitbreiding
aan het personeel gegeven. Verdere uitbreiding is wel nood
zakelijk, doch voorshands onmogelijk wegens gebrek aan
ruimte, waarin eerst zal moeten worden voorzien. Mogelijk
zal binnenkort aan dit bezwaar kunnen worden tegemoet
gekomen.
De meerderheid van het College is er tegen, de motie-
Schüller tot instelling van een gemeentelijk bureau voor
werkverruiming (No. 14) over te nemen of in praeadvies
te nemen. Misschien ligt de reden, dat spreker, die behoort
tot de minderheid van het College in dezen, zeer hoogen
prijs zou stellen op de totstandkoming van een dergelijk
bureau voor werkverruiming hierin, dat spreker bij zijn
werk als Wethouder van Sociale Zaken, beter gezegd sociale
Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen,
(van Stralen e.a.)
zorgen, zoo vaak en zoo nauw in aanraking komt met de
groote ellende die de langdurige werkloosheid veroorzaakt.
Wat op zijn spreekuur aan spreker en dus aan het gemeente
bestuur wordt gevraagd, brengt hem vaak onder den indruk
van de groote ellende, tengevolge van de werkloosheid, van
den grooten nood en ook van den grooten aandrang om werk,
om niet langer van den steun te behoeven te leven, maar
zijn eigen levensonderhoud te kunnen verdienen. En dan
zoekt spreker steeds naar mogelijkheden om te komen tot
inperking van deze werkloosheid. Spreker heeft daaromtrent
enkele cijfers laten noteeren, die betreffen de bouwvak
arbeiders, de metaalbewerkers, de fabrieksarbeiders en de
textielwerkers. Van deze groepen zijn 1691 personen als
werkzoekende bij de Arbeidsbeurs ingeschreven. Daarvan
waren 555 gedurende een jaar of korter werkloos, 373 meer
dan een jaar, 339 meer dan 2 jaren, 196 meer dan 3 jaren,
228 meer dan 4 jaren. Van de 1691 waren er 763 langer dan
2 jaren werkloos. Wanneer men deze cijfers ziet, moet men
tot de erkenning komen, dat er meer moet worden gedaan
dan dat aanpassen en dat afwachten, totdat de tijden vanzelf
beter worden, zooals de heer Tobé bedoelt.
Spreker vindt het woord aanpassen in dit verband een
afschuwelijk woord en zou niet willen wachten tot de toestand
beter wordt, maar zou willen aanpakken en het mogelijk
willen maken, dat het inderdaad tot verbetering komt. De
crisis gaat niet vanzelf over, maar moet krachtig worden
bestreden. Het College en ook spreker persoonlijk zullen al
het mogelijke doen om de meer-werk-actie te doen slagen,
maar daarnaast is de Overheid verplicht, zelf actief te zijn
en zooveel mogelijk openbare werken te doen uitvoeren. Er
gebeurt reeds heel wat, maar er is meer noodig om in Leiden
zoo spoedig mogelijk tot een afneming in beteekenende
mate van de werkloosheid te geraken. Spreker zou het
daarom toejuichen, indien van gemeentewege werd over
gegaan tot de stichting van een bureau voor werkverruiming.
Van zoo'n bureau kan een suggestieve werking uitgaan,
omdat men weet, dat er dan een bepaalde instantie is, die
zich steeds bezighoudt met het onderzoek van verschillende
mogelijkheden. Wat kan er tegen zijn, dat door het bureau
een program voor vier jaar wordt opgesteld en dat met
alle energie wordt gestreefd naar de uitvoering van dat
program Vroeger heeft men ook wel een urgentie-program
opgesteld, waarom zou men het dan niet in dezen tijd doen?
De heer Verweij heeft reeds gezegd, dat men er met het
opmaken van een program alleen niet is en dat het ook
financieel mogelijk moet zijn de werken uit te voeren. Spreker
koestert in dit opzicht optimistische verwachtingen; hij
hoopt op een verbetering in de Rijkspolitiek op dit punt.
De gemeente zal dan niet uitsluitend uit eigen middelen de
werken behoeven te betalen, maar zal daarbij geholpen
kunnen worden door credieten en bijdragen, welke door het
Rijk beschikbaar worden gesteld. Het is daarom verstandig
met de voorbereiding van de werken niet te wachten tot
die verbetering komt. De heer Tobé vroeg smalend, of het
een baantje moet worden voor dezen en genen. Dat is niet
de bedoeling. In het bureau behooren zitting te hebben
ten minste drie Wethouders: van Fabricage, van Financiën
en van Sociale Zaken. In het College komen telkenmale
objecten en plannen ter sprake, die ter uitvoering moeten
worden voorbereid en behalve de Wethouder van Fabricage
kunnen de leden van het College betrekkelijk weinig tot de
bespoediging er van bijdragen.
Het bureau zal zich speciaal met het onderzoek van de
mogelijkheden kunnen belasten en daardoor zullen de moge
lijkheden ook worden vergroot.
Spreker hoopt daarom, dat de Raad, indien deze het
voorstel niet wenscht aan te nemen, zal besluiten het voorstel
te stellen in handen van het College om praeadvies, waardoor
de gelegenheid zal bestaan, deze zaak nog nader van alle
kanten te bekijken.
De Voorzitter wenscht, alvorens de opmerkingen, welke
bij de algemeene beschouwingen over de begrooting ge
maakt zijn, te beantwoorden, terug te komen op hetgeen
is geschied bij den aanvang van deze vergadering, toen de
heer Goslinga bezwaar maakte tegen de notulen van de
vorige vergadering, omdat dezen bij het nazien daarvan
was gebleken, dat daarin niet was vermeld dat hij wenschte
geacht te worden tegen het voorstel van het College ten
aanzien van de verbetering van de zweminrichting „De
Zijl" te hebben gestemd, hoewel hij daarover geen hoofde
lijke stemming vroeg.
Bij nader onderzoek heeft de Secretaris, die er prijs op stelt
juiste notulen te maken, met eenige getuigen kunnen vast
stellen, dat de heer Goslinga in de vorige vergadering wel
gezegd heeft de bedoeling te hebben tegen het voorstel te