MAANDAG 13 JULI 1936.
221
Vergoeding aan Commissaris van Politie in verband met onder
aan Eek e.a.) brenging brandweer bij politie.
De heer van Eek zegt, dat hem nog niet duidelijk is, dat
de uitoefening van de politietaak er onder zou lijden, wanneer
de Commissaris van Politie geen toelage kreeg.
De Voorzitter zegt, dat de Minister hij een vacature in een
gemeente, waar politie en brandweer gecombineerd zijn, een
functionaris wenscht te krijgen, die voor beide taken geschikt
is en dan dien eisch stelt.
De heer van Eek zegt, dat de sociaal-democratische fractie
dit voorstel van het College zoo sterk bestrijdt, omdat naar
haar meening bijwerk van goed bezoldigde ambtenaren niet
moet worden betaald. In den regel wordt het overwerk nu
niet meer betaald, maar laat men het de ambtenaren in vrije
uren inhalen. Krijgt een goed bezoldigd ambtenaar te veel
bijwerk, waardoor zijn taak te zwaar wordt, dan moet men
op de een of andere manier daarin verlichting brengen. Het
gaat niet aan, op die manier cumulatie van werkzaamheden
en van inkomsten te scheppen.
De Voorzitter merkt op, dat het overwerk bij de politie
wel degelijk betaald wordt.
De heer van Eek zegt, dat in het algemeen het overwerk
bij de gemeentediensten niet wordt betaald.
De Voorzitter merkt op, dat het in het algemeen wel
betaald wordt en alleen in vrijen tijd wordt ingehaald, waar
het mogelijk is.
De heer van Eek: Nu vraagt de heer Beekenkamp wat er
moet gebeuren. De Baad moet volhouden zijn standpunt;
men moet trachten bij den Minister van Justitie invloed uit
te oefenen, dat deze zich niet mengt in de zaken, die den
Baad aangaan. Wanneer de Minister op zijn standpunt blijft
staan, moet de zaak hier weer komen, maar spreker is er
tegen te buigen, voordat de Minister het standpunt van den
Baad kent. De Voorzitter is toch ook verplicht de besluiten
van den Baad uit te voeren; het ligt dus op zijn weg om,
wanneer de Baad zijn standpunt handhaaft, nog eens ernstig
onder de oogen van den Minister te brengen welke bezwaren
de Baad heeft tegen de toekenning van die verhooging.
De heer Manders dacht, dat de verklaring van den Voor
zitter duidelijk genoeg was om den Baad duidelijk te maken,
waarom de Minister dit standpunt heeft ingenomen. De heer
Beekenkamp heeft nu de zaak weer eenigszins vertroebeld
en zegt eerst, dat de Minister alleen het recht zou hebben
vast te stellen hetgeen des Commissaris' van Politie is en
niet verder. Maar later zegt hij, dat het hetzelfde is of men
den Commissaris als zoodanig een verhooging toekent of een
toelage als commandant van de brandweer, en dat de in
gezetenen van Leiden niet zooveel onderscheidingsvermogen
hebben, dat zij dit uit elkaar kunnen houden. Dat is toch
een dwaalweg. Men moet blijven bij het een of bij het ander.
Men moet zeggen: de Minister heeft het recht het te regelen,
voorzoover het den Commissaris van Politie aangaat, maar
dan moet men ook zeggen: de ingezetenen gevoelen dat
dan toch ook wel. .Volgens den heer van Eek is het het
zelfde, of de Commissaris een salaris heeft van X of
van X 500.toelage. De Minister heeft dit wel
degelijk uit elkaar gehouden en heeft de functie van Com
mandant van de Brandweer niet willen vereenzelvigen met
die van Commissaris van Politie; hij is op zijn standpunt
gebleven en heeft zich dus alleen gehouden aan de bepaling
van het salaris van den Commissaris van Politie, maar
daarbij verbindt hij aan het verleenen van zijn toestemming
tot het bekleeden van een nevenfunctie de voorwaarde, dat
een vergoeding wordt toegekend. De gemeente Leiden heeft
reeds verscheidene keeren een verhooging of een toelage
toegekend aan hoofdambtenaren, die een of andere neven
functie bekleedden; er is geen sprake van, dat de aldus
gemaakte overuren op andere wijze werden of kunnen worden
ingehaald. Een kleine vergoeding dat is het inderdaad in
dit geval -kan gerust worden toegekend; dat besluit kan
gerust dezen avond worden genomen; daarvoor is geen aan
houding noodig.
De motie van orde van den heer Beekenkamp wordt ver
worpen met 20 tegen 12 stemmen.
Tegen stemmen: de heer Vallentgoed, mevrouw Braggaar,
de heeren Yos, Carton, Kuipers, Hessing, Jongeleen, Tepe,
Splinter, van Stralen, Yerweij, Bergers, mevrouw de Cler,
de heeren Groeneveld, van Weizen, Manders, van Eek, van
der Voort, Snel en Schüller.
Vergoeding aan Commissaris van Politie in verband met onder-
Beekenkamp e.a.) brenging brandweer bij politiee.a.
Vóór stemmen: de heeren Coster, Tobé, van der Beijden,
Bomijn, Schoneveld, Goslinga, Beekenkamp, Wilmer, Lom-
bert, Würtz, Wilbrink en van Bosmalen.
De heer Beekenkamp acht zich gerechtigd, thans voor te
stellen, den Commissaris de toelage althans niet met terug
werkende kracht te verleenen. De heer van Eek heeft n.l.
een zeer weifelende houding aangenomen en zich niet positief
uitgelaten in dezen zin, dat hij zich niet tot eiken prijs zal
blijven verzetten tegen de toekenning van een toelage aan
den Commissaris. Spreker durft niet de verantwoording op
zich nemen voor de moeilijke positie, waarin de Baad zal
komen te verkeeren, wanneer de Minister van Justitie zijn
toestemming weigert te verleenen en meent daarom nolens
volens zijn stem aan het voorstel van het College te moeten
geven, nu zijn motie verworpen is, mits het voorstel eenigszins
gewijzigd wordt.
De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een amendement
van de heeren Beekenkamp, Wilmer en Wilbrink, luidende:
„De Baad besluit de vergoeding voor den Commissaris van
Politie a 500.voor zijn werkzaamheden als commandant
van de brandweer te doen ingaan op den dag, waarop de
vereischte toestemming van de Kroon zal zijn verkregen."
Spreker neemt namens het College dit amendement over.
Het aldus gewijzigd voorstel van Burgemeester en Wet
houders wordt verworpen met 17 tegen 15 stemmen.
Tegen stemmen: de heeren Vallentgoed, Tobé, mevrouw
Braggaar, de heeren Vos, Carton, Schoneveld, Kuipers,
Hessing, Jongeleen, mevrouw de Cler, de heeren Lombert,
Groeneveld, van Weizen, van Eek, van der Voort, Snel en
Schüller.
Vóór stemmen: de heeren Coster, van der Beijden, Bomijn,
Goslinga, Beekenkamp, Tepe, Splinter, van Stralen, Verweij,
Wilmer, Bergers, Würtz, Wilbrink, Manders en van Bosmalen.
XVIII. Voorstel inzake de opheffing van de gemeentelijke
kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen en den
aan die school verbonden cursus voor Fransch en tot het, in
verband daarmede, verleenen van eervol ontslag aan den
directeur, de leeraren en leeraressen en den concierge van
die school. (123)
De heer Tepe stelt, naar aanleiding van besprekingen, die
op het oogenblik nog gaande zijn met het Departement, en
die nog niet zoover gevorderd zijn, dat spreker daaromtrent
positieve mededeelingen kan doen, voor de punten III en V
van het voorstel van het College vooralsnog aan te houden.
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van den heer Tepe tot voorloopige
aanhouding van de punten III en V van het voorstel van
Burgemeester en Wethouders besloten.
De heer Vos is het met het College eens, dat uit de intrek
king van de Eijksbijdrage aan deze school ad 30.000.
slechts één consequentie kan worden getrokken, n.l. de school
op te heffen, en zal daarom aan dit voorstel zijn stem niet
onthouden.
Spreker geeft uiting aan zijn diepe teleurstelling, dat als
gevolg van de door spreker in de vorige Baadsvergadering
genoemde maatregelen Leiden beroofd zal worden van een
zeer belangrijke en hoogst nuttige instelling, een berooving,
die ongetwijfeld afbreuk zal doen aan den goeden naam van
Leiden tot in verre wijdte, om de verscheidenheid en het
gehalte van zijn onderwijsinrichtingen.
In de tweede plaats betuigt spreker zijn erkentelijkheid
voor het feit, dat de gemeente deze instelling gedurende
tientallen van jaren heeft mogen bezitten en spreekt hij zijn
hooge waardeering uit met betrekking tot de mannen en
vrouwen, die voor en na aan deze instelling hun krachten
hebben gegeven, voor de wijze, waarop zij hun taak hebben
opgevat en vervuld.
In de derde plaats beveelt spreker bij het College aan de
belangen van hen, die van deze opheffing het slachtoffer
zullen worden, vooral van hen, die daardoor het zwaarst
worden getroffen. Moge het College hen niet vergeten en
trachten zoo spoedig mogelijk maatregelen te nemen om
hun offer niet te zwaar te maken en hun duistere toekomst
eenigermate te verhelderen.
Kan het College nadere inlichtingen verstrekken omtrent
de wijze, waarop de gemeente het best zal kunnen voldoen
aan haar verplichtingen tegenover de 27 leerlingen, die den