DONDERDAG 20 FEBRUARI 1936.
95
Gemeente-begrooting Algemeene beschouwingen.
(Groenevehl e.a.)
grievende uitdrukking^ zoowel voor de S.D.A.P. als voor
den heer van den Tempel.
De heer Tepe zal hier spreken uit naam van het College,
maar dit wil niet zeggen dat iedere bewering of iedere moti
veering van hem voor het standpunt van het College ook
gedeeld wordt door het geheele Collegebij de tegenwoordige
samenstelling van het College is het niet mogelijk bij ieder
detailpunt uitdrukkelijk mede te deelen of dit het standpunt
is van de meerderheid van het College dan wel van het
geheele College.
Een van de belangrijkste schotels van dit begrootings-
festijn is zeker wel het voorstel van het College inzake de
salarisverlaging.
Spreker zal achtereenvolgens behandelen de bestanddeelen
van de salarisvoorstellen, de specerijen, die in den vorm van
concessies aan de spijzen zijn toegevoegd om den schotel
iets smakelijker te maken en daarna den Raad een blik
gunnen in de keuken van het Georganiseerd Overleg, waar
men zich een denkbeeld kan vormen van de toebereiding
der spijzen.
De bestanddeelen zijn: de financieele toestand van de
gemeente en de circulaire van den Minister van Binnen-
landsche Zaken d.d. 4 September 1935. Bij nauwkeurige
lezing van den geleidebrief van de begrooting en van het
praeadvies kan de Raad tot de overtuiging zijn gekomen,
dat deze voorstellen niet uitsluitend op grond van de ministe-
rieele circulaire zijn ingediend.
Bij de samenstelling van de begrooting werd het College
al spoedig geplaatst voor het dilemma: öf salarisverlaging
öf belastingverhooging toe te passen voor het sluitend maken
van de begröoting. Bij de indiening van de salarisvoorstellen
woog het zwaarst de financieele positie van de gemeente.
De ministerieele circulaire heeft er ook invloed op uitge
oefend, maar kan nog eerder beschouwd worden als een
onverwachte tegemoetkoming aan de politiek, die het College
meende in dezen te moeten volgen, dan als de uitsluitende
oorzaak van de indiening.
De vraag van sommige leden, of het doen van meer con
cessies dan reeds door het College gedaan zijn, tengevolge
zal hebben een afwijzing door den Minister van de reeds
gedane concessies, heeft voor die leden dan ook een andere
beteekenis dan voor het College.
Het College heeft de concessies gedaan om zoowel het
Georganiseerd Overleg als den betrokken ambtenaren eenigs-
zins tegemoet te komen en den Raad gunstiger voor deze
voorstellen te stemmen. Het waren echter de alleruiterste
concessies, welke het College kon doen. Dit klemt te meer,
waar de dekkingsposten voor deze concessies in den Raad
zijn aangevochten. Het doen van meer concessies zou een
nieuw tekort op de begrooting doen ontstaan en zoo goed
als zeker den Raad dwingen zijn toevlucht tot belasting
verhooging te nemen, waartoe het College echter meent niet
te moeten medewerken.
Is een dergelijke politiek van bet College gerechtvaardigd,
met name tegenover de ambtenaren?
De heer van Eek voerde tegen de voorstellen bezwaren
aan, die hij ontleende aan zijn koopkracht-theorie. Wanneer
men de koopkracht van een bepaalde categorie van personen
vermindert, vermindert daardoor nog niet de koopkracht
van de geheele burgerij. Kon men het geld, dat men noodig
heeft, doordat men geen salarisverlaging toepast, halen bij
de gemeente Oegstgeest of bij het Rijk, dan zou de salaris
verlaging een aanmerkelijke vermindering van de koopkracht
voor Leiden beteekenen. Men kan dit echter niet en daarom
behoeft spreker niet op dit bezwaar van den heer van Eek in
te gaan.
De heer van Eek acht het redelijk en billijk, dat wanneer
de gemeente behoefte heeft aan zekere inkomsten ter dekking
van bepaalde uitgaven, de verdeeling van de lasten zoo
geschiedt, dat zij op de geheele burgerij en niet op een be
paalde categorie van personen drukken.
In het algemeen is spreker het natuurlijk geheel eens met
deze theorie van den heer van Eek, maar er kunnen zeer
speciale omstandigheden en redenen zijn, die volkomen
rechtvaardigen een politiek als nu door het College voor
gesteld. Een lastenverzwaring voor de geheele burgerij, in
den vorm van belastingverhooging, drukt in de huidige om
standigheden zwaar, ook op een bepaalde categorie, maar
veel zwaarder dan de nu voorgestelde salarisverlaging drukt
op de categorie ambtenaren. Uit de belastingcijfers van de
laatste jaren blijkt, dat in hetzelfde tijdperk, waarin de
ambtenaren in hun salaris, met inbegrip van deze verlaging,
gemiddeld 10 zijn gedaald, de inkomsten van de particu
lieren in het vrije bedrijf, middenstanders en neringdoenden,
met gemiddeld 25 zijn gedaald. Legt men, door belasting-
Gemeente-begrooting Algemeene beschouwingen.
(Tcpe.)
verhooging, dezen druk op de geheele burgerij, dan worden
dus zij, die de laatste jaren 25 in inkomen zijn achter
uitgegaan, daardoor veel zwaarder en onredelijker getroffen
dan de ambtenaren, die 10 in inkomsten achteruitgegaan
zijn. Bovendien leeft in de tegenwoordige omstandigheden
het gemeentepersoneel in een zeer bevoorrechte positie
tegenover de particulierenvoor den handelsman, wiens
zaak zienderoogen achteruitgaat, wien faillissement en onder
gang boven het hoofd hangen, ligt niet klaar een wachtgeld
en pensioenregeling, een ziekengeld, waarvan hij kan profi-
teeren. Door hier een zwaarderen druk te leggen op de eene
categorie, de ambtenaren, doet men geen onrecht, maar doet
men, uit een oogpunt van algemeen gemeentebelang, een
goede daad, doordat men verzwaring van lasten voor de
reeds zoo zwaar getroffen burgerij nog tracht te voorkomen.
Waar er geen sprake van is, dat men door deze verlaging
zou komen beneden een ethisch minimum, kan men onmogelijk
spreken van een onbillijkheid of onrechtvaardigheid tegenover
deze categorie: het gemeentepersoneel. Spreker is overtuigd
hij heeft dien indruk in het Georganiseerd Overleg zeer
sterk gekregen dat onder de werklieden en ambtenaren
het besef leeft, dat zij in deze moeilijke omstandigheden een
offer moeten, kunnen en willen brengen en dat zij beseffen
de bevoorrechte positie tegenover hun medemenschen. Het
algemeen gemeentebelang en de financieele positie van de
gemeente maken een salarisverlaging dus wel degelijk nood
zakelijk en wenschelijk; terwijl deze salarisverlaging niet
als onbillijk en onrechtvaardig kan worden beschouwd.
Thans een enkel woord over de concessies, door het College
gedaan om eenigszins tegemoet te komen aan het gemeente
personeel, om een gunstige stemming te wekken bij dat
personeel en ook om tegemoet te komen, voorzoover mogelijk,
aan bezwaren, die in verschillende kringen van den Raad,
naar het College bekend was, tegen deze salarisverlaging
bestonden. In het Georganiseerd Overleg is algeheele over
eenstemming verkregen omtrent de voor de gemeentewerk
lieden door het College voorgestelde verlaging. De geschiedenis
van de totstandkoming van deze overeenstemming toont
tevens zonneklaar aan dat de meening van den heer van
Eek, dat onder de gegeven omstandigheden, omdat de stok
van de Regeering achter de deur stond, het Georganiseerd
Overleg niets anders zou zijn dan een wassen neus, onjuist
is, tenzij natuurlijk de Minister straks de concessies, door
het College gedaan, niet zou erkennen; dan kon de heer van
Eek gelijk krijgen; dan komt het practisch hierop neer,
dat men zich zonder meer aan bepaalde voorschriften van den
Minister te onderwerpen heeft, maar ten aanzien van de
werklieden gelooft spreker dat zeer zeker niet.
De Raadsleden, die daarover gesproken hebben, hebben
van de eigenlijke situatie ten aanzien van de vaststelling
van de loonen der gemeentewerklieden niet het juiste begrip
gehad. De Minister eischt in zijn circulaire, dat de loonen
der gemeentewerklieden zullen worden aangepast aan de
loonen in de plaatselijke industrie. Daartoe waren verscheidene
methoden aan de hand gedaan. Er is veel en lang gedokterd
over de methode en toen in de eerste vergadering van het
Georganiseerd Overleg door de organisatie-vertegenwoordigers
velerlei bezwaren waren aangevoerd tegen de toegepaste
methode, heeft, buiten het Georganiseerd Overleg, een
nieuw onderzoek plaats gehad, als voorbereiding tot een
volgende vergadering, door den voorzitter van het Georgani
seerd Overleg met de vertegenwoordigers van de werklieden
organisaties. In deze bijeenkomst heeft men iets getornd
aan de methode, iets gewijzigd in de berekening, zijn sommige
groepen, die oorspronkelijk in de berekening betrokken
waren, er uit geschrapt en zijn andere, die niet waren inge-
lascht, er aan toegevoegd, met het resultaat, dat ontstaan
is een z.g. gemiddelde van Leidsche vakheden in de particu
liere bedrijven, waarop gebaseerd werd een nieuwe loon
regeling, die door het College aan de tweede bijeenkomst
van het Georganiseerd Overleg over deze zaak werd voor
gelegd. In de eerste bijeenkomst en in de tusschenvergadering
met de vertegenwoordigers van de organisaties was men
reeds tot de conclusie gekomen, waartoe men ook in de tweede
bijeenkomst weer kwam, n.l. dat het vrijwel ondoenlijk was
een juiste berekening te krijgen van de gemiddelden in de
particuliere bedrijven.
Op grond daarvan heeft het College, omdat eenerzijds de
juistheid werd erkend van sommige bezwaren, die de vertegen
woordigers van de organisaties tegen de door het College
gegeven cijfers aanvoerden en anderzijds het College bezwaar
had tegen sommige cijfers, die door de organisaties in het
midden werden gebracht, gezegd, nu eenerzijds het eindcijfer
misschien iets aan den lagen kant, maar anderzijds het
eindcijfer van de vroegere berekening iets aan den hoogen
kant was (hetgeen men meer kan aanvoelen dan met cijfers