434
MAANDAG 12 NOVEMBER 1934.
Woningbomvvereenigingen.
(Schüller e.a.)
de Vereeniging tot Bevordering van den Bouw van Werk
manswoningen, die 120 en 180 M3 groot zijn, en de 27 wonin
gen van de Woningbouwvereeniging ,,de Tuinstadwijk", die
elk een inhoud hebben van 145 M3, de volkshuisvesting wordt
bevorderd. In Tuinstadwijk heeft men de beruchte éénkamer
woningen gekregen, aan de voorzijde een woonkamer en aan
de achterzijde 2 z.g. slaapkamertjes, 2 M breed. Deze vertrek
ken, zoomede de keuken, zijn zeer klein en zeer slecht inge
richt. Zijn dat nu woningen en werkt men, door den bouw van
deze woningen, in het belang van de volkshuisvesting1? Men
moet niet alleen letten op het vraagstuk van den huurprijs,
maar men moet zich ook afvragen, wie in die woningen moeten
wonen en hoe lang deze woningen mee moeten. De loonen
van de arbeiders zijn aan schommelingen onderhevig, maar
wanneer deze woningen eenmaal zijn gebouwd, dan is de ge
meenschap toch voor tenminste 50 jaren met dergelijke wo
ningen opgeknapt. Spreker beschouwt dergelijke woningen
niet als zijnde in het voordeel, maar in het nadeel van de
volkshuisvesting. Zelfs toen de huizen nog een grooteren
inhoud hadden, had men ze kunnen noemen moderne krot
woningen. Men bouwt deze woningen om de mensehen uit
de oude krotwoningen te halen, maar men plaatst hen in
nieuwe krotwoningen, die dan een beetje mooier geverfd zijn
en waarvan de plafonds gestucadoord zijn in plaats van ge
maakt van hout.
Waarom is niet rekening gehouden met de opmerkingen
van den directeur van Bouw- en Woningtoezicht in de ver
gadering van de Commissie van Fabricage van 12 April
1932, dat het nog mogelijk zou zijn om van 3, 2 beneden
woningen te maken in Tuinstadwijk, om een grooteren in
houd en een beter bewoonbare woning te krijgen. In geen
der stukken heeft spreker ook maar één enkele mededeeling
gelezen, waarom het College niet is ingegaan op dit voorstel
van dien directeur. Wel is waar verklaarde hij tevens, dat
daarvan een kleine huurprijsstijging het gevolg zou zijn,
maar hij had de berekening gemaakt, dat toen, in 1932, de
gemiddelde huur nog maar 5.15 zou zijn. Zou het nu niet
juister geweest zijn, om, al zou men eenige centen per week
meer aan huur moeten betalen, daartoe over te gaan, omdat
men dan een geriefelijker woning zou hebben gekregen1?
Eenigen tijd geleden is hier gezegd, dat de arbeidersklasse
hard moet werken tegen een karig loon. En spreker voegt
daaraan toe: nu worden de arbeiders ook nog opgeknapt
met moderne krotwoningen, als belooning voor dat harde
werken en voor dat karig loon; dat is blijkbaar de eenige
wijsheid, die de heerschers den arbeiders kunnen aanbieden
in ruil voor wat zij zelf hebben teweeggebracht. Zij hebben
zich zelf in het moeras gewerkt en nu willen zij de arbeiders
ook nog in het moeras laten zitten. Misschien zal dit karig
loon ook nog eens omgezet worden in Leidsch papieren geld,
waardoor men het stempel krijgt, dat men tot de vertrapte
klasse behoort; misschien zal men dan dat bonnetje moeten
geven, en niet een gaven gulden, om de huur te betalen;
dan zal men een gestempeld papiertje moeten geven om te
kennen te geven, dat men bij de proleten thuishoort. Spreker
kan zijn stem aan dit voorstel niet geven; tegen het bouwplan
van „Ons Doel" heeft hij althans niet zoo ernstige bezwaren;
daarmede zou hij nog wel hebben kunnen meegaan, maar
aangezien het voorstel niet gesplitst is, moet hij zich tegen het
geheele voorstel van het College verklaren.
Den heer Schoneveld verheugt het, in tegenstelling tot den
heer Schüller, dat eerlang tot uitvoering van deze drie bouw
plannen zal kunnen worden overgegaan. Spreker ontkent niet,
dat het woningtype, daar ontworpen, niet ideaal is, maar dat
komt tenslotte toch voor rekening van de vereeniging, die
de plannen heeft ingediend. Aan die vereeniging is niet van
bovenaf een bepaalde woningtype opgelegd; spreker weet
tenminste wel, dat een vereeniging, aan wie bij dat raadsbe
sluit waren toegewezen 10 beneden- en 10 bovenwoningen,
in overleg met het College en met den Wethouder heeft kunnen
bereiken, dat die woningen werden omgezet in eengezins
woningen.' Nu kan de heer Schüller zeggen: ik stem tegen,
maar dan bereikt men alleen, dat de zaak nog langer wordt
uitgesteld. Men kan op het standpunt staan: ik stel het nog
langer uit om tenslotte te krijgen wat men hebben wil, maar
dan komt toch ook de vraag naar voren: hoe denken de be
trokken vereenigingen er over. Men kan hen uitnoodigen
andere plannen in te dienen, maar wie weet hoe lang het zal
duren en of de vereeniging zelf daarmede accoord gaat. Die
vereenigingen hebben die plannen toch ook niet opgezet in
een kort oogenblik, maar zij hebben daarover voldoende
kunnen spreken. Spreker vindt het ook niet het ideale type
van woning, maar men heeft nog veel kunnen bereiken.
Men moet dit voorstel aanvaardenanders wordt het nog langer
uitgesteld of misschien zelfs afgesteld.
Woningbouwvercenigingcn.
(Schoneveld e.a.)
Waarom is de woningbouwvereeniging „Ons Belang"
hierbij niet genoemd1?
Spreker zou gaarne vernemen, waarom in de leeskamer
niet ter visie van de leden zijn gelegd de stukken, welke tus-
schen den datum, waarop de plannen naar den Minister zijn
gezonden, Juni 1933, en den datum, waarop de goedkeuring
van den Minister is afgekomen, October 1934, gewisseld zijn
tusschen het College en den Minister.
Wanneer bij de uitvoering van een besluit van den Raad
stagnatie ontstaat en een Raadslid vraagt omtrent de oor
zaken van die stagnatie ingelicht te worden, kan er geen
bezwaar tegen bestaan de desbetreffende stukken ter inzage
van de leden te leggen. Indien men meent, dat de inhoud van
sommige stukken geheim gehouden dient te worden, kan
men deze stukken in de trommel van de geheime stukken
leggen. Een college als de Raad heeft toch wel het recht van
de oorzaken kennis te nemen, vooral indien, zooals spreker
gebleken is, bij de vertraging van de uitvoering der plannen
niet-raadsleden min of meer op de hoogte waren van het des
betreffende rapport, dat door den Directeur van het Bouw- en
Woningtoezicht was uitgebracht.
Ten slotte vraagt spreker of het niet mogelijk is, de tarieven
van de duinwaterleiding te herzien. Tegenwoordig tracht
men al het mogelijke te doen tot verlaging van den rentevoet
en daarom is het wel eenigszins bezwaarlijk, dat in sommige
woningen, b.v. van de Vereeniging tot Bevordering van den
Bouw van Werkmanswoningen, 26.a 29.per jaar
voor de waterleiding betaald moet worden. In dezen tijd van
versobering moet ook het water tegen een lageren prijs be
schikbaar worden gesteld.
De heer Kooistra is het in dezen niet eens met zijn fractie
genoot den heer Schüller.
Bij de besprekingen, die met het gemeentebestuur zijn
gevoerd ten einde te bevorderen, dat aan de Regeering toe
stemming tot den bouw van de woningen zou worden gevraagd,
waren geen detailteekeningen aanwezig. Thans is de precieze
indeeling van de woningen wel bekend en spreker is van
meening, dat aan deze woningen behoefte bestaat, waarom
hij getracht heeft de afdeeling zijner partij er toe te bewegen
het goed te vinden, dat zijn fractie stemt voor het voorstel
van Burgemeester en Wethouders.
Ook spreker kan niet goedkeuren, dat thans woningen
met 1 slaapkamer gebouwd zullen worden, die bestemd zijn
voor jonggehuwden. Men heeft ervaren hoe moeilijk het is
de bewoners van dergelijke woningen, wanneer zij later een
of meer kinderen hebben, naar grootere woningen te doen
verhuizen. Aangezien spreker herhaalde malen aangedrongen
heeft op de behandeling van deze zaak en aan uitbreiding
van het aantal woningen behoefte bestaat, heeft hij er bezwaar
tegen om op grond van zijn bedenkingen tegen het voorstel
te stemmen. Hij zal dan ook, zij het met tegenzin, zijn stem
aan het voorstel geven.
De heer Splinter verheugt zich over het herstel en den
terugkeer van den heer Schüller.
Ten aanzien van de bezwaren, die de heer Schüller tegen
de grootte van de 27 benedenwoningen van de woning
bouwvereeniging „de Tuinstadwijk" heeft aangevoerd, sluit
spreker zich aan bij het betoog van den heer Schoneveld.
Men mag aannemen, dat het bestuur van de woningbouw
vereeniging op de hoogte is van de bestaande behoeften en
spreker vertrouwt dan ook, dat de vereenigingen bij het
ontwerpen van deze woningen met die behoeften rekening
hebben gehouden. Vóór het raadsbesluit van 21 Maart 1932,
waarbij tot medewerking van den bouw in beginsel werd
besloten, was het plan in schema reeds opgemaakt, terwijl
het plan zelf op 12 November 1932 is ingekomen, zoodat
de vereeniging zelf in de gelegenheid is geweest, dit plan
goed te bestudeeren. Hoewel bekend was, dat de wensche-
lijkheid werd overwogen om 2 benedenwoningen op 3 boven
woningen te maken, heeft zij toch het oorspronkelijke plan
gehandhaafd. Bovendien zijn deze woningen speciaal bestemd
voor kleine gezinnen en misschien wel voor ouden van
dagen. Voor dergelijke gezinnen zijn de ontworpen woningen
groot genoeg. Trouwens, toen in Maart 1932 in beginsel
werd besloten tot medewerking aan den bouw van 358
woningen, waren diezelfde plannen in schema reeds aan
wezig; toen had dus reeds beslist kunnen worden, of die
woningen te groot of te klein waren.
Spreker raadt den heer Schüller aan om niet tegen dit
voorstel te stemmen; als dit plan verworpen zou worden,
trekt spreker sterk in twijfel of er van de geheele bouwerij
in Tuinstadwijk nog iets zal terechtkomen. Hier geldt
ook het spreekwoord: Beter een half ei dan een leege dop.
Voorts moet men niet uit het oog verliezen, dat er ook