234 MAANDAG 17 Interpellaties i.z. Rijkssteunregeling voor werkloozen. (van Weizen e.a.) neer de betreffende huiseigenaren de huren tot een naar het oordeel van die gemeentebesturen redelijk bedrag hebben teruggebracht. Dit alles maakt het noodzakelijk, dat de sterkste druk op de Regeering wordt uitgeoefend, opdat deze maatregelen geheel worden teruggenomen. Er gaan stemmen op om de vermindering van den huur bij slag te verhalen in het bijzonder op de huiseigenaren, die zich tot nu toe verzet hebben tegen elke vrijwillige huurverlaging waarbij intusschen belangrijke groepen van groote huis eigenaren een zeer voorname rol hebben gespeeld doch sprekers partij zou het zeer funest vinden wanneer door de werking van deze maatregelen ook aanzienlijke groepen van kleine huiseigenaren, die in het algemeen ook met groote moeilijkheden hebben te worstelen, zouden worden getroffen. Deze groepen wenscht spreker door de Regeeringsmaatregelen evenmin getroffen te zien als de werkloozen. Op deze gronden meent spreker, dat bij de Regeering aangedrongen dient te worden op terugneming van deze maatregelen. De heer Snel zegt, dat de mededeeling van Burgemeester en Wethouders, dat zij zullen onderzoeken of ten gevolge van de Regeeringsmaatregelen een noodtoestand zal ont staan, hem ten zeerste verbaasd heeft. Er bestaat een nood toestand, al jaren. Nu gaat de Regeering den huurtoeslag nog afnemen. Dit zal ten gevolge hebben, dat de tot de volgende groepen behoorende werkloozen minder zullen ontvangen: chemigrafen 0.430.65, hotelpersoneel 0.40 2.35, Sigarenmakersbond ƒ0.00ƒ1.05, Metaalbewerkers- bond 0.102.50, Overheidspersoneel 0.601.00, Bouw- arbeidersbond 0.051.85, handels- en kantoorbedienden 0.351.10, stukadoors 0.071.93, transportarbeiders 0.102.50, technisch en opzicht houdend personeel 1.00 2.50 en bakkersgezellen 0.101.23. Dit betreft alleen den huurtoeslag. Daarnaast heeft men de verlaging van de steunnormen, die op de steunbedragen nog veel dieper zal ingrijpen, en waarbij zij die reeds het meest hebben geleden het zwaarste getroffen zullen worden. Spreker betreurt het, waar de Wethouders van Sociale Zaken van de groote gemeenten bijeen zijn geweest ter bespreking van dit voorstel der Regeering, dat de Wet houders van Sociale Zaken van de middelgroote gemeenten niet den drang hebben gevoeld om ook deze zaak met elkaar te bespreken om den Minister, indien mogelijk, te overtuigen van het funeste van deze maatregelen. Het behoeft geen lang betoog, dat door hetgeen thans door de Regeering wordt voorgesteld, de knuppel in het hoenderhok is geworpen. Reeds in 1934 bij de toen doorgevoerde steun verlaging werd van den vollen huurtoeslag boven de 3.50 1/3 afgenomen, hetwelk voor hen, die 6.verwoonden, een vermindering aan huurtoeslag beteekende van 0.85 per week, derhalve een belangrijke verlaging. Het sprak vanzelf, dat toen door de werkloozen getracht is de huur verlaagd te krijgen met eenzelfde bedrag. En inderdaad is het sedert J uli 1934 aan een aantal gesteunden gelukt eenige huurverlaging te verkrijgen, echter lang niet altijd, omdat het tekort aan goedkoope woningen reeds sedert lang groot was en nog steeds is. Daarnaast is door medewerking van de Regeering huurverlaging bereikt voor gemeente- en vereenigingsbouw, maar deze verlaging heeft gemiddeld niet meer dan 4050 cent per week bedragen. Door dezen gang van zaken, waardoor de post „huur" op het budget van den werklooze zwaarder is gaan drukken, is het samenwonen met alle ongewenschte gevolgen van dien sterk toegenomen. Inmiddels is door de weinige mede werking der Regeering de huurverlaging geremd, doordat de bouw van goedkoope woningen achterwege bleef, terwijl de drang naar goedkoope woningen steeds grooter werd. Deze ontwikkeling heeft het gevolg gehad, dat huur verlaging achterwege bleef en zelfs hier en daar geleid heeft tot huurverhooging. De aanpassingspolitiek der Regeering heeft óók op dit punt gefaald. Het werken met cijfers over leegstaande woningen bewijst minder dan niets. De mogelijkheid van directe verhuizing is in heel veel gevallen gering en eischt ook weer geldelijke offers van menschen, die over geen penning meer beschikken en wier geringe inkomen op hetzelfde oogenblik nog aan merkelijk daalt bovendien, gezwegen nog van ander on noemelijk leed, dat zulk een verhuizing mee kan brengen. Ondanks deze ontwikkeling wil de Regeering er toe over gaan den huurtoeslag af te schaffen, met dien verstande, dat deze op 1 September zal worden teruggebracht tot 1/3 van de meerdere huur boven 3.50, terwijl met Mei 1937 de nog overblijvende huurtoeslag zal worden ingetrokken, hetgeen beteekent, dat vooral in de groote steden tien duizenden gezinnen van gesteunden een belangrijke ver- AUGUSTUS 1936. Interpellaties i.z. Rijkssteunregeling voor werkloozen. (Snel e.a.) laging van inkomsten zullen krijgen en, indien zij aan deze verlaging willen ontkomen, tegen hun huiseigenaren zullen moeten optreden of moeten gaan verhuizen, hetgeen in verreweg de meeste gevallen zal beteekenen het gaan samen wonen met anderen. De Regeering zegt, dat de afschaffing van den huurtoeslag moet leiden tot huurverlaging. Het is dus volgens de Regeering niet de bedoeling, door de intrekking van den huurtoeslag de gesteunden te treffen, maar om de huiseigenaren tot verlaging te dwingen. Wat hier nu staat te gebeuren, is ongelooflijk en spreker acht het uiterst moeilijk om voor een dergelijke methode het juiste woord te vinden, dat in den Raad gesproken zou mogen worden. Vast staat echter, dat de slappe pogingen van de Regeering tot aanpassing van de huren van arbeiders woningen alle zijn mislukt. Yan de verlaging der vaste lasten, door de Regeering zonder geloof voorgesteld, is niets terecht gekomen. En nu de aanpassers hun doel niet konden bereiken langs den normalen weg, zullen juist de zwakste burgers, de werk loozen, het zaakje moeten opknappen. De Minister van Sociale Zaken heeft tijdens de behandeling van de wet op de vaste lasten verklaard: „Wijziging van den huurtoeslag zal eerst plaats vinden als het wetsontwerp tot verlaging van de vaste lasten tot wet zal zijn verheven." Desondanks bepaalt nu de Minister, dat de huurtoeslag zal worden afgeschaft. Tot heden kon men zich in Nederland op het woord eens Ministers verlaten. Hetgeen thans is geschied, zou kunnen leiden tot de ontstellende conclusie, dat men er voortaan rekening mede zal moeten houden, dat Ministers hun toezeggingen niet gestand doen, dat hun daden anders zullen zijn dan hun woorden. Tot welke toe standen dat zou leiden, daaraan durft men ternauwernood denken. De strijd tusschen de Regeering, die alle kosten wil doen dalen, en de huiseigenaren, die hun belangen ook hardnekkig verdedigen, zal op de ruggen der werkloozen worden uitgevochten. Men is na de 3 jaar van deze Regeering aan veel gewend geraakt, doch wat de Regeering nu wil gaan doen, is inderdaad verrassend. Het ligt spreker verre in een beschouwing over de plannen van Minister Slingenberg met betrekking tot dit geval het element te mengen van diens persoonlijke gevoelens ten aanzien van de gesteunde werkloozen, omdat die gevoelens hem niet bekend zijn, doch wel acht spreker hetgeen de Minister van plan is te doen ten aanzien van den huurtoeslag uit een oogpunt van sociale politiek volkomen onbegrijpelijk. Daaruit blijkt een ontstellend tekort aan gezichtsvermogen. Deze bewindsman is niet uitgegaan van de vraag: hoe kan ik het bedrag, dat de publieke kas aan de steunverleening ten koste legt, verminderen, neen, de vraag was alleen: hoe kan met hetzelfde geld een andere verdeeling worden bereikt. In hoeverre dit mogelijk was geweest op eenigerlei wijze, waardoor geen onnoemelijk leed werd gebracht in de gezinnen, waar het tekort reeds jaren de uiterst denkbare grenzen heeft bereikt, laat spreker daar. Een ministerieel Departement beschikt ongetwijfeld over gegevens, die een beoordeeling hiervan beter tot haar recht doen komen. Maar aan hen, die dagelijks de grauwe ellende zien en hooren, die dagelijks in menschenharten en menschenlevens zien, is daardoor gegeven wat een Minister in zijn Departement mist, n.l. het contact. Hem, die deze gelegenheid heeft en haar niet ongebruikt laat, gaan reeds jaren deze gedachten door het hoofd: hoe houden deze menschen het uit en hoe lang kan dit nog zoo voortgaan zonder dat zich op allerlei gebied een inzinking openbaart, die in vernietiging der volkskracht eindigt. Zeker is de toestand, wat de woninghuren betreft, ongezond als men nagaat welk deel van het steunbedrag voor de huur wordt opgeëischt, en indien de Minister dan ook met een plan was gekomen, dat eensdeels bestond uit het schrappen van den huurtoeslag en anderdeels uit concrete maatregelen tot een evenredige verlaging der huren, had ieder het logische en practische daarvan moeten erkennen en was het niet noodig geweest den storm van verzet te ontketenen, die nu geheel het land in beroering brengt. Volgens berichten in de pers heeft de Minister aan. de gemeentebesturen een circulaire doen toekomen, waarin wordt vastgesteld een standaardloon voor die arbeiders, die lang zonder werk zijn. De Minister heeft voor deze categorie arbeiders in de gemeenten eerste klasse dit standaardloon gesteld op 20. Dit wordt dan voor de gemeente Leiden 19.Indien het niet in het voornemen van den Minister ligt om de percentages te verhoogen, dan zal deze normverlaging de werklooze arbeiders nog zwaarder treffen dan de huurtoeslaginhouding, want vrij zeker mag worden aangenomen althans te Leiden, waar 60 a 70 procent der gesteunden door de inhouding van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1936 | | pagina 4