MAANDAG 9 NOVEMBER 1936. 277 Salarieering g emeentepersoneel. (van der Voort e.a.) gemeenteboden de voorbereidende werkzaamheden, waarbij zij moeten nagaan, welke perceelen grenzen aan het bij een aanvrage betrokken perceel. Voorts beteekenen zij namens den Burgemeester processen-verbaal en exploiten, wanneer de veldwachter of deurwaarder niemand thuis treft. Deze en dergelijke werkzaamheden worden door een bode bij een Departement niet verricht. Bij dit buitenwerk gebruiken de gemeenteboden hun eigen rijwiel, daar zij met hun werk niet gereed zouden komen, wanneer zij het te voet deden. Het zou dus van belang zijn voor de gemeente, indien zij in het genot van het gebruik van een dienstrijwiel werden gesteld. Men dient ook te bedenken, dat de gemeenteboden indertijd zijn aangesteld met een kleedingtoelage van 65.per jaar, welke toelage in den loop der jaren is verdisconteerd in het loon, terwijl de bepaling, dat de boden hun dienst in zwarte kleeding moeten verrichten, niet vervallen is. Voor de be rekening van het zuivere inkomen van een gemeentebode moet men dus 65.van het salaris aftrekken: De bode, die op 1 Maart 1934 den dienst met pensioen heeft verlaten, is niet vervangen, waardoor een niet onbe langrijke bezuiniging op deze kleine groep van het personeel is verkregen, terwijl de arbeid voor de overige boden zwaarder is geworden. Er is in dezen dan ook allerminst sprake van excessen en spreker vertrouwt, dat wanneer de aandacht van den Minister op deze feiten en op het eventueel afwijzend besluit van den Raad wordt gevestigd, Zijne Excellentie zeer zeker op deze voorstellen zal terugkomen. In de maand Februari konden de heeren Eikerbout en Lombert zich niet vereenigen met de voorgestelde salaris verlaging voor het politiepersoneel, omdat naar hun meening het politiecorps geheel onafhankelijk tegenover het publiek moet staan en daarom goed bezoldigd dient te zijn. Spreker onderschrijft dit volkomen; vooral in dezen bij uitstek extremistischen tijd is het politiecorps van belang voor de handhaving van de orde. Met de indiening van hun amende ment nemen deze heeren een volkomen ander standpunt in en spreken zij zich uit voor loonsverlaging. Door aanneming van dit amendement zouden ook de periodieke verhoogingen worden uitgerekt, evenals volgens het voorstel van het College; wel mag volgens dit amendement een agent tweede klas, die op 1 Februari 1937 niet zijn maximum heeft bereikt, niet in salaris achteruitgaan, maar zijn periodieke verhooging wordt toch een jaar uitgesteld, waardoor het salaris twee jaren gelijk blijft. Dit beteekent wel eenige verbetering in vergelijking met het voorstel van het College, maar het is toch nog altijd een aanzienlijke verlaging, waarvan de heeren Eikerbout en Lombert in Februari 1936 niets moesten hebben. Veel aannemelijker acht spreker het voorstel, gedaan in het adres van den Algemeenen Bond van Politiepersoneel, dat strekt de verlaging van het minimum te compenseeren door de periodieke verhoogingen te verhoogen met 0.25 en den tijd van 5 jaren terug te brengen tot 4. Er heeft dan wel een kleine verlaging plaats van jaar tot jaar, maar dat wordt weer gevonden door het eerder bereiken van het maximum, waardoor dit voorstel veel gunstiger is dan het amendement van de heeren Eikerbout en Lombert. Het bezwaar van den Minister zal ongetwijfeld vervallen, daar hij, de rechtvaardig heid voorstaande, voor Leiden toch geen andere houding kan aannemen dan hij ten aanzien van andere, gelijksoortige gemeenten heeft gedaan. Wat betreft het bedrag der periodieke verhoogingen, dit is in Utrecht meer dan 52.— per jaar en in Groningen zelfs 78.per jaar. Blijkens een advertentie in de Politie bode, waarbij sollicitanten worden opgeroepen voor agent van politie te Hillegersberg, is niet alleen het salaris daar veel beter, maar zijn ook de periodieke verhoogingen veel beter geregeld dan in Leiden. Het salaris van een agent van politie tweede klas bedraagt in Hillegersberg 27.80 33.65, om van te watertanden in Leiden 29.33. Men dient daarbij te bedenken, dat Hillegersberg een ge meente tweede klasse is. De heer Tepe vraagt hoeveel het maximum van de agenten eerste klas te Hillegersberg is. De heer van der Voort zegt, dat dat wel hooger zal zijn hoogstwaarschijnlijk. De heer Tepe vermoedt, dat er maar één rang onder de agenten zal zijn en dan is er voor de agenten heel weinig reden om te watertanden. De heer van der Voort zegt, dat in De Bilt de regeling nog veel gunstiger is; daar bedraagt het salaris 1.450.- Salarieering gemeentepersoneel, (van der Voort e.a.) tot ƒ1.900.met 4 tweejaarlijksche verhoogingen van 100. en een van 50.De regeling der periodieke verhoogingen is daar veel gunstiger dan in Leidendaar is het maximum in 9 jaren te bereiken, in Leiden thans in 10 jaren en volgens het voorstel van het College in 11 jaren. Het salaris in De Bilt is iets lager dan dat van een agent eerste klas in Leiden ook hier speelt de classificatie een rol. De Bilt is een gemeente tweede klas. Geheel in overeenstemming met zijn standpunt in het Georganiseerd Overleg ingenomen wijst spreker ook deze voorstellen af, doch als uiterste concessie is spreker wel bereid een voorstel in te dienen om de periodieke verhoogingen te verhoogen met ƒ0.25 en den looptijd terug te brengen van 5 op 4 jaar. Het salaris van de hoofdagenten wordt volgens het voorstel van het College met 2.verlaagd, waardoor het lager wordt dan in andere, gelijksoortige gemeenten. Ook hier is de uniformiteit, die de Minister zegt voor te staan, ver te zoeken. In Arnhem, Enschede en Nijmegen b.v. zijn de salarissen resp. 43.50 en 43.30 per week. Waar in Leiden de hoofdagenten gedurende een gedeelte van den nacht Inspecteursdiensten verrichten, waardoor hun functie ver- antwoordelijker is dan in genoemde plaatsen, adviseert spreker den Raad ook deze verlaging niet goed te keuren. De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een amendement van den heer van der Voort, luidende: „Ondergetekende stelt voor, artikel I van de verordening, houdende wijziging van de verordening van 25 Februari 1935, zooals deze is gewijzigd bij verordening van 21 Februari 1936 betreffende de wedden van het personeel der politie van de gemeente Leiden, te lezen als volgt: „De staat, bedoeld in artikel 2 van bovengenoemde ver ordening, wordt in dier voege gewijzigd, dat wordt gelezen: in kolommen 2a, 3 en 4 achter agent 2e klasse resp. 28. per week" in plaats van 29.per week" en vier eenjaar- lijksche verhoogingen van 1.25 per week." De heer Manders verklaart zich tegen deze voorstellen van het Collegehij heeft reeds meermalen uiteengezet de redenen waarom hij is tegen elke salarisverlaging voor ambtenaren en werklieden. Door de devaluatie van den-gulden zijn deze redenen nog klemmender geworden. Nu hebben zeer vele Raadsleden, waaronder ook de heer Goslinga indertijd, als Wethouder van Financiën, steeds betoogd, dat in de aller eerste plaats de ambtenaren en werklieden onder de devaluatie zouden lijden. In verband met deze pleidooien, ook voor de minst draagkrachtigen, zal spreker thans, wanneer hij deze tegenstanders van devaluatie aan hun woord houdt, hen onge twijfeld als medestanders aan zijn zijde krijgen bij zijn verzet tegen de voorstellen van het College. Spreker is altijd van het standpunt uitgegaan, dat een devaluatie van 30 voor de ambtenaren en werklieden altijd veel aangenamer zou zijn dan een loonsverlaging van 15 a 20 op het oogenblik komen beide en wanneer devaluatie nu werkelijk zoo ernstig is als door al die leden steeds beweerd, dan gaat het niet aan deze loonsverlaging verder door te zetten. Spreker geeft dan ook zeer ernstig in overweging deze voor stellen aan te houden, totdat men een beter overzicht heeft van de uitwerking van de devaluatie. De heer Eikerbout dankt het College en in het bijzonder den Wethouder van Onderwijs voor de prachtige wijze, waarop zij bij het Georganiseerd Overleg hun medewerking hebben verleend. Spreker heeft weieens iets anders omtrent de houding van het College tegenover het Georganiseerd Overleg gezegd en wil daarom nu gaarne het goede erkennen, zonder daarbij den heer Tepe in het gevlij te willen komen. Het Georganiseerd Overleg kan op het oogenblik noemens waardige resultaten boeken. In het algemeen staat spreker op het standpunt, dat men, indien eenigszins mogelijk, niet moet overgaan tot loons verlaging, tenzij de omstandigheden daartoe aanleiding geven. Dat het maximum salaris van een agent 2e klasse niet meer gelijk zal zijn aan het minimum salaris van een agent le klasse, is een verbetering van groote beteekenis, die met de medewerking van het College is verkregen. In de stukken staat, dat het salaris van de agenten 2e klasse met ƒ1.verlaagd moet worden. Spreker leest dit zoo, dat het practisch alleen geldt voor de agenten van politie, die in de naaste toekomst in Leiden worden aangesteld, die door de vijf eenjaarlijksche periodieke verhoogingen het eerst daarvoor in aanmerking zouden komen. Toch zijn er onder de tegenwoordig aangestelde agenten 2e klasse enkele, die in het gedrang zullen komen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1936 | | pagina 9