WOENSDAG 19 FEBRUARI 1936.
89
Gemcente-begrooting Algemeene beschouwingen,
(van der Kwaak c.a.)
bij de Arbeidsbeurs twee maal moeten stempelen en bij
Maatschappelijk Hulpbetoon slechts één keer?
In zake de Stedelijke Werkinrichting heeft de Commissie
zich onomwonden uitgesproken en is zelfs een brief aan
Burgemeester en Wethouders gezonden.
Met mevrouw Braggaarde Does is spreker van meening
dat de bestaande Werkinrichting haar naam zeker onwaardig
is en eerder betiteld zou kunnen worden als tehuis voor zeer
uitzonderlijk gesteunden van Maatschappelijk Hulpbetoon.
Dat de controle zoo uitstekend is betwijfelt spreker ten zeerste
want hoe is dat mogelijk als men geen enkelen controleur
heeft? Voor dit punt vraagt spreker de speciale aandacht
van den Wethouder. Er moet zeker nieuw personeel aange
steld worden, maar het salaris zou door de te verkrijgen
resultaten zeker worden vergoed.
Dat er geen wenschen zouden zijn ten opzichte van het
maatschappelijke werk, zal spreker niet beweren. Juist in
dezen tijd zal men hier meer dan op elk ander terrein
,,up to date" moeten zijn.
Dat er onder de werkloozen heel wat personen zijn, die
zich niet als armlastigen voelen en het in wezen ook niet
zijn, moet de volle aandacht hebben. In dit verband verwijst
spreker naar de praeadviezen over „Steunverleening aan
nieuwe groepen van behoeftigen", uitgebracht voor de
Nederlandsche Yereeniging voor Armenzorg en Weldadigheid.
Op grond van de verrassende resultaten, die te Amsterdam
naar aanleiding van die praeadviezen zijn bereikt, meent
spreker voor deze groepen van armlastigen de bijzondere
belangstelling van den Wethouder te mogen vragen.
Dat spreker thans zijn stem niet kan geven aan voorstel
No. 10 van mevrouw Braggaarde Does zal zelfs de voor-
stelster kunnen begrijpen. Waar hij niet in de gelegenheid is
gesteld zijn houding te dien opzichte in de Commissie te be
palen, zal hij zeker in den Baad deze wenschelijkheid niet
uitspreken. Spreker verzoekt den Wethouder in zijn antwoord
aan te geven de verhouding, die zou kunnen ontstaan tus-
schen de Rijksregeling en den zoogenaamden leidraad, die
bij Maatschappelijk Hulpbetoon wordt gebruikt, want er
zit veel meer aan vast dan men oppervlakkig zou meenen.
Ongeveer 600 huiszittende armen en 950 stempelende
werkloozen, die niet voor de Rijkssteunregeling in aanmerking
kunnen komen, worden gesteund volgend de normen van
den Armenraad. Daar volgens de Armenwet ieder geval
individueel moet worden behandeld, wordt van den leidraad
zoowel naar boven als naar beneden afgeweken. De maximale
ondersteuning bedraagt 17.Verhooging van den leidraad
zou tot een onbillijke verhouding leiden tegenover degenen,
die volgens de Rijkssteunregeling worden gesteund en wier
uitkeering is gebonden aan hun laatst verdiend of tegenwoor
dig geldend loon. Hun uitkeeringen zijn in vele gevallen
aanzienlijk lager dan 17.Het beoogde doel zal dan ook
niet het effect sorteeren, dat mevrouw Braggaarde Does
ervan verwacht.
Sprekers fractie zal stemmen tegen het voorstel van den
heer Romijn, want hoewel het in dit voorstel tot uitdrukking
komende streven haar sympathiek is, verwacht zij, dat het
niets meer dan een pro memorie post zal worden.
Bij het bespreken van het denkbeeld om een gemeentelijk
oude-liedenhuis op te richten heeft men de financieele zijde
vergeten. Op het oogenblik is de verpleegprijs veelal laag
doordat de menschen worden verpleegd in gestichten, die
oVer fondsen beschikken en zelfs bijdragen genieten van Arm
bestuur en Diaconie. Voor iemand, die geheel ten laste van de
gemeente in een van die gestichten wordt uitbesteed, wordt
6.73 betaald, terwijl de kostprijs van de gestichtsverpleging
op het oogenblik 8.50 bedraagt.
Het is spreker opgevallen, dat er geen klachten zijn
gehoord over het Gereformeerd Minnehuis aan de Kaarsen
makersstraat hoewel mevrouw de Cler—de Bruin deze
inrichting nog heeft bezocht. Het bewijst, dat deze Inrichting
in een behoefte voorziet.
Een uitgave van 50.000.voor een tehuis van oude
lieden, die thans over 15 inrichtingen zijn verdeeld, zou
spreker onverantwoordelijk vinden.
De heer van der Voort heeft Maandagavond met belang
stelling geluisterd naar het betoog van de heeren Lombert
en Eikerbout met betrekking tot de salarisvoorstellen. Ver
klarende dat zij zich hun stem zullen voorbehouden tot dat
de Wethouder heeft gesproken, hebben zij geheel gezwegen
over het door hen in het Georganiseerd Overleg ingenomen
standpunt, waar zij echter, met uitzondering wat de politie
betreft, met de voorstellen, zooals zij thans aanhangig zijn,
accoord zijn gegaan. Durven de heeren daar in het openbaar
niet voor uitkomen of is het hun bedoeling de verantwoorde
lijkheid voor deze salarisverlaging af te schuiven op de
Gemeente-begrooting Algemeene beschouwingen,
(van der Voort.)
S.D.A.P.? Een tipje van den sluier werd gisterenavond door
den heer Goslinga opgelicht, toen deze verklaarde, dat wan
neer de S.D.A.P. niet wist hoe zij moest stemmen, hij het ook
niet zou weten. Spreker noemt dit een struisvogelpolitiek
van het zuiverste water. Wanneer men ervan doordrongen is,
dat de voortdurende salarisverlagingen leiden tot een steeds
erger inzinking, maar ze toch niet tegen kan houden, omdat
men geen andere dekkingsmiddelen kan aanwijzen, dan is
het niet aangenaam aan die verlagingen mede te werken.
Bovendien zou de verlaging bij verwerping door den Gemeen
teraad toch worden opgelegd door het Rijk, dat met alle
ten dienste staande middelen den gemeenten de aanpassing
zal opleggen. Door verschillende lasten, o.a. die in verband
met de werkloosheid, meer en meer op de gemeenten af te
wentelen, dwingt men deze dergelijke salarisverlagingen toe
te passen, en gaan zij er niet toe over, dan is er de bewuste
stok achter de deur.
In het Georganiseerd Overleg is spreker méde gegaan met
het compromis voor de werklieden. Ten aanzien van de
ambtenaren meende hij niet verder te mogen gaan dan de
door de ambtenarenorganisatie gestelde grens van 3 pet.
verlaging. Voor de politie acht spreker een verlaging niet
wenschelijk, daar haar taak door de samenvoeging van politie
en brandweer zal worden verzwaard.
Van de aanvankelijk geraamde bezuiniging op de sala
rissen ad 180.000.hebben Burgemeester en Wethouders
in den vorm van verschillende concessies 42.375.laten
vervallen, terwijl het bedrag met 30.000.moet worden
verminderd doordat de verlaging niet op 1 Januari, doch op
1 Maart ingaat. Spreker meent, dat vooral het laatste voor
Burgemeester en Wethouders aanleiding is geweest geen
verdere concessies ten opzichte van de ambtenaren te doen.
Maar die mogen toch niet de dupe worden van het feit, dat
de salarisvoorstellen niet op tijd gereed zijn gekomen? Met
belangstelling wacht spreker hieromtrent het antwoord van
den Wethouder af.
Voorts wil ook hij er op aandringen, dat de voorgenomen
salarisverlaging niet zal worden toegepast op de ambtenaren
van den Keuringsdienst, die aanstonds op wachtgeld gesteld
zullen worden.
Spreker herinnert er verder aan, dat bij de behandeling
van de salarisherziening in Februari 1935 door den toen-
maligen Wethouder Goslinga in het Georganiseerd Overleg
is medegedeeld, dat de salarieering der haven-rechercheurs
naar de meening van Burgemeester en Wethouders verbete
ring behoefde en gelijk gesteld moest worden met die der
brigadiers van politie. Terwijl deze laatste op 36.tot
39.50 werd gesteld, bedroeg het salaris voor de haven-
rechercheurs toen 35.50 tot 39.Op grond van de thans
aanhangig zijnde voorstellen zullen de salarissen voor de
beide groepen resp. gaan bedragen 35.tot 38.50 en
34.10 tot ca. 37.90, waardoor de toegezegde gelijkstelling
dus niet wordt gestand gedaan. Spreker verzoekt Burge
meester en Wethouders de haven-rechercheurs in dezelfde
loonschaal op te nemen als de brigadiers.
Dat bij benoemingen voldoende rekening wordt gehouden
met de belangen van de inwoners van Leiden, zooals Burge
meester en Wethouders in hun Antwoord naar aanleiding
van een door spreker gestelde vraag mededeelen, moet spreker
ernstig in twijfel trekken. Hij wijst op het geval, dat de
directeur van de Gemeentereiniging zich tot de Arbeidsbeurs
wendde om een chauffeur, waarbij hem o.a. iemand uit
Koudekerk (Z.-H.) werd opgegeven. Vermoedelijk kon de
directeur onder de andere candidaten geen geschikte kracht
vinden, althans hij stelde de benoeming uit en nadat hij zich
nogmaals tot de Arbeidsbeurs had gewend werd op 23 April
1935 de man uit Koudekerk (Z.-H.) aangesteld, die zich
blijkens opgave van het Bevolkingsregister intusschgn op
8 Maart 1935 te Leiden metterwoon had gevestigd. Spreker
vertrouwt er op, dat Burgemeester en Wethouders streng
zullen toezien, dat dergelijke dingen niet meer voorkomen.
Ook heeft spreker een klacht met betrekking tot de repe-
rateurs van de zoogenaamde onderlossers. Deze reperateurs
schijnen volgens een rouleersysteem te werk gesteld te worden
en terwijl nu op het volgens dit systeem opgemaakte lijstje
als No. 1 een katholiek staat, behoeft men niet te denken,-
dat deze kans heeft aan dit reparatie werk deel te nemen.
Spreker zal den Wethouder hieromtrent een staatje verstrek
ken en hij hoopt, dat deze een onderzoek zal instellen en naar
recht en billijkheid zal optreden.
Op pag. 22 van het Antwoord schrijven Burgemeester en
Wethouders:
,,De vraag, of en zoo ja in hoeverre er aanleiding bestaat tot
bevordering van het lagere personeel, zal zoo spoedig mogelijk
onder oogen worden gezien."
Ten aanzien van dit punt wil spreker volstaan met de hoop