MAANDAG 13 JULI 1936. 209 Aankoop fabrieksgebouw Leidsehe Katoen Maatschappije.a. (Beekenkamp e.a.) kunnen leggen op een belangrijk stuk grond in het midden van de oude binnenstad. Daardoor heeft de gemeente terrein gekregen voor saneering en is de mogelijkheid geschapen om voor de bewoners van de perceelen achter den Zijlsingel een gemakkelijke verbinding met de binnenstad te maken. Met dezen aankoop zijn groote cultureele en hygiënische belangen gediend. De heer Verweij zegt, dat de financieele zijde van dit voorstel een punt van ernstige overweging bij het College heeft uitgemaakt. De cultureele en hygiënische belangen, welke met den aankoop van de fabrieksgebouwen e.a. zijn gemoeid, hebben ten slotte den doorslag gegeven. De heer Splinter dankt den heer Beekenkamp voor diens vriendelijke woorden. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. X. Voorstel: a. tot intrekking van het raadsbesluit van 23 December 1935 inzake onteigening van de voor den bouw van een inrichting voor zuivering van afgevoerd rioolwater aan de Slaagh- of Stinksloot, benoodigde perceelen grond b. tot aankoop van de ten behoeve van de sub a bedoelde inrichting benoodigde perceelen grond. (116) De heer Goslinga heeft wel met zeer veel genoegen zijn stem gegeven aan voorstel 9 en sluit zich geheel aan bij de woorden van hulde, die de heer Beekenkamp daarbij tot den Wethouder van Openbare Werken heeft gesproken, maar zal tegen het thans aan de orde zijnde voorstel stemmen. Het is voor spreker een volslagen raadsel, dat het College aan den Baad heeft kunnen voorstellen 3 H.A. weiland tegen den prijs van 7.500.per H.A. te koopen, omdat de ge meente al heel aardig op weg was dezen grond in bezit te krijgen, waar deze grond bij Baadsbesluit van December 1935 (Ing. Stukken 1935, No. 251) was aangewezen voor onteigening teneinde daarop een inrichting ten algemeenen nutte te stichten. Bij dat Ingekomen Stuk No. 251 van 1935 is. door het College medegedeeld; dat overwogen zou Worden om bij die onteigening gebruik te maken van de wet van 27 Maart 1915, gewijzigd bij de wet van 8 Juli 1932, welke wet strekt tot bespoediging van de onteigening terzake van werken, ten algemeenen nutte, die tevens tot doel hebben de werkloosheid tegen te gaan. Spreker heeft in de stukken niets gevonden, dat eenige toepassing is gegeven aan de voorschriften van deze wet en dat op eenige wijze voort varendheid is betracht met de onteigening van dezen grond. Er was hier dus een gunstige gelegenheid tot toepassing van deze wet van 1915, waar voldaan was aan de beide voor waarden daarvoor, n.l. het algemeen nut en de bedoeling de werkloosheid tegen te gaan. Dit laatste is uitdrukkelijk door den Baad uitgesproken, waar deze inrichting tot zuivering van het rioolwater met behulp van het Werkfonds kan tot stand gebracht worden; het Werkfonds heeft tot speciaal doel de werkloosheid tegen te gaan. Het College is over gegaan tot het voorstel aan den Baad tot onteigening, omdat de door den eigenaar gevraagde prijs zoover lag boven de door het College aan dien grond toegekende waarde, dat er van minnelijken aankoop geen sprake kon zijn. Het vorig College schatte de waarde van dezen grond op niet meer dan 0.30 per M2., dus 3.000.per H.A. Waar gunstig gelegen weiland op het oogenblik op publieke veiling verkocht wordt voor 1.500.1.800.per H.A., dan is een prijs van 3.000.per H.A. voor minnelijken aankoop van derge- lijken grond niet aan den lagen kant. Het College heeft niette min 0.40 per M2. geboden aan de Nederlandsche Spoor wegen; de Nederlandsche Spoorwegen hebben bericht, dat zij daar niet over dachten en toen heeft het College, terecht, een voorstel tot onteigening aan den Baad gedaan. En nu komt ineens het voorstel om niet alleen dezen grond, maar ook den grond van Zwetsloot aan te koopen voor 0.75 per M2. Spreker vindt dit zulk een exorbitant hoogen prijs, dat hij daaraan onmogelijk zijn stem kan geven. Spreker geeft het College in overweging, het voorstel terug te nemen en den loop van de onteigeningsprocedure af te wachten. Dit behoeft in geen enkel opzicht de totstand koming van de zuiveringsinrichting tegen te houden, want art. 5 van de speciale wet schept de gelegenheid voor de gemeente om in het bezit te komen van de gronden, zoodra de perceelen bij Koninklijk besluit zijn aangewezen. De vergoeding, welke bij de onteigening zal worden vast gesteld, zal stellig voor dit ongunstig gelegen en moeilijk te Aankoop grond in verband met zuivering rioolwater Slaaglisloot. (Goslinga e.a.) bereiken weiland zeer veel minder zijn dan 7.500.per H.A. Op 5 Maart 1931 betaalde de gemeente voor het gunstiger gelegen weiland van Baron van Palland 7.000.per H.A. Spreker begrijpt niet, dat de gemeente thans na de fenomenale daling van de waarde van weiland 7.500.per H.A. moet betalen. Waarom is het College niet op het terecht inge slagen, goede pad van de onteigening verder gegaan? Is het niet mogelijk de zuiveringsinrichting te bouwen op de van baron van Palland gekochte gronden, gelegen ten Zuiden van de Slaagh- of Stinksloot? In de derde plaats vraagt spreker, of de Wethouder er wel absoluut zeker van is, dat de toegangswegen tot dit terrein zullen kunnen worden aangelegd en ook de stroomkabels daarheen gebracht kunnen worden. Zullen de Nederlandsche Spoorwegen toestemming verleenen voor het leggen van de kabels door den spoordijk? Uit zijn praktijk als Wethouder van de Bedrijven weet spreker hoe lastig en veeleischend de Nederlandsche Spoorwegen vaak kunnen zijn. Sprekers hoofdbezwaar tegen het voorstel is echter de enorme prijs, welke thans door het College wordt voorgesteld. De heer Splinter zegt, dat de gemeente dezen grond noodig heeft voor een zuiveringsinrichting van rioolwater. Bij de onderhandelingen met de Nederlandsche Spoorwegen is deze grond van gemeentewege getaxeerd op 0.40 per M2., doch de Nederlandsche Spoorwegen vroegen 1.per M2. De Spoorwegen vormen een machtig lichaam, waarmee niet veel te onderhandelen valt; het is ja of neen. Het College heeft toen onteigening voorgesteld, omdat het het verschil tusschen 0.40 en 1.te groot achtte en de Spoorwegen hun eisch handhaafden, zoodat er geen redelijke basis was voor verdere onderhandelingen. Dat voorstel van het College was voor de Nederlandsche Spoorwegen aanleiding om te trachten opnieuw in contact te komen met Leiden om weer te gaan onderhandelen. Nu zegt de heer Goslinga, dat men volgens de aanvullende wet van 27 Maart 1915 op de Onteigeningswet met dezen bouw onmiddellijk kan beginnen, maar tot nu toe is de daarvoor vereischte medewerking van de Kroon nog niet verleend, hoewel die medewerking reeds op 6 Januari verzocht is. Na langdurige onderhandelingen is toen over eenstemming met de Nederlandsche Spoorwegen bereikt op 0.75 per M2. Het College had oorspronkelijk gedacht, dat de grond voor 0.60 zou kunnen worden gekocht; wel is er 0.40 geboden, maar het bleek al spoedig, dat de grond niet voor 0.40 kon worden verkregen, omdat de Neder landsche Spoorwegen dien grond enkele jaren geleden in publieke veiling hebben gekocht voor meer dan ƒ1.per M2. Het College stelt nu aan den Baad voor, dezen grond langs minnelijken weg aan te koopen, alleen omdat de er varing heeft geleerd, dat onteigening ook niet zoo gemakkelijk en zoo goedkoop gaat. Het College achtte het voordeeliger, den grond voor 0.75 per M2. aan te koopen dan hem te onteigenen; dan zal het tenminste mogelijk zijn met de uit het Werkfonds toegestane gelden een aanvang te maken met het werk. Spreker was niet voorbereid op de vraag, of het mogelijk is, de zuiveringsinrichting te bouwen ten Zuiden van de Slaagh- of Stinksloot, maar herinnert zich, dat hij dezelfde vraag aan den Directeur van Gemeentewerken heeft gesteld in de dagen, dat de onderhandelingen met de Nederlandsche Spoorwegen niet vlot verliepen. Was spreker wel op deze vraag voorbereid, dan zou hij misschien toch zoo'n uitvoerige technische toelichting moeten geven, dat ze voor den Baad niet duidelijk was. De Directeur heeft hem echter gezegd, dat de bouw van een zuiveringsinrichting op de gronden, welke de gemeente van Baron van Palland heeft gekocht, technisch onuitvoerbaar is. Spreker vertrouwt, dat indien de gemeente met de Neder landsche Spoorwegen tot overeenstemming is gekomen, deze de gemeente geen moeilijkheden zullen bezorgen bij het leggen van de stroomkabels. Het College meent, dat de Baad met te besluiten tot aankoop van deze perceelen den verstandigsten weg be wandelt. De heer Goslinga: Den duursten weg! De heer Splinter zegt, dat indien de Baad het in dezen met den heer Goslinga eens is, de Baad moet besluiten tot onteigening, maar, alvorens dit te doen, heeft te bedenken dat indien bij onteigening de prijs op 0.60 werd bepaald, voor welk bedrag de aankoop reeds eerder zou zijn voor gesteld, het verschil slechts 0.15 per M2. bedraagt, dus in totaal rond 4.800.en de kosten van de onteigening on geveer hetzelfde bedrag zullen vorderen, waarbij dan nog het nadeel komt, dat niet onmiddellijk met het werk een

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1936 | | pagina 3