91
B. Wat betreft de kapitaaluitgaven:
In de eerste plaats moet bet nadeelig saldo van den
Kapitaaldienst van bet dienstjaar 1935, blijkens de gemeente
rekening 1935 1.640.773.82 bedragende, (gesplitst in voor-
en nadeelige sloten) ten bate resp. ten laste van de ver
schillende hoofdstukken en paragrafen van de begrooting
voor 1936 worden gebracht.
De voordeelige sloten worden, voorzoover zij niet kunnen
worden bestemd tot geheele of gedeeltelijke dekking van
de ten behoeve van de diverse hoofdstukken en paragrafen
te leenen bedragen, in afwachting van het tijdstip, waarop
zij in mindering van eene aan te gane geldleening zullen
worden gebracht, voorloopig op den post „Aankoop van
rentegevend goed" van Hoofdstuk YII van den kapitaal-
dienst overgebracht, hetgeen kan geschieden door toevoeging
of verhooging van den op de betrekkelijke hoofdstukken
en paragrafen voorkomenden post „Bijdrage aan Hoofdstuk
YII van den kapitaaldienst".
Voorts dienen de op den kapitaaldienst beschikbaar ge
stelde gelden voor werken, voor verstrekking van kapitalen
aan bedrijven enz., welke in 1935 niet of niet geheel zijn
verwerkt of uitgegeven, op de begrooting voor 1936 te
worden overgebracht, terwijl ten slotte nog eenige fondsen,
alsmede de „reserve voor algemeene doeleinden" naar den
kapitaaldienst 1936 moeten worden overgeboekt.
Dit is eveneens het geval met de geraamde kapitaals
ontvangsten, voor zoover deze in 1935 niet of niet geheel
zijn ontvangen.
Voor de dekking van de nadeelige sloten, alsmede van
de op den dienst 1936 over te brengen kapitaalsuitgaven,
welke niet of niet geheel door de voordeelige sloten of
kapitaalsontvangsten worden gedekt, dient tot verhooging
van den post „geldleening" te worden overgegaan.
Zooals reeds herhaaldelijk werd uiteengezet is een derge
lijke verhooging van den post „geldleening" eene admini
stratieve begrootingsregeling.
Voor de splitsing van het nadeelig saldo van den kapitaal
dienst in voor- en nadeelige sloten over de verschillende
hoofdstukken en paragrafen, alsmede voor de op de be
grooting voor 1936, zoowel in ontvangst als in uitgaaf,
over te brengen kapitaalposten, zie men den hierbij be
hoorenden begrootingsstaat.
Vervolgens hebben de uitgaven voor eenige werken,
waarvan de kosten zijn bestreden uit het „Fonds voor
uitvoering van werken, bedoeld in art. 2, 2e lid, sub b,
van de verordening op den aanleg van straten en wegen
(Gemeenteblad no. 33 van 1931) minder bedragen dan
geraamd was.
De bedoelde overschotten zijn:
1°. de kosten van het bouwen van een vaste
brug over de Stadsmolensloot tegenover de
Thorbeckestraat4.046.82
2°. de kosten van het maken van een over
weg over de trambaan van de Xoord-Zuid-
Hollandsche Tramweg-Maatschappij tegenover
de Koninginnelaan1.408.03
3°. de kosten van het maken van een over
weg over de trambaan van de Noord-Zuid -
Hollandsche Tramweg-Maatschappij tegenover
de Leliestraat926.
6.380.85
Vermits de bijdragen uit het fonds voor het volle bedrag
der geraamde kosten aan Hoofdstuk VI zijn uitgekeerd,
behoort door dat hoofdstuk f 6.380.85 in het Fonds te
worden teruggestort.
Een en ander is op den begrootingsstaat geregeld.
Ten slotte wordt op een afzonderlijken begrootingsstaat
geregeld de overbrenging naar den dienst 1936 van de
restanten der uitgaaf- en ontvangstposten betreffende de
navolgende werkverschaffingsobjecten
1° het doen graven van een kanaal ten behoeve van de
uitbreiding van de waterwinplaats van de Leidsche Duin
water-Maatschappij onder de gemeente Wassenaar;
2° de demping van het Levendaal tusschen de Barbara-
brug en de 4e Binnenvestgracht;
3° de doortrekking van de Oegstgeesterlaan en de Mariën-
poelstraat naar den Maredijk c.a.;
Wij geven U alsnu in overweging door vaststelling van
de hierbij overgelegde begrootingsstaten, model D, tot de
voorgestelde wijzigingen te besluiten.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth, van Leiden.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GBOEN ZOON.
i