GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 9 N°. 22. IN6£K01E$ ITUEKEN. Leiden, 6 Februari 1936. Bij Koninklijk Besluit van 24 Januari j.l., N°. 28, tot uitvoering van de artikelen 2 en 33 van de op 1 Januari j.l. in werking getreden Warenwet (Staatsblad 1935, N°. 793), wordt, met ingang van 1 Maart a.s., de bestaande verdeeling van het land in keuringsgebieden o.m. in dier voege gewijzigd, dat het keuringsdistrict Leiden bij het gebied van andere keuringsdiensten wordt getrokken. Ondanks de door ons aangewende pogingen om den keuringsdienst van waren in deze gemeente te behouden, zal derhalve die keuringsdienst met ingang van laatstgenoemden datum ophouden te be staan en zal, eveneens met ingang van genoemden datum, aan het personeel van dien dienst, wegens opheffing van zijn betrekking, eervol ontslag moeten worden verleend. Hoewel deze gang van zaken èn voor de gemeente èn voor het aan den dienst verbonden personeel ten zeerste is te be treuren, dient daarin uiteraard thans te worden berust. Het ontslag van den Directeur-Scheikundige en de Assis tente moet,ingevolge de verordening op denDistricts-Keurings- dienst van Waren, door Uwe Vergadering plaats hebben. Onder mededeeling, dat met betrekking tot het ontslag van het overige personeel bereids de noodige maatregelen zijn genomen en dat het personeel, voor zoover niet op arbeidsovereenkomst werkzaam, aanspraak kan maken op wachtgeld, overeenkomstig de verordening, regelende het verleenen van wachtgeld aan ambtenaren en werklieden in dienst der Gemeente Leiden, geven wij U mitsdien in over weging, wegens opheffing van hunne betrekking, met ingang van 1 Maart 1936, eervol ontslag te verleenen aan: 1°. Dr. J. J. van Eek, als Directeur-Scheikundige van den Districts-Keuringsdienst van Waren; 2°. Mej. H. S. J. Fuhri Snethlage, als Assistente bij dien dienst. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. jV°. 23. Leiden, 6 Februari 1936. Bij den geleidebrief tot de gemeentebegrooting voor 1936 noemden wij onder de in voorbereiding zijnde maatregelen tot verlaging van de uitgaven o. m. vermindering van het aantal opzichters bij den Gemeentelijken Keinigings- en Ontsmettingsdienst. In aansluiting aan hetgeen ter zake in de Memorie van Antwoord op het Sectieverslag van ge noemde begrooting is uiteengezet, geven wij als college, in overeenstemming met de meerderheid der Oommissie van Fabricage, Uwe Vergadering in overweging aan den opzichter in tijdelijken dienst bij den Gemeentelijken Keinigings- en Ontsmettingsdienst A. M. W. Pitlo eervol ontslag uit die betrekking te verleenen, zulks met ingang van een nader door ons College te bepalen datum. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 24. Leiden, 6 Februari 1936. In Uwe zitting van 25 Februari 1935 werd naar aanleiding van ons desbetreffend voorstel (Ingek. Stukken N°. 20) be sloten tot herziening van de salarissen van het gemeente- personeel. Vastgesteld werden o.m. een algemeene veror dening betreffende de wedden van ambtenaren in dienst der gemeente Leiden, een verordening betreffende de wedden van het personeel der politie en een verordening betreffende de wedden van het personeel van den Keuringsdienst van Waren. Uw toen genomen besluit week op de volgende punten van het voorstel van ons College af: A. Algemeene Verordening. 1. In staat A van artikel 2 werd het minimum en maximum weekloon van de werklieden, ingedeeld in de groepen I en II, met 0,24 verhoogd en gebracht voor groep I op 23.76 29.52 en voor groep II op 25.2030.96. 2. In staat B werd het minimum en maximum weekloon van de brugwachters le en 2e klssse met 0.50 verhoogd en gebracht voor een brugwachter 2e klasse op ƒ27.50 29.50 en voor een brugwachter le klasse op 30.50 ƒ33.50. 3. In staat E werd de minimum en maximum jaarwedde van den gemeentebode met 200.verhoogd en gebracht op ƒ1.600.ƒ2.000.—. 4. In staat E werd voorts, overeenkomstig een door ons overgenomen amendement, de minimum en maximum jaar wedde voor de volgende salarisgroepen met 25.— verhoogd en mitsdien gebracht op de daarachter vermelde bedragen, teneinde voor deze groepen een minder ver gaande afronding van de wedden te verkrijgen dan volgens ons voorstel. Klerk le klasse Controleur le klasse Amanuensis le klasse Hoofdmonteur 2e klasse Adjunct -Commies -Adm.ambtenaar -Techn.ambtenaar Laboratorium ambtenaar Lichtfabrieken Commies 2e klasse Adm. ambtenaar 2e klasse Techn.ambtenaar 2e klasse Hoofdkeurmeester Commies le klasse Adm.ambtenaar le klasse Techn.ambtenaar le klasse 1725.— 1725.— 2125.- -ƒ2125.- 1925.2325.- 2475.— 2875.— 2875.- 3275.- B. Salarisverordening voor de politie. 5. Het minimum- en maximum-weekloon van de agenten van politie 2e klasse werd met 0.50 verhoogd en gebracht op 29.33.—. 6. Het minimum weekloon van de agenten van politie le klasse werd met 0.50 verhoogd, zoodat het minimum- en maximum-weekloon 34.37.50 bedraagt (4 eenjaar- lijksche verhoogingen van 0.75 en 1 eenjaarlijksche ver hooging van 0.50 per week). 7. De toelage, welke de agent van politie met den rang van brigadier geniet, werd met 0.50 per week verhoogd en gebracht op 2.50 per week. Ons College ontving bericht, voorzooveel betreft de salaris- verordeningen voor de ambtenaren en werklieden, bij schrijven van Gedeputeerde Staten d.d. 9/11 April 1935 en, voorzooveel betreft de salarisverordening voor de politie, bij schrijven van den Commissaris der Koningin d.d. 17 Mei 1935, dat de Minister van Binnenlandsche Zaken zich niet geheel met de door Uwe Vergadering vastgestelde salarisverordeningen kon vereenigen. De onder A 1 t/m 4 genoemde wijzigingen in. de algemeene salarisverordening ontmoetten bij den Minister overwegend bezwaar, zoodat deze de desbetreffende salarissen weder tot de oorspronkelijk voorgestelde bedragen wenschte te zien teruggebracht, terwijl de Minister voor de loonen van de werklieden een nadere wijziging verlangde. Gelijk bekend, werden de loonen der gemeentewerklieden in Februari 1935 overeenkomstig de toen door den Minister gestelde normen verlaagd ongeveer tot die van de rijks werk lieden, vermeerderd met een kindertoelage voor gemiddeld 2 kinderen 2.30 per week. Naar Gedeputeerde Staten nu bij hun genoemd schrijven mededeelden, was bij het aangeven van de genoemde normen uitgegaan van de veronderstelling, dat de loonen der Kijks- werklieden in gemeenten der le klasse voor Leiden ver meerderd met een kindertoelage voor 2 kinderen vrijwel zouden overeenstemmen met den plaatselijken loon- en levensstandaard alhier. Blijkens de inmiddels beschikbaar gekomen gegevens was zulks echter, schreven Gedeputeerde Staten namens den Minister, niet het geval, en waren de in particuliere bedrijven genoten wordende loonen te Leiden niet onbelangrijk lager. De Minister achtte het daarom noodig, dat de loonen der werklieden, zulks overeenkomstig con clusie 22 van het rapport der Commissie-Schouten, alsnog in overeenstemming met den plaatselijken loon- en levens standaard werden gebracht. Evenmin kon de Minister een wedde van 1900. 2300.voor den huismeester (concierge Stadhuis en Laken hal) aanvaarden; de maximum-wedde mocht in geen geval hooger dan 2200.zijn. Wat de politie betreft ging de Minister accoord met de wedden voor agent 2e en le klasse, zooals die door Uwe Vergadering werden verhoogd. De toelage, welke de agent van politie met den rang van brigadier geniet en die door U 0.50 per week hooger werd gesteld, dan volgens ons voorstel en mitsdien werd gebracht op 2.50 per week, behoorde daarentegen volgens den Minister weder te worden terug gebracht tot 2.per week. Voorts moest de wedde van den hoofdagent met 1.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1936 | | pagina 1