26 MAANDAG 10 FEBRUARI 1936. Aanvullende steun aan ondersteunde werkloozen. (Voorzitter e.a.) 2°. een amendement van den heer Schoneveld, luidende: „Amendement op Ingekomen Stuk 21: a sub 2: in te lasschen achter „werkloozen", „tot en met 30 April 1936". De heer Wilbrink zegt, dat men bij aanneming van het voorstel van het College eigenlijk overgaat tot het in het leven roepen van een nieuwe commissie, die het karakter van een vaste commissie in het raam van de gemeentelijke huishouding krijgt. Indertijd is het Crisis-Comité opgericht ter wille van tal rijke kleine zelfstandig werkenden en verschillende andere personen, die door de tijdsomstandigheden zoodanig in in komsten waren achteruitgegaan, dat zij steun van overheids wege of via het Crisis-Comité noodig hadden. Dergelijke gevallen konden bij den Dienst van Sociale Zaken en bij Maatschappelijk Hulpbetoon niet behandeld worden. Nu de Commissie voor het verleenen van den A-steun is opgeheven, blijft alleen over het verleenen van aanvullenden steun aan hen, die voor het grootste gedeelte reeds bij den dienst van Sociale Zaken en voor het overige bij Maatschappe lijk Hulpbetoon staan ingeschreven, hoewel deze personen in bijzondere gevallen uit den aard der zaak eigenlijk meer direct, ook wat betreft de voeding en de dekking, door Maat schappelijk Hulpbetoon moeten worden gesteund. De Dienst van Sociale Zaken, welke over zeer vele gegevens beschikt, die aan de Commissie verstrekt zouden moeten worden, heeft deze taak over te nemen. Het is wenschelijk, dat de Commissie, wanneer in de maand October een bepaald bedrag te harer beschikking wordt ge steld, de zaak zoo spoedig mogelijk uitwerkt. Het is daarom beter, dat men de werkzaamheden onderbrengt bij een bureau, dat beschikt over meer arbeidskrachten, waardoor meer arbeidsdeeling mogelijk is, dan een bureau, dat uitsluitend met deze taak is belast en uiteraard gedurende enkele maanden met werkzaamheden overladen is, en het overige deel van het jaar practisch de kantjes er af moet loopen, omdat er dan geen werk is. Waar men toch in dit opzicht ook de zuinig heid moet betrachten, moet men nu niet definitief in het gemeentelijk apparaat een Commissie inschakelen, maar deze zaak bij den bestaanden dienst onderbrengen. Spreker onder steunt dan ook van harte het voorstel-Scholieveld. De heer Romijn acht het voorstel-Schoneveld onwensche- lijk en komt op tegen de opmerking van den heer Wilbrink, dat de Commissie-A opgeheven is; dat is niet juist; het Crisis-Comité-A bestaat nog altijd, al zal het met 1 Mei ge liquideerd worden en al heeft het zijn werkzaamheden be perkt; het is echter allerminst opgeheven en zijn werk is nog wel zoo, dat het kan bogen op resultaten en dat het ook inderdaad effectief is. De ondergrond van het voorstel is volkomen reëel, maar het loopt op de zaak wel wat vooruit. Men is ongetwijfeld voornemens na 1 Mei, na de liquidatie van het Crisis-Comité, ten aanzien van den B-steun maatregelen te nemen en voor schriften te verstrekken; dat zal pas omstreeks Mei bekend worden. Het Leidsche Crisis-Comité had naast de afdeeling-A ook de afdeeling-B als een zeer zelfstandige commissie, ge heel samengesteld volgens het voorschrift van de Regeering ten aanzien van den B-steun, dat onder meer behelsde, dat de Wethouder van Sociale Zaken qualitate qua voorzitter van de afdeeling-B moest zijn. Toen in September 1935 de voorzitter van het Crisis-Comité niet meer was Wethouder van Sociale Zaken, heeft hij zijn mandaat ter beschikking gesteld om het aldus mogeüjk te maken, dat het voorschrift van de Regeering werd nageleefd. Dit is een zuiver formeele veranderingoverigens is er niets in veranderd. Daarbij kwam, dat het Crisis-Comité-A, dat totnutoe 3.000.subsidie had, gemeend heeft onder de huidige tijdsomstandigheden van dat bedrag afstand te moeten doen, waardoor gelden voor de gemeente vrij kwamen. Nu vereischt het werk door de Commissie-B nog eenige personen; daarvoor is dan 190. noodig. Het College stelt nu voor om, terwijl voortaan het subsidie van ƒ3.000.per jaar niet meer aan het Crisis-Comité zal worden gegeven, aan de Commissie voor den aanvullenden steun aan ondersteunde werkloozen, een subsidie van ten hoogste 190.per maand te verleenen. In de toekomst zal men wel zoeken naar een werkwijze, welke normaler aandoet dan die, welke op dit oogenblik toegepast wordt, maar met de bestaande voorschriften in de hand is het niet mogelijk thans in die werkwijze verandering te brengen, want de B-steun moet worden verstrekt, nadat beslist is door een commissie, die voorgeschreven is door de Regeering. Wel verwacht men, dat omstreeks 1 Mei 1936 nieuwe voorschriften voor de samenstelling van de commissie Aanvullende steun aan ondersteunde werkloozen. (Romijn e.a.) door de Regeering zullen worden gegeven in verband met de opheffing van de Crisis-Commissies, maar tot dat oogenblik zal men op de thans gevolgde wijze van werken moeten doorgaan. De heer van Stralen dankt den heer Romijn voor diens uit voerige uiteenzetting van de bestaande werkwijze. De heer Schoneveld is wel zoo welwillend geweest zijn vragen vóór deze raadsvergadering aan het College te zenden, maar spreker heeft uit de vragen niet begrepen, dat het de bedoeling van den vrager is, het verleenen van aanvullenden steun te maken tot een onderdeel van de gewone steunver- leening door den dienst van Sociale Zaken, doch heeft aan vankelijk daaruit afgeleid, dat alleen gewenscht wordt de overbrenging van het bureau van de Commissie voor het verleenen van den B-steun naar het gebouw van den dienst van Sociale Zaken. De mogelijkheid van het laatste is wel overwogen, doch door absoluut gebrek aan de noodige ruimte is het althans voorloopig niet mogelijk deze overbrenging te doen plaats hebben. De heer Schoneveld heeft nu ook de opheffing van de Commissie bepleit. Spreker acht het geen gelukkige gedachte van den heer Schoneveld om deze zaak onder te brengen bij den gemeente lijken dienst, aangezien vaststaat, dat zij er eigenlijk niet direct mede te maken heeft tiet betreft een afzonderlijke extra steunverleening in voorkomende gevallen. Daarvoor is altijd geweest een sub commissie van het Crisis-Comité, op voorschrift van de Begeering samengesteld uit een Wethouder namens het ge meentebestuur als voorzitter en verder uit vertegenwoordigers van werkgevers- en werknemersorganisaties; te dien aanzien is eigenlijk nog niets veranderd. Spreker acht het niet raad zaam op het voorstel-Schoneveld in te gaan; volgens den heer Schoneveld worden de beslissingen inzake verleening van extra-steun als regel door den Directeur van den Dienst voor Sociale Zaken genomen en is daarnaast een Commissie, die misschien in sommige gevallen iets te doen heeft, maar het hoofddeel van haar werkzaamheden toch moet overlaten aan den Directeur van Sociale Zaken, minder noodig. In de praktijk is echter onmogelijk gebleken, dat de Commissie stuk voor stuk alle aanvragen voor aanvullenden steun in behande ling neemt en beslist, omdat het aantal daarvan te groot was toen is beslist, dat betreffende de gewone, eenvoudige gevallen, waarin de aanvragen konden worden afgedaan en toegewezen, de Directeur en zijn ambtenaren de beslissing zouden nemen, maar dat in twijfelachtige gevallen of in geval van afwijzing de aanvragen moesten worden afgedaan door die Commissie. Sindsdien is op deze wijze gewerkt en goed gewerkt. Spreker is er steeds op uit geweest deze Commissie een zeer werkzaam aandeel in het werk te geven. Draagt men deze zaken een voudig op aan den Dienst voor Sociale Zaken, dan zal deze al die gevallen op eigen oordeel moeten afdoen, zonder dat de vertegenwoordigers van de gesteunde werkloozen er iets in te vertellen hebben en dan komen er natuurlijk vele klachten met alle narigheid daarvan. Trouwens, het Rijk heeft voorge schreven, dat er dergelijke Commissies moesten zijn, en hoe zij waren samengestelddat voorschrift bestaat nu nog. Alleen zal misschien na opheffing van het Crisis-Comité-A overwogen moeten worden of dan in de werkwijze ten aanzien van den B-steun wijziging zal moeten komen. De heer Romijn zegt: „dat moet men afwachten." Dat behoeft men eigenlijk niet af te wachten, want in de laatste circulaire van den Minister wordt reeds aangegeven, hoe de Minister zich na de opheffing van het Crisis-Comité-A de werkwijze van de Commissie voor den aanvullenden steun voorstelt. Uit die circulaire blijkt, dat de Commissie voor den aanvullenden steun dezelfde werkwijze en samenstelling zal behouden als totnutoe. Spreker begrijpt niet, hoe de heer Schoneveld er een be lang in kan zien, deze taak te ontnemen aan een dergelijke Commissie, waarin vertegenwoordigers van de werkgevers- en werknemersorganisaties zitting hebben, die dus medezeg genschap hebben in de besteding van die gelden, en daarvan eenvoudig een verlengstuk van den Dienst voor de steunver leening te maken. Het denkbeeld van den heer Schoneveld zou misschien aanvaard kunnen worden, wanneer het mogelijk was, den aanvullenden steun in geld te verstrekken, aangezien de Directeur van den Dienst van Sociale Zaken de behoeften in de verschillende gevallen van steunverleening kent. De aanvullende steun moet echter volgens de voorschriften in natura worden verstrekt. De kleeding wordt betrokken uit winkels, waaronder ook tweedehandsche zaken zijn. Indien men deze geheele zaak overlaat aan den Directeur van den Dienst van Sociale Zaken, zullen legio klachten binnenkomen, terwijl nu de vertegenwoordigers van de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1936 | | pagina 4