210
MAANDAG 13 JULI 1930.
Aankoop grond in verband met zuivering rioolwater Slaaghsloot.
(Splinter e.a.)
aanvang kan worden gemaakt, wat bij aankoop wel mogelijk
zal zijn.
De heer Goslinga is door het betoog van den heer Splinter
er niet van overtuigd, dat het College thans een goed voorstel
aan den Eaad heeft gedaan. Kortgeleden heeft de gemeente
zeer gunstig gelegen weiland verpacht tegen 75.a 100.
per H.A. Ook bij de publieke veilingen blijkt, dat op het
oogenblik weiland geen groote waarde heeft.
Het weiland, waarom het in dit voorstel gaat, ligt zeer
ongunstig en is moeilijk te bereiken. Laat men echter aan
nemen, dat het weiland zelf goed is, dan dient men te be
denken, dat thans in de publieke veilingen zeer gunstig ge
legen, goed weiland wordt verkocht voor 1.800.a 2.000.
de H.A. Het wil er bij spreker niet in, dat de Rechtbank een
zooveel hoogeren prijs zou vaststellen dan de waarde; dat
wil spreker afwachten. De gemeente was dus op weg om te
onteigenen, maar het College heeft niets gedaan om de ont
eigeningsprocedure voortgang te doen vinden. De wet van
27 Maart 1915 tot aanvulling van de Onteigeningswet is
niet toegepast blijkbaar. De Wethouder zegt: de Neder-
landsche Spoorwegen zijn een machtig lichaam. Zeker, maar
de Rechtbank is toch nog iets machtiger; die kan ook eigen
dom van de Nederlandsche Spoorwegen onteigenen en die
zal zich bij de waardebepaling niet laten beïnvloeden door
het feit, dat die grond eigendom is van een machtig lichaam,
dan wel van een armen drommel. Daarvoor staat zij te hoog.
De gemeente heeft den goeden, door Grondwet en wet aan
gegeven, weg bewandeld; wanneer een openbaar lichaam
van een particulier een stuk grond noodig heeft, en het is
niet voor billijken prijs te koop, dan moet het tot onteigening
overgaan. Toen de Nederlandsche Spoorwegen, na de in
diening van het voorstel tot onteigening, zich wederom tot
de gemeente hadden gewend, had de gemeente het been
stijf moeten houden. Spreker is het niet eens met den heer
Splinter, dat de ervaring het College geleerd heeft, dat de
gemeente bij onteigening door de Rechtbank zulke slechte
zaken gemaakt heeft. Over het algemeen zijn zij, die het
met de gemeente geschikt hebben, er toch het beste afgekomen
en zij, die het op een procedure hebben laten aankomen,
het slechtst. De Voorzitter wijst nu op de kosten, maar
daarvan weet de Raad niets afspreker spreekt als Raadslid.
Onteigening van dezen grond zou zeer eenvoudig zijn men
moet deze onteigening niet vergelijken bij die voor het nieuwe
Raadhuis, waarvoor onteigend moesten worden panden,
waarin bedrijven gevestigd waren; het zijn hier eenvoudig
3 H.A. weiland; de onteigening daarvan zou niet duizenden
hebben gekost. Op deze manier kan de Wethouder wel den
geheelen omtrek van Leiden opkoopen; dit is een fabel
achtig hooge prijs. De Wethouder zegt: men kan met het
werk direct een aanvang maken, maar de Onteigeningswet
geeft ook gelegenheid met werken ten algemeenen nutte een
spoedig begin te maken. Nu zegt de Voorzitter, dat het langs
minnelijken weg altijd nog vlugger gaat, maar men is toch
nog niet klaar met de bestekken! In December is dit besluit
reeds genomen; indien het College daar wat achterheen ge
zeten had, had men het land al gehad. Spreker acht het
verkeerd den prijs te betalen, die maar gevraagd wordt. Het
College was op den goeden weg, maar is nu opeens bang
voor dat groote lichaam van de Nederlandsche Spoorwegen.
Al zijn die nog zoo machtig, zij moeten zich onderwerpen
aan de beslissing van de Rechtbank. Waarom volgt men
dien weg niet? Men had hier zeker 4.000.per H.A. voor
de gemeente kunnen besparen.
Spreker hoopt, dat het vertrouwen, dat de Wethouder van
Fabricage in de Nederlandsche Spoorwegen blijkt te stellen,
wat betreft de moeilijkheden bij het leggen van de stroom
kabels, niet beschaamd zal worden; spreker heeft echter met
dat machtige lichaam meer ervaring opgedaan dan de Wet
houder.
Ook koestert spreker de hoop, dat Gedeputeerde Staten
den aankoop tegen den thans voorgestelden prijs niet zullen
goedkeuren en daarom geeft hij den Voorzitter in overweging
punt a van het ontwerp-besluit aan te houden en daar
omtrent eerst een beslissing te nemen, wanneer Gedeputeerde
Staten hun goedkeuring aan punt b van het ontwerp-besluit
hebben verleend. Wordt het besluit niet door Gedeputeerde
Staten goedgekeurd, dan moet er een nieuw onteigenings-
besluit komen en dan komt deze onteigening onderaan op
de lijst te staan, terwijl zij nu op een betere plaats staat.
De heer Romijn zegt, dat de heer Goslinga formeel waar
schijnlijk wel gelijk heeft en in zijn betoog nogal sterk staat.
Toch heeft spreker zich in de Commissie van Fabricage ge
schaard aan de zijde van den Wethouder, omdat deze zaak
ook een practischen kant heeft. Het gaat in dezen n.l. niet
Aankoop grond in verband met zuivering rioolwater
(Romijn e.a.) Slaaghsloot; e.a.
uitsluitend om het koopen van grond voor het bouwen
van de zuiveringsinrichting; het ontwerp-besluit is een
onderdeel van het geheele besluit om te komen tot de stichting
van die inrichting. Het is een zeer ingewikkeld vraagstuk,
waarbij de gemeente niet alleen met allerlei technische zaken
te maken heeft, maar ook zeer afhankelijk is van de mede
werking van allerlei andere instanties (Rijnland, de provincie
Zuid-Holland en vermoedelijk ook het Rijk). Het geheele
vraagstuk is zoo ingewikkeld, dat het in het belang van de
gemeente is zooveel mogelijk risico's uit te schakelen.
Aan de onteigening zijn zeer veel formaliteiten verbonden
daarbij zijn zeer veel klippen te omzeilen, die men van te
voren niet kan zien.
Het verschil in kosten is in verhouding tot de totale som
van den bouw, die gefinancierd wordt met medewerking van
het Werkfonds, van dien aard, dat spreker bereid is het
zekere voor het onzekere te nemen. De gemeente kan, wanneer
zij deze perceelen koopt, zonder risico's verder werken en
haar berekeningen ook op een zuivere basis maken.
De Voorzitter is bereid punt b van het voorstel van het
College vóór punt a in stemming te brengen.
Het College heeft er geen bezwaar tegen, punt a van het
voorstel aan te houden.
Punt b van het voorstel van Burgemeester en Wethouders
wordt aangenomen met 31 tegen 2 stemmen.
Vóór stemmen: de heeren Vallentgoed, Coster, Tobé,
mevrouw Braggaar, de heeren van der Reijden, Vos, Romijn,
Carton, Schoneveld, Kuipers, Hessing, van der Kwaak,
Beekenkamp, Jongeleen, Tepe, Splinter, van Stralen, Verweij,
Wilmer, Bergers, mevrouw de Cler, de heeren Würtz, Wil
brink, Groeneveld, van Weizen, Manders, van Rosmalen,
van Eek, van der Voort, Snel en Schüller.
Tegen stemmen: de heeren Goslinga en Lombert.
Het voorstel sub a wordt aangehouden.
XI. Voorstel inzake den aankoop van de perceelen bouw
grond in den Stadspolder, kad. bekend gemeente Leiden,
Seetie N Nis. 121, 125, 126 en 127 en tot vaststelling van de
desbetreffende begrootingsregelingen. (117)
De heer Goslinga vraagt, welk belang voor de gemeente
er bij betrokken is dezen niet zeer gunstig gelegen grond te
koopen? Spreker heeft met genoegen gezien, dat het College
niet is overgegaan tot aankoop van alle gronden van de
familie Zwetsloot. Het betreft hier een stuk grond, waarvan
een groot deel onbebouwd moet blijven. De gemeente heeft
bouwgrond genoeg; laat men zich niet zat koopen aan bouw
grond; er is nog genoeg grond bouwrijp te maken. Spreker
vindt het voor de gemeente geen gunstigen aankoop. Hoewel
deze grond voor de gemeente meer waard is dan de zooeven
gekochte, vraagt hij toch: Is de Wethouder koopziek?
De heer Schüller zegt, dat aan de sociaal-democraten door
den heer Goslinga wel eens verweten is: gij hebt toch uw
vertegenwoordiger in de commissie, dat zijn de deskundigen
bij uitstek, die zijn met het voorstel meegegaan, hebben zij
dan Uw fractie niet ingelicht? Dit is echter vanmiddag het
tweede agendapunt, waarbij de heer Goslinga over belang
rijke vraagstukken blijkbaar geen overleg gepleegd heeft
met zijn fractiegenoot, lid van de Commissie van Fabricage.
De Voorzitter vraagt, of het nu een gemeentebelang is,
dit te bespreken.
De heer Schüller zegt, dat dit inzooverre van belang is,
dat dit kostbaren tijd kost, die bespaard had kunnen worden,
wanneer de heer Goslinga zich in verbinding had gesteld
met den vertegenwoordiger van zijn fractie in de Commissie
van Fabricage. Ook komt spreker er tegen op, dat de Voor
zitter andere Raadsleden dit wel laat zeggen, wanneer het
tegen de sociaal-democraten wordt uitgespeeld, maar er nu
tegenover spreker aanmerking op maakt.
Spreker is in de commissie voorstander van dezen aankoop
geweest; hij acht het van belang voor de gemeente dit
tusschenliggende stuk grond te hebben.
De heer Lombert sluit zich volkomen bij den heer Goslinga
aan. Die grond is zeer ongunstig gelegen, zelfs wanneer binnen
afzienbaren tijd tot exploitatie zal worden overgegaan. De
gemeente heeft nu langzamerhand wel voldoende bouwgrond
tot haar beschikking en is het dan met het oog op de ge-