MAANDAG 17 AUGUSTUS 1936.
233
Overplaatsing onderwijzer e. a.
(Voorzitter e.a.)
De Voorzitter dankt de leden van liet stembureau voor de
genomen moeite.
De heeren de Eeede en Groeneveld kwamen na de ge
houden stemmingen ter vergadering.
VI. Voorstel om den onderwijzer aan de o. 1. school aan den
Zuidsingel A, I. van Weerlee, over te plaatsen naar de Centrale
School voor het 7e en 8e leerjaar. (132)
VII. Voorstel tot het verleenen van ontslag aan G. Bosscha,
als onderwijzer aan de o. 1. school aan de Medusastraat B,
wegens het bereiken van den zestig jarigen leeftijd. (133)
VIII. Praeadvies op het verzoek van G. L. de Goederen, om
ontslag uit zijn betrekking van Chef der Afdeeling Algemeene
Zaken en Gebouwen bij den dienst van Gemeentewerken. (134)
IX. Voorstel tot overneming in eigendom bij de gemeente
van verschillende voor straat bestemde strookjes grond. (135)
X. Voorstel tot kostelooze overneming in eigendom bij de
gemeente van een strook voor straat bestemden grond, deel
uitmakende van de de Sitterlaan en de van 't Hoffstraat, van
de N.V. Gemeenschappelijk Eigendom, Maatschappij tot
Exploitatie van Woon- en Winkelhuizen, te 's Gravenhage.
(136)
XI. Voorstel inzake den verkoop en het om niet in eigendom
overdragen van strookjes grond nabij de Paradijssteeg, aan het
Hofje „Joost Fransen van der Lindens Poorte". (137)
XII. Bekening, dienst 1935, van de Plaatselijke School
commissie. (138)
XIII. Begrooting, dienst 1936, van de Plaatselijke School
commissie. (138)
XIV. Voorstel tol het aangaan van een geldleening. (139)
XV. Voorstel tot het verleenen van medewerking aan het
bestuur van de Vereeniging voor Christelijk Onderwijs, te
Leiden, tot de aanschaffing van leermiddelen ten behoeve van
zijn school voor g. 1. o. aan den Hooge Morscliweg en tot
vaststelling van den desbetreffenden begrootingsstaat. (140)
XVI. Voorstel tot wijziging van de verordening, betreffende
de geneeskundige armenverzorging en den werkkring en de
bezoldiging van de Stadsgeneesheeren. (141)
XVII. Voorstel tot herziening van het bij raadsbesluit van
6 November 1933 vastgestelde plan van uitbreiding voor de
gemeente Leiden. (142)
XVIII. Praeadvies op liet adres van bewoners van de Ilooge-
woerd, inzake verbetering van het wegdek van de Hoogewoerd,
tusschcn de Plantage en de Kraaierstraat. (143)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
achtereenvolgens overeenkomstig de voorstellen VI tot en
met XVIII besloten.
Hierna stelt de Voorzitter tegelijkertijd aan de orde de
aan de heeren van Weizen en Snel toegestane interpellaties
inzake de jongste wijzigingen in de Bijkssteunregeling voor
werkloozen.
Hierbij komen tevens aan de orde het adres van het
Werkloozen-Strijd-Comité en het verzoek van de Federatie
van te Leiden en omstreken gevestigde Woningbouwver-
eenigingen, ter zake.
De heer van Weizen stelt de volgende vragen aan Burge
meester en Wethouders:
L0- Hebben Burgemeester en Wethouders kennis genomen
van de belangrijke wijzigingen der Bijksvoorschriften inzake
ondersteuning aan werkloozen, in het bijzonder die, welke
bepalen, dat de huurbijslag zal worden opgeheven?
2°. Zijn Burgemeester en Wethouders niet van oordeel,
dat het opheffen van den huurbijslag de steuntrekkenden in
een dermate slechtere positie brengt, dat uitvoering dier
voorschriften onmogelijk moet worden geacht?
3°. Is het College van Burgemeester en Wethouders bereid
maatregelen te treffen, dit oordeel ter kennis van de Begeering
te brengen en den Baad in de gelegenheid te stellen, zich
hierover uit te spreken?
Interpellaties i.z. Bijkssteunregeling voor werkloozen.
(Snel e.a.)
De heer Snel stelt de volgende vragen aan Burgemeester en
Wethouders:
1°. Hebben Burgemeester én Wethouders kennis gekregen
van de plannen der Begeering, welke beoogen het intrekken
van den huurtoeslag en zijn deze reeds officieel ter kennis van
het gemeentebestuur gebracht?
2°. Indien vraag 1 bevestigend wordt beantwoord, willen
Burgemeester en Wethouders dan een onderzoek doen in
stellen naar de gevolgen, welke deze maatregel voor de
werkloozen zal hebben?
3°. Wordt de meening van steller dezer vragen, dat de
positie der werkloozen geen enkele verslechtering meer
gedoogt, ook gedeeld door Burgemeester en Wethouders?
4°. Zijn Burgemeester en Wethouders met steller dezer
vragen van meening, dat het onmogelijk is van de geldende
steunbedragen de huren boven 3.50 ten volle te voldoen?
5°. Zijn er bij Burgemeester en Wethouders plannen in
voorbereiding tot verlaging der huren der gemeentewoningen,
bewoond door werkloozen, indien de intrekking van den
huurtoeslag doorgaat?
6°. Is er door Burgemeester en Wethouders bij de Begeering
blijk van gegeven, dat intrekking van den huurtoeslag voor
de werkloozen niet te dragen is?
7°. Willen Burgemeester en Wethouders van hetgeen zij in
deze hebben gedaan of binnenkort voornemens zijn te doen,
aan den Gemeenteraad mededeeling doen?
De heer van Stralen zegt, dat het College kennis heeft
gekregen van het voornemen der Begeering om ingaande
30 Augustus 1936 een aantal wijzigingen van de steun
regeling voor werkloozen in werking te doen treden.
Een dezer wijzigingen betreft de intrekking van den
huurtoeslag, met dien verstande, dat voorloopig de huur
toeslag, thans bedragende 2/3 van de meerdere huur boven
3.50, zal worden teruggebracht tot x/3 van dat meerdere.
De dan nog resteerende huurtoeslag zal worden ingetrokken
op 9 Mei 1937.
Voorts zal voor personen, die gedurende 4 jaar minder dan
26 weken hebben gewerkt, de steun niet meer mogen worden
berekend naar het gangbare loon in het bedrijf, dat zij
hebben uitgeoefend, doch zal voor de berekening van den
^tepp als loonnorm worden aangenomen een vast bedrag,
dat voor de gemeente Leiden is gesteld op maximum 19.
De totale steunvermindering als gevolg van invoering
dezer maatregelen, zal voorshands beperkt blijven tot 1.25
per week.
Het College acht het niet onmogelijk, dat bij volledige
doorvoering van deze maatregelen, welke geheel zonder
overleg met het gemeentebestuur zijn genomen en waarvoor
derhalve de Begeering uitsluitend de verantwoording draagt,
in vele gezinnen van steuntrekkenden een noodtoestand zal
ontstaan.
Burgemeester en Wethouders zijn voornemens, indien uit
een ten spoedigste in te stellen onderzoek blijkt, dat de
volledige doorvoering van deze maatregelen tengevolge zal
hebben, dat er in de Leidsche gezinnen van steuntrekkenden
of in bepaalde groepen van die gezinnen inderdaad een nood
toestand zal ontstaan, stappen bij de Begeering te doen.
Spreker wil aan dit antwoord nog een mededeeling toe
voegen, welke het College zoo juist heeft ontvangen. Zoo
juist is n.l. bekend geworden, dat Minister Colijn vandaag in
een conferentie met de wethouders van de vijf groote ge
meenten heeft medegedeeld, dat de invoering der aange
kondigde maatregelen 14 dagen zal worden opgeschort
teneinde te overwegen of en zoo ja, welke wijzigingen in de
regeling nog zijn aan te brengen.
De heer van Welzcn waardeert het antwoord, dat door het
College is gegeven, ten zeerste, doch het bevredigt hem niet
geheel en al.
Spreker is het ongetwijfeld eens met het College, dat
doorvoering van de door de Begeering voorgestelde maat
regelen in tal van gezinnen een noodtoestand zal doen ont
staan. Het is ook volkomen juist, dat de verantwoordelijkheid
daarvoor volkomen op de Begeering rust. De stappen, welke
men momenteel voornemens is te doen bij de Begeering, zijn
echter niet voldoende. In dit opzicht is een uitspraak van
den Baad dan ook zeer gewenscht.
Niet alleen een zeer belangrijke groep van werkloozen
dreigt hierdoor getroffen te worden, doch ook een aanzienlijk
aantal kleine huiseigenaren. De Begeering zal haar mede
werking verleenen om tot huurverlaging te komenzij meent,
dat de bouw van goedkoope woningen de verschillende
maatregelen min of meer zal compenseeren en zij zal aan
de gemeentebesturen de bevoegdheid verleenen om de huren
op de steunbedragen van de werkloozen in te houden wan-
i i -1