252
subsidieering van de bijzondere school voor buitengewoon
lager onderwijs aan den Zoeterwoudschen Singel, nader ge
wijzigd bij Raadsbesluit van 7 November 1932, te schrappen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 285. Leiden, 7 December 1934.
Naar aanleiding van het praeadvies van 27 October 1933
(Ingek. Stukken No. 223) besloot Uwe Vergadering op 6 No
vember d. a. v. ,,aan de kweekelingen, verbonden aan de o.l.
„scholen te Leiden, die den hoofdakte-cursus, verbonden
„aan de Gemeentelijke Kweekschool voor onderwijzers en
„onderwijzeressen te Leiden, bezoeken of die op 1 September
„1933 reeds in het bezit van de hoofdakte waren, over
„het tijdvak van 1 September 19331 September 1934
„een toelage uit de gemeentekas te verleenen berekend riaar:
„a. f 100.per jaar voor hen, die op of na 1 September
„1933 aan een school werden verbonden;
„b. resp. 160.—, 140—, of 120 per jaar voor hen,
„die vóór 1 September 1933 een toelage genoten van res
pectievelijk 200.—, 175 of 150 per jaar."
De totale kosten werden toen voor 30 kweekelingen ge
raamd op 3780.
Werd de evenbedoelde regeling gecontinueerd, dan zouden
de toelagen in totaal thans een bedrag van 3620.vor
men. Hoewel het getal kweekelingen 2 meer bedraagt dan
dat van 1933, zou het totaal bedrag van de toelagen der
halve 160.lager zijn. Dit is een gevolg van de omstan
digheid, dat verschillende kweekelingen, die meer dan 100.
genoten, inmiddels als kweekeling (met bijzondere toelage)
met het onderwijs in een vaste klasse zijn belast.
Gezien de ongunstige positie, waarin deze jonge menschen
verkeeren bij gemis van vrijwel elk uitzicht op een betrek
king, de diensten welke zij aan het onderwijs bewijzen en
het feit, dat zij in het algemeen het corps vormen, waaruit
de kweekelingen met bijzondere toelage, moeten voortkomen,
bestaat er naar onze meening aanleiding, om de evenbedoelde
regeling, zij het dan ook eenigszins gewijzigd, voor het
tijdvak van 1 September 19341 September 1935 te
continueer en.
Het komt ons College voor, dat de toelage geleidelijk tot
een voor iederen kweekeling gelijk bedrag van 100.per
jaar behoort te worden teruggebracht. Bij wijze van over
gang zou de regeling dan voor het tijdvak van 1 September
1934i September 1935 zoo kunnen zijn, dat de kweeke
lingen, die vóór 1 September 1934 een toelage genoten van
160.140.of 120.respectievelijk ontvangen
140, 120.of 100.en de overigen 100.
Mitsdien geven wij U, met verwijzing naar het ter inzage
gelegde advies van de Commissie voor het Onderwijs, in
overweging om te besluiten aan de kweekelingen verbonden
aan de o. 1. scholen te Leiden, (die niet zelfstandig met het
onderwijs in een klasse zijn belast) en die den hoofdakte
cursus, verbonden aan de Gemeentelijke Kweekschool voor
Onderwijzers en Onderwijzeressen te Leiden, bezoeken of
die op 1 September 1934 reeds in het bezit van de hoofd
akte waren, over het tijdvak van 1 September 19341 Sep
tember 1935 een toelage uit de gemeentekas te verleenen
berekend naar:
a. ƒ100.per jaar voor hen, die op of na 1 September
1933 aan een school werden verbonden;
b. respectievelijk ƒ140.ƒ120.of ƒ100.per jaar
voor hen, die voor 1 September 1934 een toelage genoten
van respectievelijk ƒ160.HO.of ƒ120.per jaar.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N 286. Leiden, 7 December 1934.
De ongunstige financiëele omstandigheden, waarin de ge
meente verkeert, maken het o. i. noodig, dat de afvloeiing
van de boventallige leerkrachten bij het openbaar gewoon
lager onderwijs in zoodanig tempo geschiedt, dat op 1 Januari
1936 geen boventallige leerkrachten meer bij dat onderwijs
werkzaam zijn. Zulks kan echter niet worden bereikt door
liet verleenen van ontslag alleen aan onderwijzers(essen),
die 60 jaar of ouder zijn. Op dit oogenblik toch is geen
enkele 60-jarige onderwijzer (es) bij het gewoon lager onder
wijs in vasten dienst van onze gemeente, terwijl in 1935
slechts één leerkracht den 60 jarigen leeftijd zal bereiken.
Bovendien achten wij het gewenscht te breken met den
regel, dat aan 60 jarige onderwijzers(essen) ontslag wordt
verleend, nu wij van Rijkswege worden verplicht de 60 jarige
wachtgelders in tijdelijke betrekkingen te herplaatsen.
Om die redenen zouden wij thans, voor zooveel mogelijk, de
laatst aangestelden voor ontslag in aanmerking wenschen te
brengen. Voor jongere menschen toch is het minder bezwaarlijk
dan voor de ouderen om na hun ontslag dan eens aan deze, dan
weer aan gene school tijdelijk werkzaam te worden gesteld.
Deze regel (ontslag van de laatst aangestelden) zouden wij
willen toepassen met deze uitzondering, dat in het algemeen
het eerst de vrouwelijke leerkrachten voor ontslag in aan
merking komen en dat wanneer later ook mannelijke leer
krachten voor ontslag zouden moeten worden voorgedragen,
het eerst de ongehuwde mannelijke leerkrachten en daarna
de gehuwde mannelijke leerkrachten worden ontslagen.
Verder deelen wij nog mede, dat het in onze bedoeling
ligt te bevorderen, dat de na te noemen leerkrachten, na
hun ontslag, aan dezelfde school, waaraan zij thans werk
zaam zijn, worden aangewezen tot kweekeling, om zelfstandig
met het onderwijs in een klasse te worden belast, zoodat
het ontslag voor het onderwijs in wezen hoegenaamd geen
verandering zal beteekenen.
In den loop van 1935 zullen wij U nog een voorstel
doen tot het verleenen van eervol ontslag aan de dan nog
resteerende boventallige leerkrachten.
Op grond van het vorenstaande geven wij U mitsdien
in overweging, met ingang van een nader door ons College
te bepalen dag, wegens opheffing van hunne betrekking,
eervol ontslag te verleenen aan:
a. Mej. J. J. van Doornals onderwijzeres aan de Centrale
school voor het 7e en 8e leerjaar;
b. Mej. J. de Zwartals onderwijzeres aan de o.l. school
aan de Vrouwenkerksteeg;
c. Mej. E. Meewis, als onderwijzeres aan de o. 1. school aan
de Medusastraat B;
d. Mej. O. K. Thorbecke, als onderwijzeres aan de o.l. school
aan de Paul Krugerstraat;
e. Mej. A. G. van Houwelingen, als onderwijzeres aan de
o. 1. school aan de Paul Krugerstraat.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 287. Leiden, 7 December 1934.
Zooals bekend, valt in den laatsten tijd in het geheele
land een niet onaanzienlijke daling van het gasverbruik te
constateeren, die, naast de crisis, in hoofdzaak aan het
toenemend gebruik van petroleum voor verlichting en ver
warming moet worden geweten; door groote prijsverlagingen
en door het in den handel brengen van verbeterde toestellen
tracht men thans het vroeger voor de petroleum verloren
gegane debiet terug te winnen.
Uit den aard der zaak ondervindt ook de Gasfabriek alhier
in niet geringe mate de concurrentie van de petroleum;
terwijl toch over de jaren 1931, 1932 en 1933 de gaslevering
practisch constant is gebleven, is over de eerste tien maanden
van dit jaar een daling van het verbruik ingetreden van
3.2 of van 490.600 M8. en verwacht moet worden, dat die
daling zich verder zal voortzetten.
Onder deze omstandigheden zijn wij met Commissarissen
der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit van oordeel,
dat, hoezeer de gasprijs alhier reeds thans lager is dan in
tal van andere gemeenten, door een merkbare tariefsverlaging
getracht moet worden verdere daling van het gasverbruik
tot staan te brengen. En aangezien het gevaar voor verdere
inzinking van het verbruik het grootst is ten aanzien van
de kleine verbruikers, zal die tariefsverlaging, wil zij het
beoogde doel bereiken, vooral gericht moeten zijn op een
verlaging van den grondprijs en van de met dien prijs samen
hangende tarieven.
Vermits voorts vooral ten plattelande het gasverbruik
sterk afneemt, zal het tevens noodzakelijk zijn in de ge
meenten, waarin Leiden zelf de distributie in handen heeft,
tot een aanzienlijke tariefsverlaging over te gaan en zullen
de daar geldende prijzen, die in het algemeen thans 1 a 2
cent hooger zijn dan de Leidsche prijzen, geleidelijk op de
basis van laatstgenoemde behooren te worden gebracht.
Op grond van een en ander geven wij, zulks in overeenstem
ming met het voorstel van Commissarissen, in overweging de
Gasverordening in dien zin te wijzigen (ontwerp-verordening
A, art. I), dat voor het gas een zgn. trappentarief wordt in
gevoerd en wel voor:
gewoon gas: voor de eerste 50 M3. per maand: 8 cent;
muntgas 9 cent;
gewoon gas: voor de volgende 60 M3. per maand: 64 cent;
muntgas 6| cent;