214 MAANDAG 13 JULI 1936. Verordening op de Winkelsluiting; e. a. (Voorzitter e.a.) De Voorzitter leidt daaruit af, dat in de andere plaatsen de veilingen op een ander uur worden gehouden. De heer Groeneveld meent, dat de winkeliers in dat geval beter doen met te trachten het uur van de veiling van fruit te doen veranderen, waardoor zij reeds 's morgens in het bezit van versch fruit komen. Thans ontvangen zij eerst des avonds het versche fruit, zoodat het voor hen onmogelijk is, het nog denzelfden dag te verkoopen, al voerde men een nog later sluitingsuur in. In het belang van de winkeliers, die op de verruiming van de verkoopgelegenheid geen prijs stellen en recht hebben op eenigen vrijen tijd, zal spreker zich tegen het voorstel büjven verzetten. Artikel I wordt aangenomen met 29 tegen 5 stemmen. Vóór stemmen: de heeren Vallentgoed, Coster, Tobé, van der Eeijden, Vos, Romijn, Carton, Schoneveld, Goslinga, Kuipers, Hessing, van der Kwaak, Beekenkamp, Jongeleen, Tepe, Splinter, van Stralen, Verweij, Wilmer, Bergers, Würtz, Wilbrink, van Weizen, Manders, van Rosmalen, de Reede, van Bek, van der Voort en Schüller. Tegen stemmen: mevrouw Braggaar, mevrouw de Cler, de heeren Lombert, Groeneveld en Snel. Artikel II wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna de verordening in haar geheel zonder hoofdelijke stemming wordt vastgesteld. Voorts wordt zonder hoofdelijke stemming besloten het adres van de Leidsche Vereeniging van Handelaren in Aardappelen, Groenten en Fruit als afgedaan te beschouwen. XVI. Verzoek van Gedeputeerde Staten der provincie Zuid- Holland om advies over een 3-tal ontwerp-besluiten inzake wijziging van de jaarvvedderegeling voor den Burgemeester, de Wethouders, den Secretaris en den Ontvanger. De Burgemeester verlaat tijdelijk de vergadering, na den heer Splinter het voorzitterschap te hebben overgedragen. De Voorzitter stelt allereerst aan de orde het ontwerp besluit inzake wijziging van de jaarwedde-regeling voor den Burgemeester. De heer van Eek zegt, dat de sociaal-democraten zijn tegenstanders van loonsverlaging, maar waar nu eenmaal toch tot die loonsverlaging besloten is, zullen zij zich niet verzetten tegen een bescheiden vermindering van het trakte ment van den Burgemeester ad 2 Zij zullen dus stemmen voor dit voorstel om Gedeputeerde Staten te adviseeren, die verlaging toe te passen. De heer Wilmer zegt, dat inderdaad een verlaging van 21 van de jaarwedde van den Burgemeester bescheiden zou zijn, zooals de heer van Eek zeide, wanneer die jaarwedde niet reeds aanzienlijk was verlaagdhet salaris van den Burge meester is reeds verlaagd van 12.000.tot 10.000. dus niet bescheiden, maar zeer ingrijpend. In vergelijking met andere gemeenten, die met Leiden vergeleken kunnen worden, is de jaarwedde van den Burgemeester niet aan den hoogen kant, gezien ook diens zeer groote representatieve verplichtingen. De jaarwedde van den Burgemeester is procentsgewijs het sterkst verlaagd van alle ambtenaren van Leiden, wien ook. Spreker is het er mee eens, dat de salarisverlaging progressief moet zijn, zooals dikwijls terecht wordt gezegd, maar ook zonder verdere verlaging is dit ten aanzien van de jaarwedde van den Burgemeester reeds in practijk gebracht. De heer Beekenkamp sluit zich aan bij den heer Wilmer. Het salaris van den Burgemeester is reeds met 16.6 verlaagd, niet een bescheiden, maar een zeer ingrijpende verlaging en daarbij komt nu weer een verlaging met 2| In Den Haag heeft het Seniorenconvent, bestaande uit de Voorzitters van de verschillende Raadsfracties, zich met algemeene stemmen verzet tegen een verlaging van het salaris van den Burgemeester van Den Haag met 1.000. omdat o.a. de taak van den Burgemeester in den laatsten tijd in plaats van verlicht, zeer verzwaard is en ook met het oog op de representatieve verplichtingen van den Burge meester en tenslotte, omdat de salarissen van de Burge meesters pas verlaagd zijn. Spreker hoopt, dat de heer van Eek, met het oog op de reeds plaats gehad hebbende ver- Jaarwedderegeling Burgemeester, Wethouders, Secretaris en (Beekenkamp e.a.) Ontvanger laging van de jaarwedde van den Burgemeester dezelfde houding zal aannemen als zijn Haagsche partijgenooten. De heer Wilbrink sluit zich in het algemeen aan bij het betoog van de heeren Wilmer en Beekenkamp. Indien Gedeputeerde Staten meenden, dat deze korting van 2 J noodig was, hadden zij indertijd niet 18 maar dadelijk 20 moeten korten. In de stukken, welke ter visie hebben gelegen, heeft spreker geen practische gronden voor de korting van 2| kunnen vinden. Een vergelijking met de korting, die op de salarissen van het Rijkspersoneel is toegepast, gaat niet op. Wellicht is het percentage van de korting, die in haar geheel op de salarissen van het Rijks personeel is toegepast, grooter dan de korting op het salaris van den Burgemeester, maar daar staat tegenover, dat toen op de jaarwedde van den Burgemeester 18 werd gekort, de korting op de salarissen van het Rijkspersoneel niet zoo groot was. De heer van Eek wist ook zeer goed, dat de jaarwedde van den Burgemeester vroeger 12.000.bedroeg, maar daarover behoefde men thans niet meer te spreken. Uit de tegenwoordige moeilijke omstandigheden moet de wensch geboren worden om de verschillen tusschen de groote in komens te doen verminderen. Men moet op het oogenblik van den nood een deugd maken en probeeren om in te gaan tegen het verstrekken van groote inkomens, terwijl het inkomen van velen absoluut onvoldoende is om in het nood zakelijke levensonderhoud te voorzien. Thans is de tijd ge komen om de lage inkomens zooveel mogelijk op peil te houden en te verhoogen en de hoogere inkomens te verminde ren. De vermindering van de jaarwedde van den Burge meester met ƒ2.000.is voor spreker geen reden om nu te stemmen tegen het advies om daarop alsnog een korting van 2| toe te passen. In verband met de tegenwoordige omstandigheden is dit een vrij bescheiden vermindering. De heer van Weizen sluit zich volkomen aan bij het betoog van den heer van Eek. De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een voorstel van de heeren Wilmer, Beekenkamp en Wilbrink, luidende: „De Raad besluit om Ged. Staten te berichten, dat hij geen redenen vindt om de jaarwedde van den Burgemeester opnieuw te verlagen." Het voorstel van de heeren Wilmer, Beekenkamp en Wilbrink wordt aangenomen met 18 tegen 16 stemmen. Vóór stemmen: de heeren Coster, Tobé, van der Reijden, Vos, Romijn, Goslinga, van der Kwaak, Beekenkamp, Tepe, Wilmer, Bergers, Lombert, Würtz, Wilbrink, Manders, van Rosmalen, de Reede en de Voorzitter. Tegen stemmen: de heer Vallentgoed, mevrouw Braggaar, de heeren Carton, Schoneveld, Kuipers, Hessing, Jongeleen, van Stralen, Verweij, mevrouw de Cler, de heeren Groeneveld, van Weizen, van Eek, van der Voort, Snel en Schüller. De Burgemeester neemt den Voorzittersstoel weder in, waarna de heeren Splinter, Tepe, van Stralen en Verweij de vergadering tijdelijk verlaten. De Voorzitter stelt thans aan de orde het ontwerp-besluit inzake wijziging van de jaarwedderegeling voor de Wet houders. De heer van Eek zegt, dat de vaststelling van het salaris van de Wethouders voor een gemeente als Leiden zeer moeilijk is. Voor een groote gemeente is het Wethouderschap een volledig beroep; daarvoor moet een behoorlijk salaris worden toegekend. Voor het Wethouderschap in een kleine gemeente is vaststelling van een hoog salaris niet noodig, omdat het slechts een kleine bijverdienste beteekent. Het salaris van een Wethouder in een middengroote gemeente als Leiden is echter moeilijk vast te stellen. De door Gedepu teerde Staten nu voorgestelde verlaging met dus met 75.is op zich zelf niet van zeer groot belang, maar bij de bepaling van zijn standpunt moet men zich laten leiden door de vraag, of de jaarwedde van de Wethouders hoog dan wel bijzonder laag is. Spreker heeft altijd op het stand punt gestaan, dat de jaarwedde van de Wethouders te Leiden te laag is. Reeds in 1928, als lid van de Commissie tot voor bereiding van de herziening van de salarissen van de Wet houders, nam spreker dat standpunt in. Hij heeft toen voor gesteld het salaris te bepalen op 3.500.maar men is tot

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1936 | | pagina 8