268
MAANDAG 12 OCTOBEE 1936.
Blindenzorg; e.a.
(Beekenkamp e.a.)
voor dit alles kan zij de beschikking krijgen over geschikte
lokaliteiten.
Indien men in deze richting gaat, zal de thans voorgestelde
oplossing misschien overbodig zijn.
Spreker staat niet op het standpunt, dat de Eaad dit voor
stel zonder meer moet afwijzen, maar verzoekt het College
wel met betrekking tot deze zaak de toezegging te doen, dat
het binnen zeer korten tijd, zoo mogelijk binnen een half jaar,
aan den Eaad zal voorleggen een voorstel tot centralisatie
van de zorg voor onvolwaardige arbeidskrachten. Deze
suggestie is belichaamd in een motie, die spreker thans
indient.
De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een motie van
de heeren Beekenkamp, Wilmer en Wilbrink, luidende:
„De Eaad, van oordeel, dat het onderhavige voorstel met
betrekking tot de blindenzorg geen volledige bevrediging
schenkt,
dringt er met klem bij het College van Burgemeester en Wet
houders op aan binnen een half jaar bij den Eaad te komen
met een voorstel tot centraliseeren van de zorg voor onvol-
waardigen,
en gaat over tot de orde van den dag."
De heer van Weizen heeft in het ingekomen stuk enkele
passages gelezen, die bij hem een gevoel van onrust hebben
gewekt.
Spreker begroet met blijdschap de poging om in Leiden
iets te ondernemen, waarmede de blinden in de eerste plaats
gebaat zijn. In dat opzicht is spreker een andere meening
toegedaan dan de heer Beekenkamp, ook wat betreft het
stellen van het probleem. De discussie over deze kwestie
moet gebracht worden op het plan, waarop de heer Beeken
kamp haar door het indienen van zijn motie heeft gebracht.
Aangezien het een principieele zaak betreft, moet spreker
zich thans beperken tot het stellen van eenige vragen aan
het College.
In de eerste plaats wordt de aandacht getrokken door. de
opmerking in het ingekomen stuk, dat de aanmaak van
artikelen zich geheel naar de omzetmogelijkheid moet regelen,
zooals de belooning der blinden naar de bedrijfsuitkomsten.
De bedenkingen, die de heer van der Kwaak geuit heeft,
wijzen in een richting, die niet zeer veel goeds voorspelt.
De suggestie, hier geopperd om de blindenzorg op één
lijn te stellen met de zorg voor onvolwaardige arbeids
krachten wekt, in het bijzonder bij deze ongelukkigen, een
gevoel van onrust, die niet in overeenstemming is met de
noodzakelijkheid om de blindenzorg op dat peil te brengen,
waarop deze menschen recht hebben. Voor spreker is primair
de taak, die de gemeenschap in dit opzicht te vervullen
heeft. Welke maatstaf wordt daarbij aangelegd? Heeft het
College zich daarvan reeds een voorstelling gemaakt? En
wanneer nu de bedrijfsuitkomsten van dien aard zijn, dat
een belooning nauwelijks gegeven zal kunnen worden, hoe
zal dat dan kunnen worden geregeld?
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming op
voorstel van den Voorzitter besloten, de verdere behandeling
van dit punt,
alsmede de aan den heer Schüller toegestane interpellatie
met betrekking tot de circulaire van den Minister van Sociale
Zaken van 31 Juli 1936 inzake woninghuren,
aan te houden tot een volgende vergadering.
De Voorzitter vraagt, of thans een der leden nog iets in
het belang van de gemeente in het midden heeft te brengen.
De heer van Eek verzoekt Burgemeester en Wethouders
er voor te zorgen, dat de agenda's behoorlijk kunnen worden
afgewerkt, hetzij door meer vergaderingen te houden, hetzij
door het uitschrijven van avondvergaderingen.
(van Eek e.a.)
In de vergadering van 18 Mei 1936 heeft spreker aan het
College gevraagd, wanneer behandeld zou worden het prae-
advies op sprekers voorstel om het aantal vertegenwoordigers
van het gemeentebestuur in de Commissie voor School
kindervoeding en -kleeding uit te breiden tot 2. De Wet
houder heeft toen geantwoord, dat dit praeadvies nagenoeg
klaar was en spoedig tegemoetgezien kon worden. Het is
nu 5 maanden later. Is het praeadvies nu gereed
Spreker heeft gelezen, dat verscheidene instellingen ge
legenheid gehad hebben kennis te nemen van de vorderingen
bij den bouw van het Eaadhuis en bij de restauratie van
den gevel. Zouden de Eaadsleden ook niet eens uitgenoodigd
kunnen worden?
De Voorzitter zegt, dat de heer van Eek allereerst het College
vraagt te zorgen, dat de agenda's kunnen worden afgehandeld.
Dit ligt niet zoozeer op den weg van het College als op dien
van de Eaadsleden. Over deze agenda b.v. viel niet veel te
spreken; deze had toch wel in één middag afgehandeld
kunnen worden, ook wanneer men daarmede vergelijkt de
raadsagenda's in Den Haag en in andere gemeenten. Wanneer
het College meent, dat er aanleiding bestaat tot het houden
van een avondvergadering en het meent dit betrekkelijk
vlug aarzelt het niet, deze uit te schrijven.
Het College zal met veel genoegen de Eaadsleden in staat
stellen kennis te nemen van de vorderingen bij den bouw
van het Eaadhuis. De Wethouder was dit reeds lang van
plan; hij heeft daarvoor een gunstige gelegenheid afgewacht.
De heer Tepe was op 18 Mei j.l. ook vast overtuigd, dat
het praeadvies op het voorstel-van Eek zoo goed als klaar
was, maar intusschen hebben weer besprekingen plaats gehad,
waardoor het noodig was nog even te wachten met het uit
brengen van het praeadvies. Spreker belooft den heer van
Eek echter, dat het zeer binnenkort zal komen.
De heer Ilcssing verzoekt het College een parkeerverbod
in het leven te roepen voor den Stationsweg. Wanneer voor
Heck's Lunchroom of dergelijke inrichtingen auto's ge
parkeerd staan, is het levensgevaarlijk daar te fietsen, indien
tegelijkertijd een tram, die uit de stad komt en in de richting
van het station rijdt, passeert.
De Voorzitter zegt, dat deze aangelegenheid reeds de aan
dacht heeft.
De heer Schüller heeft op 17 Mei, 13 Juli en 4 September j.l.
voorstellen betreffende den woningbouw gedaan en vraagt
nu, wanneer het College daarover praeadvies zal uitbrengen.
De heer Splinter antwoordt, dat het College dit zoo spoedig
mogelijk zal doen.
De heer Eikerbout heeft vernomen, dat de heer Tepe bij
den Minister van Binnenlandsche Zaken op bezoek is geweest
om te spreken over de salarieering van het politiepersoneel
en de besluiten, die in verband daarmede genomen waren
en vraagt of de Wethouder bereid is, den Eaad, zoo mogelijk,
daaromtrent eenige inlichtingen te verschaffen.
De heer Tepe is inderdaad op bezoek geweest bij den Mi
nister van Binnenlandsche Zaken. Spreker zelf was zeer
tevreden over het onderhoud en is er van overtuigd, dat het
ook eenig resultaat zal hebben. Omtrent de finesses van het
onderhoud kan spreker geen mededeelingen doen. Binnenkort
zullen echter nieuwe voorstellen bij de Commissie voor Ge
organiseerd Overleg worden ingediend.
Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter
de vergadering.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GEOEN ZOON.