MAARDAG 10 FEBRUARI 1936. 35 Groente-distributie. (Wilbrink e.a.) de voorziening van de werkloozen met goedkoope groenten, alsnog hun stem aan het amendement-Beekenkamp zullen geven. De Voorzitter zegt, dat de mogelijkheid niet is uitgesloten dat indien het amendement-Beekenkamp werd aangenomen, het voorstel van het College, waarvoor men vrij algemeen in den Raad gevoelt, in gevaar gebracht wordt. De heer Wilmer zegt, dat het volkomen juist is, dat de geheele Raad meer of minder, maar de overgroote meerder heid zeer sterk, gevoelt voor beschikbaarstelling van goed koope groenten voor de werkloozen en de door Maatschappelijk Hulpbetoon ondersteunden. Ten onrechte is in enkele redevoeringen, welke volgens spreker in een vergadering als deze niet op haar plaats waren, de suggestie gewekt, alsof er te dezen opzichte verschil van meening zou bestaan. Indien men de meening van den Raad objectief wil vaststellen, moet men tot de conclusie komen, dat de overgrootè meerderheid van den Raad voor de ver strekking van goedkoope groenten niet alleen iets gevoelt, maar zelfs zeer sterk geporteerd is. Door het verstrekken van goedkoope groenten aan onder steunde werkloozen en armlastigen wordt een zeer goede en verdienstelijke daad verricht. Een gedeelte van den Raad, waarvan de heeren Beekenkamp, Wilbrink en spreker zich tot de spreekbuis hebben gemaakt door het indienen van een voorstel, meent, dat niet alleen de belangen van de ondersteunde werkloozen en armlastigen, maar ook die van een groote categorie van personen, van wie verschillende wat hun financieele omstandigheden betreft bijna niet boven de eerstgenoemden uitkomen, moeten worden behartigd. Men kan de distributie doen plaats hebben door middel van den groentenbandel, terwijl de ondersteunde werkloozen en armlastigen er niet alleen geen schade van hebben, maar er zelfs voordeel van genieten, want het moet voor hen gemakkelijker en prettiger zijn, de benoodigde groenten van een „groentenboer" te betrekken dan ze te halen in een speciaal voor de distributie aangewezen lokaal, waarvoor men in de rij moet stiaan. Ook de groentenhandelaren zouden dan van den maatregel voordeel in plaats van nadeel onder vinden. De heer van Stralen is er niet in geslaagd, spreker er van te overtuigen, dat de inschakeling van de groentenhandelaren onmogelijk is. Wel ziet spreker in, dat het geen ideale manier van distribueeren zou zijn, omdat het mogelijk is, dat daarbij iets gebeurt, dat niet goed is en men ook anders zou wenschen. Spreker heeft daarom met de heeren Beekenkamp en Wilbrink voorgesteld een Commissie van Toezicht te benoemen, waarin degenen, die er belang bij hebben, dat deze distributie plaats heeft op een wijze, die in het belang is van de onder steunde werkloozen en armlastigen, ruimschoots vertegen woordigd zijn. Deze commissie zou kunnen bestaan uit drie vertegenwoordigers van de arbeidersorganisaties en de directeuren van de gemeentelijke diensten (Maatschappelijk Hulpbetoon en Sociale Zaken), die zich speciaal tot taak moeten stellen de belangen van de ondersteunden te be hartigen. Spreker kan geen verklaring afleggen namens zijn mede- onderteekenaren van het voorstel en ook niet namens zijn fractie, maar is zelf bereid om, wanneer na drie maanden blijkt, dat de door hem voorgestelde wijze van distribueeren geen gelukkig middel is, op een andere wijze het doel, n.l. het verstrekken van goedkoope groenten aan degenen, die daaraan behoefte hebben, na te streven. De heer Tepe is door het beroep, dat de heer Wilbrink heeft gedaan op het gedeelte van het College, dat naar de meening van dien spreker niet staat op het standpunt van een ver doorgevoerde overheidsbemoeiing, genoopt een enkel woord te zeggen over den aandrang van den heer Wilbrink om voor het voorstel-Beekenkamp c.s. te stemmen. Spreker zal daar aan echter zijn stem niet geven. Indien deze distributie van goedkoope groenten aan werkloozen en steuntrekkers gevoege lijk tot stand zou kunnen komen en toch haar doel zou kunnen bereiken door middel van den middenstand, zou spreker daaraan beslist de voorkeur geven; totnutoe heeft spreker echter op grond van de hem uit de distributie elders bekende feiten de overtuiging gekregen, dat een distributie met in schakeling van den middenstand nog nergens met overtuigende en gunstige resultaten is bewerkstelligd. Nu is er een Vrij nauwkeurig uitgewerkt amendement, dat spreker weliswaar eenige dagen tevoren heeft gezien, maar dat den betrokken Wethouder pas hedenmorgen ter kennis is gebracht en nu kan men toch niet verwachten van het College, dat het over een dergelijk amendement, dat zoo kort voor de vergadering Groente-distributie. (Tepe e.a.) is ingediend, een gefundeerde meening heeft. In het algemeen meent spreker nog steeds dat de poging, om den midden stand in te schakelen, nergens geslaagd ismen zal spreker moeten overtuigen dat er een systeem bestaat, waarbij dit wel mogelijk is. Nu zegt de heer Beekenkamp: „het is een quaestie van een proef van 3 maanden, laten wij het probeeren". Zoo ziet spreker de zaak niet, want mislukt die proef, dan mislukt de geheele distributie. Zou men een eventueele mis lukking door een ander systeem kunnen herstellen, dan zou spreker er voor zijn op dit systeem in te gaan, om alle partijen te bevredigen. Het College is alleszins bereid onder oogen te zien, hoe het mogelijk is, den middenstand in te schakelen; spreker verklaart zich gaarne daartoe nogmaals bereid, maar kan zich op het oogenblik niet binden aan een concreet voorstel, waarvan hij alle mérites nog niet kan overzien; door voor dit amendement te stemmen is hij daaraan gebonden en aangezien spreker niet overtuigd is, dat door aanneming daarvan niet de geheele distributie in gevaar zal kunnen worden gebracht, stemt hij er niet voor. Het College zal echter ernstig onder oogen zien of en inhoeverre de middenstand kan worden ingeschakeld. De heer Manders sluit zich aan bij den heer Tepe. De Kamer van Koophandel is in haar adres van oordeel, „dat het onjuist moet worden geacht van gemeentewege tot distributie over te gaan, zoolang niet is vastgesteld, dat de particuliere handel niet in staat zou zijn het distributieprobleem op be vredigende wijze op te lossen". Dit is een verkeerde stelling: gesteld moest zijn, dat men van gemeentewege tot distri butie moet overgaan, zoolang niet is vastgesteld, dat de particuliere handel daartoe in staat is. En in het Ingekomen Stuk staat, dat men niet overtuigd is, dat de particuliere handel aan de behoeften van het distributiesysteem zal kunnen voldoen. Ten opzichte van deze zaak heeft ook de heer Wilbrink het wel eenigszins mis. De heer Wilbrink zeide, dat 1 a 2 van de menschen deze groenten zouden ge bruiken. Hij heeft dit verkeerd begrepen, want zelf stelt hij vast, dat er 25 van de bevolking werkloozen zijn. Welnu, daarvan maken, zooals reeds betoogd is, 7 a 15 van deze groenten gebruik, dus l3/4 a 33/4 van de geheele bevolking, zoodat dus de bewering, dat de handel hierbij 1 a 2 van zijn debiet zou moeten inboeten, zeer juist kan zijn, omdat dit l8/4 a 33/4 van de bevolking, dat van de distributie gebruik maakt, het minst draagkrachtige gedeelte van de bevolking is. De heer Beekenkamp en zijn mede-onderteekenaren zullen verstandig doen thans hun voorstel in te trekken. Zij zullen met meer kracht en met meer kans op succes voor de groenten handelaren na drie maanden daarop kunnen terugkomen, en te meer wanneer mogelijk het College ook in deze richting- wil gaan. De heer Romijn constateert, dat er misverstanden en ont stemming dreigen te ontstaan naar aanleiding van zeer kleine bijzonderheden. Het College is volgens zijn voorstel bereid te trachten met den handel tot een resultaat te komen. Dit houdt in, dat zoolang het College niet tot een resultaat is gekomen ook geen andere wijze van distribueeren wordt toegepast en de distributie in verband met de te houden besprekingen eenigen tijd wordt uitgesteld. In den loop van de volgende week komt de Raad ter behandeling van de begrooting nog verscheidene malen bijeen. Het College zal wel trachten zoo spoedig mogelijk met den handel tot een oplossing te komen, zoodat men in den loop van de volgende week een mededeeling van het College kan verwachten omtrent de vraag of, en zoo ja, in welken vorm de distributie met inschakeling van den handel kan plaats hebben. Ten einde vertroebeling te voorkomen en aan alle ge dachten, die in den Raad zijn geuit, zooveel mogelijk kans van verwezenlijking te geven, verzoekt spreker het College de stemming over de thans ingediende voorstellen aan te houden tot de volgende week. De heer van Stralen zegt, dat het College ernstig bezwaar heeft tegen het aanhouden van de stemmingen tot de Raad het resultaat van de besprekingen met den groentenhandel kent. Spreker ziet daarin een persoonlijk wantrouwen. Waarom laat de heer Romijn de zaak niet met eenig ver trouwen over aan het College, nu het heeft toegezegd, al liet mogelijke te-zullen doen om op eenigerlei wijze den handel in te schakelen? Waarom moet eerst vaststaan op welke wijze het College den groentenhandel wenscht in te schakelen? De heer Romijn gelooft, dat de zaak juist heel anders staat.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1936 | | pagina 13