132
VRIJDAG 21 FEBRUARI 1936.
(Coster e.a.)
Gemeente-lieg root ing.
toezicht op en van invordering van de plaatselijke be
lastingen 12.557.
De heer Coster vraagt waarom, indien een ambtenaar is
aangesteld op 2.875.voor de inning van de honden
belasting, deze nog een toelage moet hebben van 570.
voor het toezicht op de inning. Volgens het College zou
allicht anders het toezicht verflauwen, maar indien de toe
wijding van een ambtenaar met 57.per week zal ver
flauwen, indien hij geen toelage krijgt, dat is het voor spreker
onbegrijpelijk dat vroeger daarvoor niets betaald werd, toen
de controle door de politie verricht werd en de z.g. honden
diender den geheelen dag op straat was en de controle op
de inning dus intensief was? Waarvoor moet dit extra beloond
worden terwijl de ambtenaren bij andere diensten daarvoor
niets krijgen?
De heer Verweij zegt, dat sinds 10 jaren een ambtenaar
van het kantoor van den Ontvanger voor de inning van de
hondenbelasting een dergelijke vergoeding geniet. Dien amb
tenaar zou op twee manieren recht kunnen worden gedaan,
maar gezien de omstandigheden ziet spreker geen mogelijk
heid daarin op het oogenblik te treden.
De ambtenaar is op grond van zijn werkzaamheden inge
deeld in de groep ambtenaren 2e klasse en moet voor bevor
dering naar de groep ambtenaren le klasse aan zekere voor
waarden voldoen. Het feit, dat hij extra is belast met de
inning van de hondenbelasting zou voor die bevordering
aanleiding kunnen zijn. Tien jaar geleden heeft men hem
niet bevorderd, maar hem voor dit extra werk een vergoeding
gegeven. Het intrekken van deze toelage beteekent voor hem
een salarisverlaging, omdat de toelage een integreerend deel
van zijn salaris is gaan uitmaken. Men kan den ambtenaar
door zijn bevordering deze taak opleggen, maar tot nu toe
heeft spreker geen vrijheid gevoeld om in deze kwestie te
treden. Spreker heeft geen bevoegdheid om een ambtenaar,
die tien jaar lang een toelage heeft ontvangen, waarop hij
zijn uitgaven heeft gebaseerd, deze toelage te ontnemen,
terwijl daarvoor geen geldige motieven zijn aan te voeren.
Volgnr. 632 wordt zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
De volgnrs. 633 tot en met 668 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 669, luidende: „Verifi
catie 500.
De heer Goslinga vraagt, wanneer naar de meening van
het College de varkensslachthal gereed zal zijn.
De heer Venveij zegt, dat het de bedoeling is, dat de
varkensslachthal op 1 April a.s. gereed zal zijn, maar vóór
dien datum moet de zaak nog in den Raad besproken worden
om den heer Goslinga bekende redenen.
De heer Goslinga betreurt het, dat hij er niet eerder iets
van gehoord heeft. De Wethouder doelde op de overschrijding
van het crediet.
De heer Verweij merkt op, dat de zaak op het oogenblik
bij den dienst van Gemeentewerken is.
De heer Goslinga zegt, dat men er daar reeds zoo lang mee
doende is. Wanneer de zaak in den Raad komt, wordt deze
eigenlijk voor een fait accompli gesteld.
De heer Splinter zegt, dat het niet de bedoeling is met den
bouw van het Slachthuis voort te gaan, vóór de verhooging
van het crediet is toegestaan door den Raad. De Raad krijgt
gelegenheid om over het crediet te spreken, voordat de aan
besteding plaats heeft.
Volgnr. 669 wordt zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
De volgnrs. 670 tot en met 692 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 693, luidende: Uitkeering aan
Tiet bedrijf wegens:
a. nadeelig saldo van den reinigingsdienst f 229.422.
b. nadeelig saldo van den ontsmettingsdienst f 6.033.
c. rente van in rekening-courant bij den ge
meente-ontvanger gedeponeerde gelden255.
d. andere grondslagen Memorie
(Lomberl e.a.)
Genieente-begrooting.
De heer Lombert vestigt nogmaals de aandacht van het
College op de mogelijkheid van bezuiniging door reorganisatie
van de afdeeling „waterschuiming" bij den reinigingsdienst.
Volgnr. 693 wordt zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
De volgnrs. 694 tot en met 722 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen,
terwijl volgnr. 723 voorloopig wordt aangehouden.
Thans zijn aan de orde de verschillende ontvangstposten
van den gewonen dienst van de begrooting van inkomsten
en uitgaven der gemeente voor den dienst 1936, zooals deze
nader gewijzigd zijn bij de verschillende voorstellen van
wijziging.
De volgnrs. 1 tot en met 81 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over hoofdstuk VIII „Onderwijs, Kunsten
en Wetenschappen".
De heer Mandcrs vestigt de aandacht van het College op
het verschil in schoolgeldheffing bij het lager onderwijs en
het middelbaar onderwijs.
Bij het lager onderwijs wordt schoolgeld geheven naar de
belastbare som, d.i. het zuivere inkomen, verminderd met
den kinderaftrek; bij het middelbaar onderwijs heft men
schoolgeld naar het belastbare inkomen, d.i. het zuivere
inkomen zonder vermindering van den kinderaftrek. In vele
gevallen leidt dit tot groote verschillen, zoo zelfs dat in vele
gevallen, waarin geen belasting betaald wordt, toch een be
trekkelijk hoog schoolgeld wordt geheven.
Aangezien deze zaak niet in de sectievergaderingen is
behandeld, verwacht spreker thans geen antwoord van het
College, doch brengt dit punt gaarne onder de aandacht.
De volgnrs. 82 tot en met 204 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Hierna wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
besloten de rente over aan bedrijven verstrekte kapitalen,
zoolang die niet in een vaste leening zijn opgenomen, ingaande
1 Januari 1936, te bepalen op 4| per jaar. Voorts wordt
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming besloten, dat
in afwijking van het bepaalde in art 28 van de verordening
van 2 Juli 1934 (Gem. blad Ko. 19), voor het jaar 1936 de
rekening van de Gasfabriek, behalve met de afschrijvingen
vastgesteld overeenkomstig art. 17 van genoemde verorde
ning, in plaats van met 2 zal worden belast met van
de som der door de gemeente oorspronkelijk verstrekte en
nog niet afgeloste aanleg- en uitbreidingskapitalen,waarna
de begrooting van de Gasfabriek voor 1936 eveneens zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt vastgesteld.
Volgnr. 205 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke
stemming aangenomen.
Hierna wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
besloten, dat, in afwijking van het bepaalde in art. 28 van
de verordening van 2 Juni 1934 (Gem. blad Ho. 19), voor het
jaar 1936 de rekening van de Electriciteitsfabriek, behalve
met de afschrijvingen vastgesteld overeenkomstig art. 17
van genoemde verordening, inplaats van met 2 zal worden
belast met van de som der door de gemeente oorspronke
lijk verstrekte en nog niet afgeloste aanleg- en uitbreidings
kapitalen, waarna de begrooting van de Electriciteitsfabriek
voor 1936, eveneens zonder beraadslaging of hoofdelijke
stemming wordt vastgesteld.
Volgnr. 206 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke
stemming aangenomen.
Bij volgnr. 207 wordt de begrooting van de Gestichten
Endegeest, Voorgeest en Rhijngeest voor 1936 zonder beraad
slaging of hoofdelijke stemming vastgesteld, waarna dit
volgnr. eveneens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
wordt aangenomen.
Bij volgnr. 208 wordt de begrooting van het Openbaar
Slachthuis voor 1936 zonder beraadslaging of hoofdelijke
stemming vastgesteld, waarna dit volgnr. eveneens zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt aangenomen.
Bij volgnr. 209 wordt de begrooting van het Grondbedrijf
.till Itr