MAANDAG 16 MAAET 1936.
145
Politie-Brandweer.
(van der Voort e.a.)
in voorbereiding is, bovendien is het mede de wensch van
't personeel.
De Voorzitter zegt, dat niet de Eaad, maar hij persoonlijk
nagenoeg alle toelagen regelt. Het bedrag voor de toelagen
wordt op de begrooting aangevraagd. Het is op het oogenblik
moeilijk te spreken en te stemmen over het amendement
van den heer van der Voort voor degenen, die niet precies
weten, hoe de regeling moet worden getroffen. Spreker heeft
er geen bezwaar tegen, aan den Eaad over te leggen de regeling
zooals de Commissaris van Politie en hij zich haar voorstellen
en zullen vaststellen. Daarna valt daarover dan met den
Eaad te spreken. De heer van der Voort zou dan alsnog
kunnen voorstellen, de regeling aan den Eaad op te dragen.
De heer van der Voort vraagt zich af, of het niet gewenscht
is, dat de Eaad zijn amendement stelt in handen van het
College om praeadvies.
Spreker dringt aan op het toekennen van schadevergoeding
in geval van beschadiging van dienstkleeding bij het blusschen
van branden.
De Voorzitter zegt, dat dit altijd geschiedt.
Spreker stelt voor, het amendement van den heer van der
Voort te stellen in handen van het College om praeadvies.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van den Voorzitter besloten.
De heer Kuipers zal met de meerderheid van zijn fractie
stemmen tegen punt c van het voorstel van het College. In
het Ingekomen Stuk No. 213 van 1934 deelde het College
mede, dat de samenvoeging van politie en brandweer geen
verhooging van de personeelskosten ten gevolge zou hebben.
Het gaat niet tegen den persoon van den Commissaris van
Politie, maar de meerderheid van sprekers fractie vindt geen
vrijmoedigheid het voorstel te steunen, omdat deze functio
naris met ingang van 1 Juli 1936, wanneer hij zijn laatste
periodieke verhooging ontvangt, een salaris van 6.000.
heeft en zij dit salaris voldoende vindt. Het College zelf
voert weinig motieven ter verdediging van het voorstel aan.
De heer de Vries vestigt de aandacht van den Eaad op een
inconsequentie in de argumentatie van het College. Bij de
behandeling van de begrooting heeft de Voorzitter als motief
tegen het voorstel uit den Eaad om de agenten van politie
buiten de algemeene salarisverlaging te houden, aangevoerd,
dat weliswaar de agenten door de combinatie van de politie
en brandweer grootere verantwoordelijkheid te dragen had
den gekregen, maar hun werk daardoor ook zooveel interes
santer was geworden. Is het nu geheel en al billijk en juist,
dat dezelfde motiveering thans wordt aangevoerd ter ver
dediging van het voorstel om te adviseeren tot verhooging
van het salaris van den Commissaris van Politie met 500.—?
Aangezien spreker indertijd zijn stem heeft gegeven aan het
voorstel om de agenten van politie buiten de algemeene
salarisverlaging te houden, zou hij nu ook moeten zijn voor
het voorstel, vermeld onder punt c van het voorstel van het
College, maar zou dan toch gaarne eerst een nadere verklaring
van Burgemeester en Wethouders ontvangen.
De heer Elkerbout vraagt zich af, of het bedrag van 500.
wel toereikend zal zijn. In Delft betaalt men bij het blusschen
met den grooten straal 3.per man, bij het blusschen van
een schoorsteenbrand 1.per man, terwijl ook de brand-
wachts voor wachten in schouwburgen een zeker bedrag
ontvangen. Zal men nu ook de vergoeding voor het bescha
digen van b.v. een regenjas uit dezen post moeten betalen?
De Voorzitter zegt, dat dat geen premie is. Het bedrag
daarvoor wordt uit een anderen post betaald.
De heer Eikerbout dringt er op aan, voortaan bij het ver
goeden van de schade, die aan de kleeding toegebracht wordt,
niet te krenterig te zijn. Na den brand, die onlangs plaats
had aan de Beschuitsteeg, moesten leden van het personeel
een nieuwe regenjas koopen. Zij kregen een vergoeding van
12.terwijl de jas 30.kostte.
Spreker breekt gaarne een lans voor den persoon, die
blijkens een in de leeskamer gedeponeerden brief 24 jaar in
gemeentedienst, waarvan 19 jaar bij de brandweer werkzaam
is geweest, over wiens werk nooit een klacht is geuit, maar
die nu hoogstwaarschijnlijk niet meer in aanmerking zal
komen voor plaatsing bij de pölitie-brandweer, omdat men
meent, dat hij daarvoor te zenuwachtig is. Deze man is
bankwerker voor politieagent is hij te klein van postuur
Politie-Brandweer.
(Eikerbout e.a.)
en als zoodanig zal er voor hem ook buiten den straatdienst
wel werk zijn.
De Voorzitter heeft toegezegd te zullen komen met een
voorstel, waarover de Eaad nader kan spreken. Dan is het
toch zeker zijn bedoeling, dit voorstel den Eaad niet voor te
leggen als een voldongen feit, maar den Eaad gelegenheid te
geven, daarin eventueel veranderingen aan te brengen
Indien spreker dat mag aannemen, heeft hij geen behoefte
er verder op in te gaan; tegen het standpunt: dat is de
regeling en daarmee is het af, heeft hij echter bezwaar.
De heer van Eek zegt, dat er op zich zelf redenen zijn om
het salaris van den Commissaris met 500.te verhoogen.
Het betreft een verdienstelijk ambtenaar, voor wiens werk
zaamheden men alle waardeering heeft; door oorzaken
onafhankelijk van zijn wil verandert de aard van zijn werk
zaamheden; hij krijgt grooter verantwoordelijkheid; er
wordt meer beslag op zijn vrijen tijd gelegd en natuurlijk
komt dan de vraag op, of het niet billijk is, hem daarvoor een
zekere vergoeding toe te kennen. Is het echter, van algemeen
standpunt gezien, in overeenstemming met de tijdsomstandig
heden en met den geest des tijds, dat een vrij hoog bezoldigd
ambtenaar nog meer salaris krijgt? Onder de tegenwoordige
omstandigheden is eerder vermindering van het verschil in
belooning tusschen de onderscheidene soorten arbeid ge
wenscht, dan vergrooting daarvan. Die verhooging is des te
pijnlijker, in een tijd, waarin zelfs lagere salarissen zoodanig
worden verlaagd, dat men raakt aan het noodzakelijk levens
onderhoud. Dit is bijzonder grievend en stuit tegen de borst,
en gaat het aan, anderzijds een ambtenaar met een ruimer
inkomen, die in vergelijking met andere gemeente-ambtenaren
bevoorrecht is, onverplicht nog een zekere verhooging toe
te kennen? Arbeid, vooral geestelijke arbeid, die veel van de
verantwoordelijkheid en van de krachten eischt, moet goed
beloond worden, maar er moeten grenzen zijn en die worden
overschreden door dezen ambtenaar, onnoodig, nog een
verhooging van 500.te geven. Sprekers fractie zal dus
stemmen tegen punt c van het voorstel van het College. Dit
doet niets af aan de waardeering voor den arbeid van dien
ambtenaar; men moet iemands arbeid ook kunnen waar-
deeren zonder dat het onmiddellijk in geld omgezet wordt;
in alLe kringen wordt veel arbeid verricht, die ook hoog wordt
gewaardeerd zonder dat die waardeering onmiddellijk in geld
omgezet wordt.
De heer Tobé sluit zich geheel aan bij den heer van Eek.
Spreker acht het onjuist om in hetzelfde Ingekomen Stuk,
waarin het College, een loonsverlaging oplegt aan verschillende
ambtenaren en arbeiders, voor een van de hoofdambtenaren
een salarisverhooging voor te stellen van 500.Het gaat
bij spreker niet om den ambtenaar zelf; voor hem is hoofd
zaak, dat hij het onjuist acht, om, waar men alles in het werk
moet stellen om de begrooting sluitend te krijgen, en zelfs
salarisverlaging moet invoeren, het salaris van een van de
hoogere ambtenaren te verhoogen. Spreker zou het minder
pijnlijk kunnen voorstellen. Er is zooeven gezegd, dat de
politieambtenaren een salarisverhooging krijgen; dit is
echter niet juist, zij krijgen geen verlaging, spreker zou dit
een symbolische handeling willen noemen; dat is in den
geest van dezen tijd. Spreker stelt dan voor den Commissaris
een symbolische salarisverhooging te geven, maar hem er bij
mede te deelen, dat de gemeentekas een werkelijke salaris
verhooging niet kan dragen.
De heer Jongelecn verklaart zich voor aanschaffing van
een nieuwe autospuit met een capaciteit van 2.000 liter per
minuut, omdat de capaciteit van de tegenwoordige autospuit
door het jarenlange gebruik eenigszins teruggeloopen is, en
voor aanschaffing van een autoladder, omdat de tegen
woordige op de spuit bevestigde ladder niet meer aan de
gestelde eischen voldoet. Spreker is echter geen warm voor
stander van aanschaffing van een draagbaar spuitje; op het
oogenblik is bij de politie nog steeds in dienst een ander klein
modern brandbluschmiddel, n.l. een klein wagentje; spreker
heeft het altijd een zielige vertooning gevonden wanneer een
pootige agent dat kleine wagentje naar den brand moest
trekken.
Toen spreker zich eens op de Hooglandsche Kerkgracht
bevond, was er een gezelschap die de Hooglandsche kerk stond
te bezichtigen; juist passeerde er een agent met het wagentje,
hij durfde op de vraag van een lid van het gezelschap, wat
voor een wagentje het was, niets anders antwoorden dan dat
hij meende, dat er een zuurstofapparaat in zat. Spreker
vreest, dat men dezelfde vertooningen zal krijgen met het
draagbare spuitje.
Bij een brand aan den Eijnsburgerweg zal de gang van