84 WOENSDAG 19 FEBKUAÏM 1936. Gemeente-begrooting Algemeenc beschouwingen. (Schoneveld.) pas na enkele jaren zal kunnen plaats hebben. Met de com plexen in de Paradijs- en de Bouwelouwensteeg was men in 1910 al bezig en gezien den langen duur van voorbereiding kan er toch geen bezwaar tegen bestaan sprekers voorstel in praeadvies te nemen. Spreker zal stemmen voor het voorstel van den heer Schüller betreffende het vaststellen van de achtergevelrooi lijnen, waardoor de gemeente zich toekomstige uitgaven zal kunnen besparen en welke maatregel dan ook zeker niet achterwege mag worden gelaten. Er is in den Baad eenige malen gesproken over een rapport dat spreker niet onder oogen heeft gehad. Het schijnt het aantal leegstaande woningen te betreffen, maar over wat soort woningen het gaat, over groote of kleine, over bruik bare woningen of over zulke die moeten worden afgekeurd, heeft spreker niet kunnen constateeren. Hij verzoekt daarom het rapport voor den Baad ter inzage te leggen. Spreker heeft altijd aangedrongen op een eenvoudige woningstatistiek, teneinde op een gegeven oogenblik te kunnen beoordeelen, welke aanbouw van woningen noodzakelijk is. Spreker is voorts getroffen door de mededeeling in de Me morie van Antwoord, dat het College een wijziging van het uitbreidingsplan in overweging zal nemen, om te komen tot stringenter voorwaarden voor den bouw van de allereen voudigste arbeiderswoningen. Op dat woord „stringenter" heeft spreker zitten turen, maar hij is er niet in geslaagd er een verklaring voor te vinden. Is de bedoeling van deze her ziening van het uitbreidingsplan den kubieken inhoud der woningen te verlagen of heeft men het oog op een verlaging van de tarieven voor de waterleiding en van den erfpacht- canon1? Spreker meent, dat deze dingen er buiten vallen en is, vooral met het oog op de bouwplannen van „Ons Be lang" en „Eensgezindheid", zeer belangstellend naar de wijze, waarop Burgemeester en Wethouders den bouw van een voudige arbeiderswoningen mogelijk willen maken. Op de vraag, of men nog een verderen aanbouw van goed- koope woningen wenscht, is in Memorie van Antwoord geen antwoord gekomen. Wel wordt er in gezegd, dat er in de laatste twee, drie jaar een groot aantal arbeiderswoningen zou zijn gebouwd, waaronder ook beneden- en bovenwoningen, maar er is niet bij vermeld tegen welken prijs die woningen te huur zijn, en dat is toch wel van het allergrootste belang! De huren, die men op het oogenblik voor bedoelde woningen vraagt, gaan verre uit boven de draagkracht der arbeiders en daarmede gelijk te stellen personen. Waar hier opnieuw een loopsverlaging voor het gemeentepersoneel aan de orde komt, waarbij wordt uitgegaan van een gemiddeld arbeids loon te Leiden van 28.per week, zal het toch ook nood zakelijk zijn, woningen te bouwen tegen een lageren huurprijs, n.l. van 4.4.50, 4.75 en 5.Naar zulke woningen is op het oogenblik nog wel vraag. Spreker hoopt daarom, dat het College de voorstellen van „Ons Belang" en van „Eensgezindheid" in overweging zal nemen en indien mogelijk tot uitvoering zal doen komen. Spreker deelt verder mede, dat in het door den heer Lom- bert en hem in Februari 1935 gedane voorstel betreffende wijziging van enkele salarissen in staat E de groep hoofd monteurs eerste klasse is uitgevallen, en hij vraagt, of het alsnog mogelijk is, deze vergissing te herstellen, alsmede die welke is begaan ten opzichte van den adjunct-directeur van den markt- en havendienst. In totaal betreft het drie personen. Vervolgens sluit spreker zich aan bij de leden, die de voor genomen salarisverlaging van 4 pet. niet toegepast willen zien op de ambtenaren van den Keuringsdienst, die op wacht geld zullen worden gesteld. Het gaat hier waarschijnlijk slechts om twee personen, daar de twee andere van de vier, die op wachtgeld worden gesteld, vermoedelijk te Haarlem in dienst genomen zullen worden. Met het oog op het voorstel van de heeren Eikerbout en Lombert om de salarisverlaging voor het politiepersoneel ongedaan te maken, heeft spreker, ofschoon hij allerminst voorstander is van loonsverlaging, zich afgevraagd, of de Baad daarmede het College en ook het gemeentepersoneel wel een dienst zou bewijzen. Het voorloopige voorstel van Burgemeester en Wethouders, dat inhield een salarisver laging van 5 pet. over de geheele linie, mocht de goedkeuring verwerven van den Minister en van Gedeputeerde Staten. Na de behandeling in het Georganiseerd Overleg is het College bereid gebleven, enkele tegemoetkomingen te doen: de 50 cent voor de brugwachters zullen vervallen, de door den Minister voorgestelde afronding op 25.wil men ongedaan maken, de verlaging is van 5 pet. gebracht op 4 en er is een compensatie aanvaard voor de werklieden. Is het nu, vraagt spreker, op grond van tactische overwegingen niet beter en verstandiger, ongeacht hoe men er persoonlijk Gemeente-begrooting Algemeene beschouwingen. (Schonevelcl e.a.) over denkt, de voorstellen, zooals Burgemeester en Wethouders ze hebben ontworpen te accepteeren? En de Wethouder, èn het College zullen al werk genoeg hebben om den Minister en de ambtenaren van het Departement te overtuigen van de wenschelijkheid om de tegemoetkomingen tegenover het personeel te accepteeren. Naast het gesprokene door zijn partijgenoot, den heer Goslinga, wil spreker nog een woord van protest doen hooren tegen de wijze, waarop mevrouw de Clerde Bruyn heeft ge meend te moeten spreken over de Yereeniging tot Verbetering van het Lot der Blinden. Het kan natuurlijk zijn, dat er aan de leiding wel iets heeft gemankeerd, maar spreker onderschrijft volkomen de opmerking van den heer Goslinga, dat de tijds omstandigheden buitengewoon moeilijk waren om de ver vaardigde producten aan den man te brengen. Uit ervaring weet spreker, dat de menschen, die daar gewerkt hebben, dan toch nog een redelijk loon hebben verdiend en alleen uit dat oogpunt zou wat meer waardeering voor het werk dier vereeniging toch ook wel op haar plaats zijn. Weliswaar zijn die loonen betaald kunnen worden door het subsidie van de gemeente, maar anderzijds is er ook van de zijde van de partij van mevrouw de Clerde Bruyn steeds op aange drongen, de vereeniging in staat te stellen dat werk te ver richten. Waar de oprichting van een commissie voor onvolwaardige arbeidskrachten in praeadvies zal worden genomen, stelt spreker er prijs op te verklaren, dat naar zijn inzicht daarbij de particuliere vereenigingen behooren te worden ingeschakeld. Er bestaat nog een commissie voor onvolwaardige arbeids krachten, welke naar spreker meent indertijd is opgericht door den Armenraad. De wijze, waarop de heer Snel heeft gesproken over den dienst Sociale Zaken en de huidige steunverleening heeft spreker wel eenigermate bevreemd. Het in de stukken ver melde cijfer van 1.300.000.— in aanmerking nemende, heeft spreker zich afgevraagd, of er nu werkelijk iemand aan het woord was, die door zijn werkzaamheden staat dicht bij de arbeiders. Het bedrag van 1.300.000.beteekent eenerzijds een weldaad, anderzijds dat er heel wat wordt geleden en in medegevoel ten opzichte daarvan doet spreker voor den heer Snel niet onder. Het gaat niet aan deze aange legenheid te qualificeeren op de wijze als de heer Snel dat heeft gedaan. Waar door den vertegenwoordiger van Nationaal Herstel op weinig waardeerende wijze over de vakbeweging is ge sproken, wil spreker er op wijzen, dat wanneer in 1918 de Boomsch-Katholieke en de Christelijke vakbeweging er niet waren geweest, het er dan in Nederland heel anders zou hebben uitgezien. Door het optreden van deze beide bewe gingen is voorkomen, dat ons land door een revolutie werd geteisterd. Ook wat de werkloosheid betreft heeft die vakbeweging zich niet onbetuigd gelaten, want van de 251.000.die er is uitgekeerd door de werkloozenkassen in 1935 is 103.000.- door de arbeiders betaald. Tot den Wethouder voor Sociale Zaken wenscht spreker nog twee vragen te richten: 1. of er aan den dienst voor Maatschappelijk Hulpbetoon nog overuren worden gemaakt 2. of die overuren al dan niet worden betaald. In de pers heeft spreker gelezen, dat een of twee Baads- leden hebben beweerd, dat Maatschappelijk Hulpbetoon kooplieden zou kweeken. Dat is wel eens voorgekomen, maar de laatste anderhalf jaar niet meer en spreker heeft gecon stateerd, dat er in dat opzicht een zeer gunstige verbetering is ingetreden. Men mag dan ook niet zeggen, dat Maatschap pelijk Hulpbetoon zich op die wijze van de ondersteuning wil afmaken. De heer Tobé heeft met genoegen op pag. 158 van den ge- leide-brief gelezen, dat op de huur der dienstrijwielen 2500. is bezuinigd, maar daarbij kwam toch onwillekeurig de vraag bij hem op, hoeveel dienstrijwielen er wel moeten zijn, wan neer een dergelijke bezuiniging op de huur alleen al mogelijk is. Spreker is dankbaar voor het op deze vraag onmiddellijk door Burgemeester en Wethouders gegeven antwoord, n.l. dat het er 240 zijn. Toen in den Baad bij de behandeling der vorige begrooting over deze zaak is gesproken zat niet zoozeer de bedoeling voor, op de huur te bezuinigen hoe dankbaar men daarvoor op zichzelf ook kan zijn maar werd ook aangedrongen op een verlaging van het aantal dienstrijwielen. Het getal van 240 schijnt toch wel een beetje boog, en wan neer men iemand, die eens een uurtje in de week voor dienst zaken een rijwiel noodig beeft, geen dienstrijwiel geeft, zal het toch zeker voor vermindering vatbaar blijken. De opbrengst der rijwielbelasting bewijst, dat er in Nederland ongeveer drie millioen fietsen in gebruik zijn, m.a.w. dat ongeveer iedere

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1936 | | pagina 4