276 MAANDAG 9 NOVEMBEB 1936. Werkinrichting voor blinden; enz. (Goslinga e.a.) De heer Goslinga zal zijn stem aan dit voorstel niet ont houden, omdat het een proef is voor één jaar, maar principieel deelt hij het standpunt van den Wethouder niet. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XVI. Voorstel inzake liet toekennen van een vergoeding aan den Commissaris van Politie, in verband met het onder brengen van de brandweer bij de Politie. (197) De beer van Eek zegt, dat de Minister de meerderheid in den Eaad, die altijd geweigerd heeft den Commissaris van Politie een toelage van 500.te geven, in een zeer moeilijke positie brengt. De sociaal-democraten hebben het voorstel van het College, om den Commissaris van Politie een toelage van 500.te geven voor de waarneming van de functie van Commandant van de Brandweer, bestreden omdat zij het, nu zoovele loonen zeer zijn verlaagd, zelfs tot beneden het noodzakelijk levensonderhoud, niet verantwoord achtten den Commissaris van Politie voor bijwerk een vergoeding te geven. Nu had de Minister natuurlijk het recht zijn goed keuring te onthouden aan de waarneming door den Commis saris van Politie van de functie van Commandant van de Brandweer, omdat zijn hoofdfunctie daaronder zou-kunnen lijden, maar op dat standpunt stond de Minister niet; de Minister stond op het standpunt, dat geen dienstbelang van de Politie zich daartegen verzette, maar de Minister over schrijdt zijn bevoegdheid door uit te maken, welke belooning aan den Commissaris van Politie moet worden toegekend voor de leiding van de brandweer, welke zaak alleen tot de bevoegdheid van den Eaad behoort. De Minister gaat feitelijk zitten op den stoel van den Eaad. Spreker protesteert er tegen, dat op deze wijze de Eaad beroofd wordt van zijn vrijheid van optreden, dat de Minister den Eaad in een dwangpositie plaatst. De sociaal-democraten zijn echter voorstanders van orde, ook in het staatsbestuur; het veroorzaken van wanorde zou ten nadeele komen van een ordelijk bestuur; door nu deze toelage van 500.af te stemmen, zou men wanorde ver oorzaken en dat zouden de sociaal-democraten niet voor hun verantwoording kunnen nemen. Door deze toelage van 500.— af te stemmen, zou men maken dat brandweer en politie door den Eaad gescheiden moesten worden; dat zou een onregelmatig bestuur veroorzaken en die verantwoording wenscht spreker niet te dragen. De sociaal-democraten zijn en blijven dus hier tegen en zullen in dergelijke gevallen het standpunt blijven innemen, dat een goed bezoldigd ambtenaar in dezen tijd zoo bevoorrecht is, dat hij voor bijwerk niet afzonderlijk bezoldigd behoeft te worden; door daaraan vast te houden, zouden zij echter wanorde stichten. Hoewel noode en onder protest tegen de houding van den Minister zullen spreker en de zijnen voor het voorstel van het College stemmen. De heer van Weizen kan zich grootendeels bij den heer van Eek aansluiten. De motieven, die den heer van Eek er toe leiden tenslotte vóór dit voorstel te stemmen, hebben spreker echter tot precies de tegenovergestelde conclusie gebracht. Onjuist zou het echter zijn, daaruit als consequentie af te leiden, dat de communisten voorstanders van wanorde zouden zijn; dat is onjuist; zij zijn in dit opzicht ook voor orde. Alleen loopen de begrippen, die zij en hun tegenstanders onder orde verstaan, nogal uiteen; spreker en de zijnen ver staan daaronder, dat onder alle omstandigheden de orde gehandhaafd moet blijven. Terecht zeide de heer van Eek, dat de Eaad op het oogenblik in een dwangpositie verkeert. Met het protest, door den heer van Eek uitgesproken tegen de door den Minister opgedrongen beslissing, kan spreker zich volkomen vereenigen. De Voorzitter acht het niet noodig, over dit voorstel verder te argumenteeren, omdat zulks bij vorige gelegenheden vol doende is geschied. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. (De heeren van Weizen en Tobé wenschen geacht te worden te hebben tegengestemd.) XVII. Voorstel inzake herziening van de loonen en salarissen van liet personeel in dienst der gemeente. (199) Hiérbij komen tevens aan de orde: het amendement van de heeren Eikerbout en Lómbert, luidende Salarieering gemeentepersoneel. (van der Voort e.a.) „Ondergeteekenden stellen voor, de volgende „overgangs bepaling" in de verordening van 21 Febr. 1936, betreffende de wedden van het personeel der politie aan te brengen: Overgangsbepaling De ambtenaar 2e klasse die op 1 Februari 1937 niet in het genot van het maximum-salaris is, gaat niet in salaris achter uit, doch zijn eerstvolgende periodieke verhooging zal een jaar worden uitgesteld." en de adressen van het Hoofdbestuur van den Algemeenen Bond van Politiepersoneel in Nederland en van den Alge meenen Bond van Overheidspersoneel in Nederland, ter zake. De heer van der Voort zegt, bij de Algemeene Beschouwingen tijdens de behandeling van de Gemeentebegrooting, te hebben betoogd dat de sociaal-democraten principieel tegen elke loonsverlaging zijn, omdat loonsverlaging vermindering van de koopkracht beteekent en dus niet kan leiden tot ver betering van den economischen toestand. Tot heden heeft het verloop van de crisis hen nog niet in het ongelijk gesteld. Daarbij is nog gekomen de devaluatie, waardoor de koop kracht nog minder is geworden, al is op het oogenblik de prijsstijging niet verontrustend te noemen. Wel heeft de tegenwoordige onzekere toestand spreker gesterkt in zijn meening, dat verdere loonsverlaging niet kan en niet mag worden toegepast. Het is dan ook te betreuren, dat de Minister de loonregeling, die de Eaad in de maand Februari heeft vastgesteld, niet heeft kunnen goedkeuren op grond van geen ander motief dan dat gelijkheid moet worden betracht ten aanzien van de gemeenten, die reeds een loons verlaging hebben toegepast. Spreker verwijst hierbij naar de bespreking, die de Commissie van Zes met den Minister heeft gehad. Bij deze salarisverlaging is voor de gemeente geen groot financieel voordeel betrokken, voor het personeel beteekent zij, dat men den riem nog iets strakker moet aanhalen. De loonen van de werklieden zullen voor de eerste vier groepen met 0.48 moeten worden verlaagd. Was het netto-minimum-loon van den werkman uit de eerste loongroep in 1935 21.38, na aanneming van het aan de orde zijnde voorstel zal het 19.65 bedragen en dus met 1.73 d. i. 8.1 zijn Verminderd. Voor het netto-maximum loon zijn deze cijfers respectievelijk 26.57, 24.84 en 1.73 en 6.5 Uit een vergelijking van alle cijfers blijkt, dat het loon van den werkman een grootere korting moet ondergaan dan dat van den ambtenaar. De ambtenaar gaat b.v. 4 in loon achteruit, terwijl met uitzondering van de loongroepen Y en VI, de loonen van de werklieden met meer dan 4 worden verminderd en het minimumloon van de eerste loongroep zelfs 8 daalt. Over het algemeen is het percentage van de korting op de loonen van de werklieden 1| maal zoo groot als dat van de vermindering van de salarissen van de ambtenaren. Bij de behandeling van de salarisvoorstellen in de maand Februari verklaarden de heeren Eikerbout en Lombert, dat zij ter wille van de uniformiteit zouden meegaan met een loonsverlaging van 4 over de geheele linie. Spreker hoopt deze leden en den geheelen Eaad thans er van te hebben overtuigd, dat bij een groot gedeelte van de nieuw voorgestelde loonregeling de uniformiteit ver te zoeken is en daarbij rekening houdende met het loon, waarmee een werkman, na aanneming van deze voorstellen, naar huis zal gaan, deze regeling voor de gemeentewerklieden moet worden afgewezen. Met betrekking tot de salarieering van de functie van gemeentebode spreekt de Minister van excessen in verband met de salarieering van gelijksoortige functies bij het Bijk, daarbij waarschijnlijk doelende op de boden bij de Bijks- departementen. Spreker heeft reeds in de Commissie voor Georganiseerd Overleg betoogd, dat indien de werkzaamheden van gemeenteboden van geheel anderen aard zijn dan die van gelijksoortige beambten bij de Eijksdepartementen, het uitgedrukt moet worden in de salarieering: ,,een gelijk soortige functie" beteekent niet altijd „dezelfde werkzaam heden." De voorzitter van de Commissie kon niet zeggen, of er verschil in werkzaamheden bestond. Volgens de inlichtingen, waarover spreker thans beschikt, is er een belangrijk verschil. Een bode bij een Departement heeft een werktijd van 9 tot 5 uurde gemeentebode heeft geen geregelden arbeidstijd, maar werkt veelal langer dan de bode van een Departement. In de avondzittingen van den Eaad zijn altijd gemeenteboden aanwezig, die zonder extra vergoeding dienst doen en den volgenden ochtend op den gewonen tijd in dienst moeten zijn. Bij de aanvragen ingevolge de Hinderwet verrichten de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1936 | | pagina 8