88 WOENSDAG 19 FEBRUAKI 1936. Gemeente-begrooting Algemeene beschouwingen, (de Reede.) listische Gids over het Plan van den Arbeid heeft geschreven. Natuurlijk is de heer van den Tempel voorstander van het Plan, daarvoor zorgt de partijdiscipline, maar als men zijn beschouwingen goed leest, bespeurt men velerlei bezwaren. Hij wijst er bij voorbeeld op, dat men niet voor één keer belangrijke werken kan uitvoeren, maar dit herhaaldelijk zal moeten doen, en dat men geenszins weet, of men er met drie jaar af zal zijn, maar dat het ook vijf of tien jaar kan duren. De lasten voor Rijk en gemeenten zullen zich opstapelen, maar wanneer men eenmaal begonnen is met een spuitje te geven, zal men er mede moeten doorgaan, met het groote gevaar dat het hart op een gegeven oogenblik ,,knap" zegt. Men wordt gedreven op een weg, waar men niet meer af kan. Wie eenmaal begint met morphine, wordt onherroepelijk morphinist en sterft er aan. Zoo gaat het ook met deze dingen. Op het Leidsche Plan staat de demping van de Langegracht en daarnaast het aanleggen van een brug. Wordt de Lange gracht, gedempt, dan zal ook een brug gelegd moeten worden tegenover de Langegracht naar de Lammermarkt. Daar mede stuurt men in de richting van het Verkeersplan, maar door dit uit te voeren, zal de verbetering van de Veemarkt waardeloos worden en is het daarin anderhalf jaar geleden gestoken kapitaal verloren. Het College van Burgemeester en Wethouders gaat nu het tekort van de begrooting dekken met het uittrekken van de schaal van aflossing in verband met de kosten van die Veemarkt. M.a.w. de 8.D.A.P. stelt voor de Langegracht te dempen en de Wethouder van Finan ciën zegt: Laat maar zitten, de Veemarkt ligt daar wel twintig jaar. Spreker is zeer belangstellend hoe de heer Verweij zal stemmen over het plan door de sociaal-democratische fractie ingediend. Ook overigens is het uittrekken van die schaal een buiten gewoon verkeerde maatregel, daar er toch geen verschil van meening over kan zijn, dat het straatwerk dat is niet de Veemarkt eigenlijk op gewoon had moeten komen. Spreker heeft er zelf aan mee gedaan om ervoor te leenen, en hij zegt deze dingen ook niet om iemand het leven zuur te maken; hij is bereid op alle manieren de werkgelegenheid in de stad te bevorderen, ook door middelen, die op zichzelf niet zoozeer zijn instemming hebben, omdat hij voelt, dat werk belangrijker is dan theorieën over financieele aangelegenheden. Maar als men zegt: het moet in vijf of acht jaar betaald zijn, dan mag men ze niet verlengen, want dan maakt men een bedenkelijk standpunt nog bedenkelijker. De Wethouder is dat met spreker eens. Wanneer men dus gaat zoeken naar een andere manier om een gat te stoppen, en men komt niettemin met een dergelijk voorstel, dan zit daarin de positieve erkenning, dat er geen ander geld is en dat men daar om dien bedenkelijken weg opgaat. Uiteindelijk zal spreker met de verlenging van den termijn misschien wel mee moeten gaan, maar dan zal de Wethouder hem moeten aantoonen, dat hij op geen andere manier geld kan vinden om dat gat te stoppen. Kan hij dat niet, dan endosseert spreker die zaak aan de sociaal-democratische fractie en zegt tot haar: Ga maar met je Plan van den Arbeid naar het College van Burge meester en Wethouders en zorg, dat je Wethouders het zoo ellendig mogelijk hebben en zoo gauw mogelijk van narigheid achter de groene tafel vandaan loopen. Herhaaldelijk heeft spreker reeds gezegd, dat men er niet tevreden mede moet zijn, dat het stempel van dezen tijd op de begrooting staat, maar dat de financieele mogelijkheden en noodzakelijkheden van dezen tijd zooveel mogelijk in de begrooting moeten worden verwerkt,, m.a.w. dat tot een scherpe bezuiniging moet worden overgegaan. Zou men spreker vragen „waarop", dan zou zijn antwoord zijn, dat het hem oneindig veel beter lijkt de leiding te laten waar zij op het oogenblik is, daar spreker toch niet over voldoende gegevens kan beschikken om volledig die bezuinigingen aan te wijzen. Hij wil echter wijzen op de roekelooze manier, waarop de gemeente-telefoons over de stad zijn verspreid. Deze opmerking is in den Raad wel eens onzinnig genoemd, maar de juistheid ervan wordt thans erkend in den vorm van een voorstel om eenige van die gemeente-telefoons af te schaffen. Bij de Lichtfabrieken zijn de telefoonnummers niet bij elkander geplaatst, maar van den directeur af tot den chauffeur toe over de geheele Gids verspreid, en wie het niet precies nasnuffelt, kan niet weten wie er aangesloten zijn. Het College van Burgemeester en Wethouders heeft er thans eenigen kijk op gekregen en gevoeld, dat hier iets kan worden gedaan. Spreker wijst verder op het groote aantal dienstfietsen. Hij kent een geval van een ambtenaar in het bezit van een gratis tramkaart, die 90 pet. van zijn werktijd op zijn bureau door brengt en die toch een nieuwe fiets van de gemeente heeft gekregen. Het betreft geen bedragen, waarmede de gemeente- begrooting gered zou kunnen worden, maar zulke verschijn- Gemeente-begrooting Algemeene beschouwingen, (de Reede e.a.) selen getuigen van de eigenaardige manier, waarop men te Leiden de bezuiniging aanziet. Ook op de bedrijven kan bezuinigd worden. Wanneer in een groot bedrijf een belangrijk aantal menschen niet meer noodig is, is het beter de oude menschen op wachtgeld te stellen, dan hen in den weg te laten loopen. Door aan derge lijke zaken zijn aandacht te schenken, zal de Wethouder van Financiën de waarheid en de klaarheid bevorderen, die zijn voorganger hem zoozeer heeft aanbevolen en waarvan spreker weet, dat de heer Verweij zeer zeker een sterk voorstander is. Tot op zekere hoogte deelt spreker de bezwaren van den heer Goslinga met betrekking tot het Grondbedrijf, maar hij wil het den Wethouder niet al te lastig maken. Met name de quaestie van de rente van de leeningen van de Rijksverzeke ringsbank zal de Wethouder goed in het oog moeten houden. Mocht dat niet tot zijn recht komen, dan zal er direct een andere dekking gevonden moeten worden, daar er anders een gat in de begrooting zou ontstaan. Wat de bezuiniging bij de Lichtfabrieken betreft, is spreker van overtuiging, dat de Wethouder op die 35.000.gemak kelijk zal kunnen rekenen, ook al zijn er yeeds eenige maanden van het nieuwe jaar verstreken, mits er maar voldoende druk wordt uitgeoefend tot zuivering van den toestand en tot afschaffing van alles wat ook maar eenigermate overbodig is. Met betrekking tot de reserves van het Grondbedrijf staat spreker dichter bij het College dan bij den heer Goslinga. De rente is nooit bijgeschreven, alle waarden staan netto in de boeken, en wanneer men nu gaat schatten niet op liquidatie, maar op bestemming, dan is spreker er van overtuigd, dat er niet een tekort van eenige beteekenis voor den dag zal komen. Het voorstel van den heer Goslinga betreffende het Ver nieuwingsfonds zal spreker in geen geval steunen, maar hij rekent er op, dat de Wethouder ten opzichte van de financie ring van de Lichtfabrieken de moeite zal nemen, klaren wijn te schenken. Het voorstel van den heer Schoneveld in zake krotop ruiming acht spreker buitengewoon nuttig. De stad wordt maar uitgebreid en in de binnenstad komen allerlei rommeltjes, viezigheden, pakhuizen en narigheden. Het saneeren van de binnenstad is oneindig veel beter dan het bouwen van nieuwe arbeiderswijken aan den buitenkant der stad, die niet in trek zullen zijn, wanneer er later in het centrum goede wonin gen beschikbaar komen. Naar aanleiding van de opmerking van den „geachten afgevaardigde van Sovjet-Rusland", dat door het ontslag der boventallige onderwijzers het kleine beetje cultuur, dat de arbei ders zich hadden veroverd, weer te niet wordt gedaan, wijst spreker er op, dat deze boventallige onderwijzers zijn ver vangen door kweekelingen met akte, dus door volkomen bevoegde leerkrachten, zoodat het aantal leerlingen per klasse thans niet grooter is dan enkele jaren en misschien tien jaar geleden. Het komt wel eens voor, dat er klassen zijn met 46 of 48 leerlingen, maar men moet het gemiddelde in aan merking nemen en dat bedraagt op de onderwijzers in vasten dienst ruim 38, doch slechts 32 a 33, wanneer men rekening houdt met de kweekelingen met akte. Wanneer men zegt, dat door de maatregelen ten opzichte van het onderwijs de arbeidersklasse zich ziet ontnomen wat zij met moeite heeft verkregen, dan is dat een zeer foutieve voorstelling van zaken. De heer van der Kwaak zal zijn algemeene beschouwingen beperken tot het terrein van de Armenzorg. Na ongeveer een half jaar het werk van de Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon te hebben meegemaakt, was spreker stellig van meening, dat er geen aanleiding zou be staan Maatschappelijk Hulpbetoon in de algemeene beschou wingen te betrekken, daar slechts enkele malen over een onder geschikte zaak gestemd behoefde te worden en de zaken er zeer objectief worden behandeld. Waar spreker door zijn lidmaatschap mede verantwoordelijk is voor deze Commissie, spijt het hem, dat er toch nog klachten naar voren moesten worden gebracht, die voor het meerendeel in den Gemeente raad niet thuis behooren. De Commissie is geen Raadscommissie, maar bestaat grootendeels uit vertegenwoordigers van instellingen en par ticulieren. Zoo lang dat het geval is, zal men steeds op be zwaren als door mevrouw Braggaar-de Does naar voren ge bracht blijven stuiten, en is het ook niet juist, een samenstel ling te verlangen, die overeenstemt met de verhoudingen in den Raad. De quaestie van het twee maal per dag stempelen door de transportarbeiders is in de Commissie van alle kanten be keken. Ook de tegenwoordige Wethouder voor Sociale Zaken gaf de voorkeur aan uniformiteit, en waarom zou deze groep

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1936 | | pagina 8