MAANDAG 13 JULI 1936. 219 Vergoeding aan Commissaris van Politie in verband met onder voorzitter.) brenging brandweer bij politie. dat de Commissaris tevens les geeft aan een opleidingscursus voor politiepersoneel of zich bezighoudt met het schrijven en doen uitgeven van geschriften op het gebied van de politie. De gedachte van den Minister, voor zoover spreker ze kent, is, dat de ambtenaar, die zooveel met den Minister te maken heeft en verantwoordelijk is voor het werk, dat deze hem opdraagt, moet werken onder omstandigheden, die het werk ten goede komen en niet alleen het werk voor de brandweer, maar ook dat voor de politie met ernst en opgewektheid moet verrichten. Om er zeker van te zijn, dat dit inderdaad het geval is, stelt hij zijn voorwaarden. De Eaad denkt nu eenmaal, dat hij min of meer verplicht wordt. Het heeft er ook den schijn van, maar in werkelijkheid is het niet zoo. Door de samenvoeging van politie en brand weer meende men grooter efficiency te bereiken en de uit oefening van de brandweertaak beter te verzekeren; boven dien kon aldus een zeer aanzienlijke bezuiniging worden bereikt. De Eaad heeft toen besloten de functie van Comman dant van de Brandweer aan den Commissaris van Politie op te dragen, maar wist niet, dat daarvoor vergunning van de Kroon noodig was en dat hij dus gepraepareerd moest zijn om eventueele door de Kroon te stellen voorwaarden te aanvaarden en dat het niet aanvaarden daarvan het geheele plan illusoir zou maken. Herhaaldelijk verbindt ook de gemeente aan de verleening van haar medewerking voor allerlei zaken verschillende voorwaarden, soms zeer vele ook doet zij dit wel tegenover het Eijk. Het is dus allerminst vreemd, dat hier voor deze samenvoeging, die de Eaad wenscht en waarvoor zij vergunning vraagt aan den Minister van Justitie, door den Minister van Justitie zekere voor waarden worden gesteld. Daarmee wordt de Eaad allerminst gekleineerd en allerminst het mes op de keel gezet. De zaak is eenvoudig: de Minister wenscht in dit geval de voorwaarde te stellen, dat deze ambtenaar een vergoeding van 500. krijgt. Nu is er min of meer het bedekte verwijt tot spreker gericht: dat zal de Burgemeester wel klaargespeeld hebben, die zal wel gezegd hebben: de Eaad wil het niet, doet U het nu. Daarvoor ziet spreker Minister van Schaik in het geheel niet aan. De heer van Schaik zal zich niet door een dergelijke voorstelling van zaken laten brengen tot een uiting van principieelen aard als hij in zijn brieven gedaan heeft. Gegeven de verhoudingen tusschen den Commissaris van Politie en spreker en tusschen den Minister van Justitie en den Commissaris was het toch begrijpelijk, dat spreker zich, wanneer hij zich niet kan vereenigen met het des betreffende besluit van den Eaad, waar hij tegenover den Minister de verantwoordelijkheid draagt, dan ook met den Minister in verbinding stelt, daarover niet een half of een geheel jaar laat verloopen, maar dit onmiddellijk doet. Dit is zeer goed verdedigbaar en daarover schaamt spreker zich ook niet. Ieder zou zich verplicht achten om, wanneer hij dien maatregel noodzakelijk acht, dien onmiddellijk bij den Minister te bepleiten. Men vindt het vreemd, dat het plotseling gekomen is, maar spreker kan den Minister toch niet ten eeuwigen dage laten wachten op een verzoek om den Commissaris de ver gunning te verleenen! De Minister heeft spreker duidelijk laten weten, dat de vergunning gevraagd moet worden en daarom heeft spreker ook tegenover den Eaad den plicht maatregelen zoo vlug mogelijk te nemen. Het resultaat is thans in het ontwerp-besluit aan den Eaad voorgelegd. Spreker ziet daarin allerminst een bedreiging van den Eaad. Spreker heeft ook op het Departement het vermoeden geuit, dat de Eaad van het een en ander vreemd zou opzien. Men had spreker daarop kunnen antwoorden, dat hij hoogere gedachten van den Eaad kon hebben, aangezien het als een paal boven water staat, dat het van den Minister vol komen gerechtvaardigd is de voorwaarden te stellen, die naar zijn meening in het belang van een goede uitoefening van politie en justitie noodig zijn. Van verschillende zijden in den Baad wordt aangedrongen op uitstel van de behandeling van dit voorstel, omdat men deze zaak wil koppelen aan de zaak, welke behandeld is in het adres van den Alg. Ned. Politiebond. Spreker gevoelt er niets voor, omdat de Commissaris een vergunning moet vragen en hij reeds meer dan een jaar de taak van Comman dant van de Brandweer uitoefent. Spreker heeft geen be hoefte en gevoelt ook geen lust om den Minister verder uitstel van de indiening van een verzoek om vergunning te vragen, wanneer de zaak rijp voor behandeling is en duidelijk en klaar voor den Baad ligt. In het meergenoemde adres wordt gevraagd het salaris van alle agenten met 70.— te verhoogen. Daarover valt op het oogenblik in het geheel niet te spreken; de Eaad heeft Vergoeding aan Commissaris van Politie in verband met onder voorzitter.) brenging brandweer bij politie. wijselijk besloten het te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders om praeadvies. Men zal moeten afwachten, wat er over te zeggen is, maar aanvankelijk is spreker van meening, dat het in den gevraagden vorm niet voor inwilliging vatbaar is. Aan de politie-agenten is niet meer werk opge dragen; wel loopen zij meer risico. Terwijl zij anders aan gymnastiek deden om sterk en lenig te blijven, oefenen zij zich nu in tijd van de gemeente bij de brandweer. Intusschen is er veel voor te zeggen om den agenten van politie, die bij het blusschen van brand extra risico loopen, daarvoor een extra belooning toe te kfennen. Het kan nooit de bedoeling van den Eaad zijn, allen agenten een toelage te geven, want van de 150 agenten, die er voor in aanmerking komen, zijn in het afgeloopen jaar 65 bij het blusschen van een brand betrokken geweest. Er is geen aanleiding om den agenten, die bij brand de orde moeten handhaven, iets extra's te geven. In de maand September van dit jaar zal den Eaad een ontwerp-regeling worden voorgelegd betreffende het aantal agenten van politie, de salarissen en verschillende andere zaken, die krachtens de Wet door den Eaad moeten worden goedgekeurd. Het is de bedoeling daarbij tevens een regeling voor de toelagen vast te stellende Eaad is volmaakt in de gelegenheid de premieregeling naar eigen inzicht vast te stellen. Even goed als de Eaad op het oogenblik de macht heeft en in de mogelijkheid verkeert den Commissaris van Politie een toelage te geven, zal hij over eenige weken in de gelegen heid zijn aan eenige eischen, die te recht door de agenten van politie worden gesteld, tegemoet te komen. Er is dus allerminst reden daarop nu te wachten. Zegt men: wij willen wel den Commissaris die toelage geven, mits dat andere ook geschiedt, dan stelt de Eaad zich op hetzelfde onjuiste standpunt, waarvan hij den Minister verdacht, n.l. het verbinden van niet-behoorlijke voorwaarden aan het verleenen van zijn toestemming. Men moet deze twee zaken echter niet verwarren: men behoeft die zaken niet aan elkaar te koppelen. Men kan vandaag het eene besluit nemen en zoodra de verordening klaar is het andere en ook in dit opzicht recht doen wedervaren aan de politiemannen. Voor uitstel is dus geen reden en spreker geeft den Eaad in ernstige overweging, de geheele situatie gehoord hebbende, de zaak te aanvaarden. Wat moet nu gebeuren, indien de Kroon de toestemming tot het bekleeden van de nevenfunctie van Commandant van de Brandweer aan den Commissaris van Politie weigert? Het door den heer Beekenkamp genoemde middel, dat spreker Commandant van de Brandweer zou worden en gedeeltelijk over dat corps zeggenschap zou hebben, is onaanvaardbaar. Wanneer de Commissaris van Politie niet het hoofd van de brandweer is, kunnen politie en brandweer niet bij elkaar blijven. Spreker hoopt, dat men eindelijk kwijt raakt dat idee, dat men gedwongen wordt. Om het doel „politie- brandweer" te bereiken, is samenwerking noodig tusschen den Minister van Justitie en den Eaad. Geen enkel van de door den heer Wilmer genoemde middelen is ook mogelijk. Inderdaad kunnen politie en brandweer weer gescheiden wordenspreker acht dit niet in het belang van de gemeente deze is gediend door de samenvoeging van politie en brand weer; over de wijze van werken van de politiebrandweer bestaat tevredenheid. Spreker ziet ook niet in, dat het mogelijk zou zijn een nieuwen commandant te benoemen. Dat kan men doen als men politie en brandweer gaat scheiden, maar doet men dat laatsten niet, dan zou door benoeming van een nieuwen commandant de Commissaris van Politie over zijn eigen troepen niets meer te zeggen hebben. Er is geen sprake van een terugkomen door den Eaad op een eenmaal genomen besluitmen wist alleen niet, dat hierbij noodig was de samenwerking met den Minister van Justitie en dat deze die voorwaarden mag stellenmen kan die aanvaarden of niet, maar wanneer men ze niet aanvaardt, ziet men ook af van de samenvoeging van politie en brandweer. De heer van Eek ziet een oplossing in een zekere scheiding, die voor spreker zeer onduidelijk was, waardoor de Inspecteur van de Brandweer meer met den technischen dienst zou worden belast, en daarover te zeggen zou hebben, terwijl de Commandant van de Brandweer dus als Commandant niets te zeggen zou hebben. Een dergelijke dubbelslachtige positie zou een Commissaris van Politie nooit aanvaarden; hij wil klaren wijn hebben en de baas zijn. Spreker geeft den Eaad in overweging, het voorstel in deze vergadering te behandelen en aan te nemen, omdat hij er niet de minste schande in ziet, de toelage te verleenen, waar de Minister er prijs op stelt. Spreker ziet er geen degra datie voor den Eaad in en ook geen terugkomen op een eens genomen besluit. Men heeft de situatie nu helder voor oogen; te voren had

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1936 | | pagina 13