86
WOENSDAG 19 FEBRUARI 1936.
Gemcentc-bogrooting Algemeene beschouwingen.
(Tobe e.a.)
De heer Tobé zegt, dat by de vaststelling der arbeids
voorwaarden toch ook verbruikersbelangen zijn betrokken,
doch het zou voor de arbeiders een groote ramp zijn, wanneer
bij de vaststelling der arbeidsvoorwaarden ook het verbruikers
element werd ingeschakeld.
Voorstel No. 32 betreft een zaak, waarover de plaatselijke
middenstandscentrale en de Kamer van Koophandel kunnen
oördeelen, maar door al die andere organisaties erin te halen,
zal er van de zaak totaal niets terecht komen.
Spreker staat aan de zijde van mevrouw Braggaarde Does
waar zij Wethouder van Stralen een pluim op den hoed heeft
gëstoken, en hij heeft alle achting voor hetgeen deze Wet-
houdër reeds heeft gedaan. Mevrouw Braggaar heeft echter
ook gezegd, dat het overwerk aan Maatschappelijk Hulp
betoon was afgeloopen, wat spreker toejuicht, maar daarop
laten volgen, dat er nog wel wordt overgewerkt, maar dat er
niet voor wordt betaald. Dat echter zou niet te pas komen,
en mocht het waar zijn, dan zal nog nooit iemand spreker zoo
zijn tegengevallen als de heer van Stralen. Hij zal daarom
gaarne van den Wethouder vernemen, of er inderdaad aan
Maatschappelijk Hulpbetoon wordt overgewerkt zonder dat
er voor betaald'wórdt, want daartegen zou spreker ten sterk
ste moetën protesteeren.
Naar aanleiding van de gisterenavond door een der leden
gemaakte opmerking, dat menschen, die reeds een jaar
Werkloos zijn, yog geen steun van het Crisis-comité zouden
hebben ontvangen, zegt spreker dat dit alleen denkbaar is,
wanneer zij zich daarvoor niet hebben aangemeld. Er zijn
ook menschen, die principieele bezwaren hebben om door
éey óf andere instelling ondersteund te worden, terwijl het
bovendien is voorgekomen, dat de gezihsinkomsten zoo groot
bleken in een geval zelfs ƒ70.per week voor vijf menschen
dat er geen reden was voor het Crisis-coryité om te helpen.
Spreker vond de opmerking wat vreemd, juist omdat zij van
den heer Snel kwTam, terwijl deze wel weet, dat de heer Kruit,
die voor zijn richting zoo'n beetje bij de crisis-commissie
is ingeschakeld, er „als kind aan huis" is.
Ten slotte wenscht spreker nog iets te zeggen over het
stukje „Roode Wethouders" in de Vooruit van Donderdag
13 Februari j.l., waaruit ook de heer van Eek een en ander ge
citeerd heeft. Het schijnt, dat.de Torenwachter het in <le
oogen der sociaal-democraten thans verbruid heeft, maar
waar men hem vroeger zoo vaak citeerde, moest men hem nu
toch een beetje netjes behandelen. In dat stuk dan staat:
Toch is de nieuwe koers, welke in September is ingeslagen,
in verschillende gevallen duidelijk aanwijsbaar.
Eerst nu immers is aan de Leidsche werkloozen volledig
recht gedaan wat de voorziening van brandstoffen betreft."
Spreker merkt op, dat deze koers niet van Septem
ber is.
„Eerst nu is een einde gekomen aan het vele overwrerk bij
Maatschappelijk Hulpbetoon." Als er zonder betaling wordt
overgewerkt, vindt spreker het een schandaal
„Eerst hu is aan den Zoeterwoudschen Singel het sportterrein,
waar onze tweede klasser speelt, goed geoutilleerd.
Eerst nu zal de verstrekking van goedkoope groenten aan
werkloozen ter hand worden genomen."
De goedkoope groenten, zegt spreker, zouden er verleden
jaar al zijn geweest, indien de Groentencentrale de gemeente
niet in den steek had gelaten.
De heerén van de S.D.A.P. moeten niet de eer opeischen
vóór dingen, die zij niet gèdaan hebben. Daar zit een groot
gevaar in, omdat zij nog niet de meerderheid hebben in den
Raad en dus op samenwerking met anderen zijn aangewezen.
Dé heer van Eek, die met de Vooruit wel eenige relatie zal
hebben,1 zóu er goed aan doen het blad aan te raden niet steeds
te schrijven, dat het alleen aan de sociaal-democraten ligt,
maar er eerlijk bij te zettendoor die en die zijn wij geholpen.
Anders gullen de anderen zich misschien terugtrekken, omdat
zij niet géspannen wenschen te worden voor den wagen van
de S.D.A.R.
De heer de Reede vangt zijn algemeene beschouwingen
aan met cle opmerking, dat wanneer hij uit de tot dusverre
gehouden redevoeringen de punten zou citeeren, die zijn
bijzondere belangstelling en instemming hebben, en daar
naast ook die waartegen hij zou moeten opponeeren, het
hem niét moeilijk zou vallen een redevoering te houden,
die alle voorgaande in lengte zou overtreffen. Spreker meent,
dat hij daarmede den Eaad en de gemeente geen dienst zou
bewijzen, maar wil slechts constateeren, dat in de rede
voeringen, zoowel van den heer Wilmer als van den heer
Beèkenkamp, punten waren, waarmede hij van harte instemt,
terwijl de redè vah den heer Wilbrink door haar uitmuntenden
princiyieelen inhoud en haar buitengewone duidelijkheid,
het spreker gemakkelijk maakt: ze te onderschrijven, zoodat
Gcmeente-begrooting Algemeene beschouwingen,
(de Reede e.a.)
hij van het houden van algemeene politieke beschouwingen
kan afzien.
Over de rede van den heer de Vries wil spreker echter pen
enkele opmerking maken. Hij heeft die rede niet met. onver
deeld genoegen aangehoord, en de heer de Vries zal begrijpen,
dat daarvoor zeer gegronde redenen zijn.
De heer de Vries heeft sprekers partij op twee punten
aangevallen: in de eerste plaats over de opstelling van haar
candidatenlijst, in de tweede plaats over haar medewerking
aan de benoeming van sociaal-democratische Wethouders.
De behandeling van het laatste punt zal spreker overlaten
aan den voorzitter van zijn fractie; over het eerste moet
hem iets van het hart.
Zoo lang Nationaal Herstel in deze stad eenigszins in
beweging gekomen is en de heer de Vries daarin een zekere
plaats heeft ingenomen, heeft hij niet nagelaten te spreken
over spreker wil de namen maar noemen de heeren
Splinter en Wilbrink op een wijze, die in geen enkel opzicht
door den beugel kan. Gisteren heeft de heer de Vries gezegd,
dat hij met de door hem gebezigde uitdrukking „elkander
het balletje toegooien" niet heeft gedoeld op financieele
voordeelen. Maar als men in het openbaar dergelijke op
merkingen maakt ten opzichte van twee personen, die reeds
jaren lang in het gemeentebestuur zitten, en dan zegt:
zoo'n aannemer en zoo'n handelaar in bouwmaterialen be
lmoren in den Raad niet thuis zooals de heer de Vries
op verschillende verkiezingsvergaderingen heeft gedaan en ook
al eenige jaren daarvoor dan moet hij nu eens goed duidelijk
maken, hoe hij met dergelijke vieze verdachtmakingen uit kan.
De heer de Vrjes, zicR tot den Voorzitter wendende, maakt
bezwaar tegen deze uitdrukking.
De Voorzitter zegt, dat het den heer de Reede vrij staat
in zijn eigen gedachten de qualificaties aan eenig optreden
toe tje kennen, die hij wenscht, maar dat hij dergelijke woorden
piet in den Raad kan bezigen.
De lieer de Reede wil dan zeggen: dergelijke bedenkelijke
verdachtmakingen, die een eigenaardig licht op iemands
karakter gooien. Wanneer de heer de Vries zich hier uit
spreekt voor vaderlandsliefde en eenheid, dan zijn dat
klanken, die in het bijzonder bij de Christelijk-Historische
Unie ingang vinden; en wanneer hij zegt, beteekenis te
hechtpn aan de Christelijke beginselen voor ons volk, dan
acht spreker dat van eenig belang, maar hij vraagt zich
toch af, wat de heer de Vries daaronder verstaat en of hij
ook eenige beteekenis hecht aan die Christelijke beginselen
ten bate van het persoonlijke leven. Spreker verwacht
hierop geen antwoord het betreft hier geen huisbezoek
maar de heer de Vries, die geen vreemdeling is op het terrein
van het Christelijke leven, moge bedenken, dat ook altijd
nog als eisch geldt, dat men niet iemands eer en goeden naam,
óp welke wijze ook, in discrediet mag brengen of verdacht
mag maken. Aan die verdachtmaking is de heer de Vries
niet ontkomen. Daarom verwacht spreker van hem, dat hij
niet alleen maar zal optreden op een wijze, die er net mep
door kan, maar dat hij zijn optreden van eenige jaren her
zal verklaren, dat hij met reëele feiten zal komen, en zal
vertellen wat er aan de menschen mankeert, over wie hij
aldus heeft gesproken in openbare vergaderingen. Spreker
kan den heer de Vries verzekeren, dat die feiten door sprekers
kiesvereeniging met buitengewone belangstelling onder handen
genomen zullen worden, en dat zij niet zal aarzelen, er op
zeer duidelijke wijze haar meening over te zeggen.
Wanneer iemand, die door de Christelijk-Historische Unie
op de candidatenlijst is geplaatst, daarvoor bedankt, dan
is dat op zichzelf al een bewijs, dat de Unie goed geoordeeld
heeft, want het staat vast, dat wanneer zij iemand candidaat
stejt, het iemand is, die getoond heeft het volle vertrouwen
te verdienen; en zij rekent zoozeer op zijn vastheid van
karakter waarop het meer aankomt, dan op de vraag of
men een aardig speechje kan afsteken dat zij ervan over
tuigd is, dat zoo iemand zelf zal overwegen, of hij zijn be
langen niet te veel in gevaar brengt en of hij aan een dergelijke,
aanwijzing wel kan voldoen. Het feit, dat de heer van Hoeken
heeft bedankt, levert dubbel en dwars het bewijs, dat bij
hem geen oogenblik de gedachte heeft voorgezeten, zijn
eigen belangen te dienen door in den Raad te komen, want
dan zou hij er geweest zijn.
Het spijt spreker dit alles te hebben moeten zeggen, maar het
moest hem van het hart, en in een geval als dit mag men de
beantwoording niet overlaten aan de personen, die werden
aangevallen. Wanneer men met dergelijke middelen zijn
partij moet versterken, en probeert met een zekere hoera-
stemming van Oranjegezindheid de kiezers van anderen af
/FTT f r