19 N°. 36. Leiden, 9 Maart 1937. Blijkens een op 9 April 1936 door de Rechtbank te 's-Gravenhage bevestigd vonnis d.d. 8 April 1935 acbt de Leidscbe Kantonrechter de definitie, welke art. 1 van de verordening op de Straatpolitie geeft van het begrip „open bare weg", in strijd met de onaantastbare regeling, welke omtrent dit begrip in art. 4 van de Wegenwet is neergelegd. Het komt ons voor, dat tegen de redeneering van den Kantonrechter weinig is in te brengen, zoodat wijziging van het eerste lid van art. 1 van bovengenoemde verorde ning noodzakelijk is. Wij meenen deze wijziging gevonden te hebben in een redactie, die het wettelijk begrip „openbare weg" onaangetast laat, doch daarmede voor de toepassing der verordening verschillende wegen, die volgens de wet wellicht niet openbaar zijn, gelijkstelt. Kaar onze meening bestaat strijd tusschen het bepaalde in art. 51, lid 2, sub 4°., waarin het venten, enz. op de markten wordt vrijgegeven, en het bepaalde in art. 4, lid 1, sub a, van de verordening op de Markten, waarin deze handelingen aan banden worden gelegd, en zal deze strijd ontstaan met art. 5a van de verordening op de Veemarkt, wanneer Uw Vergadering besluit dit artikel in de verorde ning op te nemen. Ben verwijzing naar deze beide verorde ningen, zooals hieronder is aangegeven, komt ons dan ook wenschelijk voor. Zooals wij in ons voorstel tot wijziging van de verorde ning op den Keuringsdienst van Vee en Vleesch reeds uiteenzetten, zullen de bepalingen, welke betrekking hebben op vleeschwaren, uit art. 21 dier verordening, dienen te vervallen. Op behoud van het bepaalde onder a. en b. wordt wij schreven het in ons bovenaangehaald voorstel reeds prijs gesteld. De bepaling sub a. kan in den aanhef van het tweede lid van art. 51 der onderhavige verordening als een uitzondering op de niet-toepasselijkheid van het eerste lid een plaats vinden, terwijl de bepaling sub b. als een nieuw art. 51a behoort te worden ingevoegd. Deze verordening dient tegelijkertijd met die tot wijziging van de verordening op den Keuringsdienst van Vee en Vleesch en van de verordening op de Veemarkt in werking te treden. Onder verwijzing naar de in de Leeskamer ter inzage gelegde stukken, geven wij Uw Vergadering alsnu in over weging vast te stellen de volgende VERORDENING, houdende wijziging van de verordening van 2 Mei 1912 Gemeenteblad No. 17) op de Straatpolitie, laatstelijk gewijzigd bij verordening van 12 October 1936 (Gemeenteblad No. 27). Artikel I. Het eerste lid van artikel 1 van bovengenoemde verorde ning wordt gelezen als volgt: Onder „openbare weg" worden voor de toepassing van deze verordening mede begrepen alle straten, stegen, grachten, pleinen, wegen, paden (alle met inbegrip van stoepen) en bruggen, welke, zij het ook met eenige beperking, voor een ieder toegankelijk zijn. Artikel II. In het tweede lid van artikel 51 wordt in de plaats van „Het verbod van het eerste lid is niet van toepassing:" gelezen: Het verbod van het eerste lid is, uitgezonderd ten aanzien van het verkoopen of ten verkoop aanbieden van of venten met vleeschwaren, niet van toepassing:, terwijl aan 4°. van dit lid worden toegevoegd de woorden: en met inachtneming van het bepaalde in de verordening op de Markten (Gemeenteblad 1898 No. 10) en in de ver ordening op de Veemarkt (Gemeenteblad 1922 No. 56). Artikel III. Na artikel 51 wordt ingevoegd een nieuw artikel 51a, luidende Art. 51a. Het is verboden vleeschwaren voor de huizen in de open lucht of op den openbaren weg ten toon te stellen, uit te stallen of ten verkoop voorhanden te hebben. Artikel IV. Deze verordening treedt in werking op een door Burge meester en Wethouders nader te bepalen dag. De Commissie voor de Strafverordeningen, A. van de Sande Bakhuyzen, Voorzitter. N. J. Rowaan, Secretaris. Aan den Gemeenteraad. N°. 37. Leiden, 12 Maart 1937. Tengevolge van het overlijden van den heer P. G. Hoeks is in de Zuider-Commissie tot wering van schoolverzuim een vacature ontstaan. Ter vervulling van deze vacature bieden wij Uwe Ver gadering hierbij aan een aanbeveling van twee benoembaren, opgemaakt in overeenstemming met het gevoelen van voor noemde Commissie: 1°. de heer P. J. M. HOCKS, alhier; 2°. de heer A. II. WINKELMOLEN, alhier. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 38. Leiden, 12 Maart 1937. Tengevolge van het aan den heer S. Dalmeijer verleend eervol ontslag is met ingang van 1 Februari j.l. een vacature van onderwijzer ontstaan aan de Jongensschool voor U.L.O., terwijl voorts tengevolge van de toeneming van het aantal leerlingen aan die school een verplichte leerkracht meer verbonden moet zijn dan thans het geval is. In verband daarmede en met verwijzing naar het ter inzage gelegd advies van den Inspecteur van het Lager Onderwijs, verzoeken wij Uwe Vergadering over te gaan tot benoeming, met ingang van een nader door ons College te bepalen datum, van twee onderwijzers aan de Jongens school voor U. L. O., waarvoor wij U de volgende voor drachten aanbieden: A. 1°. J. DEK, tijdelijk onderwijzer aan de Jongensschool voor u.l.o., alhier; 2°. J. M. BAKKER, onderwijzer aan de openbare school voor u.l.o. te Neede; 3°. M. J. OELE, onderwijzer aan de openbare school voor u.l.o. te den Burg (Texel). B. 1°. J. M. BAKKER, onderwijzer aan de openbare school voor u.l.o. te Neede; 2°. M. J. OELE, onderwijzer aan de openbare school voor u.l.o. te den Burg (Texel); 3°. J. H. VAN NEERBOS, onderwijzer aan een neutrale school „de Leerschool" te Nijmegen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 39. Leiden, 12 Maart 1937. Als gevolg van het aan den heer G. Meulenberg als onderwijzer aan de opleidingsschool voor u. 1. o. aan de Drie Octoberstraat verleend eervol ontslag, is aan die school een vacature ontstaan. In deze vacature zouden wij wenschen te voorzien door benoeming van een leerkracht, die vóór hare op wachtgeld stelling als onderwijzeres aan een der openbare scholen in onze gemeente werkzaam was. Mitsdien verzoeken wij Uwe Vergadering, met verwijzing naar de ter inzage gelegde stukken, waaronder het advies van den Inspecteur van het Lager Onderwijs, over te gaan tot benoeming, met ingang van een nader door ons College te bepalen datum, van een onderwijzeres aan de opleidings school voor u. 1. o. aan de Drie Octoberstraat uit de volgende voordracht, waarop uitsluitend Leidsche wachtgeldsters voor komen 1°. Mevr. de wed. J. B. PUISSANTBOT, kweekeling met akte aan de opleidingsschool voor u. 1. o. aan de Vrouwenkerksteeg, alhier; 2°. Mej. S. LAFEBER, onderwijzeres aan de leerschool der Rijks Kweekschool voor onderwijzers(essen) te Deventer; 3°. Mej. L. G. TUK, onderwijzeres aan een o. 1. school te Nieuwpoort. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1937 | | pagina 7