MAANDAG 12 NOVEMBER 1934, 441 Aanleg van voetbalvelden; e.a. (van Eek e.a.) deze werkloozen, om te zorgen, dat de werkloozen de noodige terreinen bekomen. Onder deze omstandigheden kan het gemeentebestuur niet anders optreden. Het spreekt vanzelf, dat het bedrag van 0,10 geen be looning, maar wel een vergoeding voor de slijtage van kleeren en dergelijke is. Aangezien er geen keuze is en spreker de gees telijke ontaarding van de jeugdige personen door de werk loosheid veel erger vindt dan de gevolgen van den loondruk, zal hij, zij het ook met tegenzin, zijn stem aan het voorstel geven. De heer Romijn verheugt zich er over, dat het voorstel, dat iets nieuws brengt, in het algemeen met sympathie is ontvangen. Het is te danken aan het initiatief van de sub commissie voor ontwikkeling en ontspanning van het Crisis- Comité, die bereid is haar schouders onder dit werk te zetten. Spreker ontraadt op het voorstel van den heer Kuipers in te gaan. In een brief van de sub-commissie, onderteekend door den heer Kuipers als secretaris, wordt voorgesteld 0,10 per uur te geven. De sub-commissie moet daarmede een be doeling hebben gehad en daarom zal de Raad goed doen, bij gebrek aan een minderheidsnota of een nadere motiveering, de suggestie van de sub-commissie te volgen. Spreker wil de sub-commissie de vrijheid laten om de zaak naar eigen goed dunken te regelen en zij heeft meer vrijheid wanneer de ver goeding per uur is vastgesteld, dan wanneer men een bedrag per week bepaalt. Zij zal wellicht tot de conclusie kunnen komen, dat het verstandiger is, de jongelui niet des ochtends te laten werken en des middags cursussen te laten volgen, maar hen de eene week den geheelen dag te laten werken en de andere week naar de cursussen te laten gaan. Overigens doet het niet veel ter zake, aangezien de Minister er zijn goedkeuring aan moet hechten en men in beide gevallen even tevreden kan zijn. Spreker sluit zich aan bij het betoog van den heer van Eek, dat het gewenscht is op de jeugdige werkloozen een beroep te doen om niet alleen cursussen te volgen, maar ook iets te presteeren, dat voor velen van hen en hun lotgenooten ge noegdoening kan schenken. Bij de inrichting van het terrein aan de Zijl tot voetbalveld, kon men niet voorzien, dat het spoedig zou verlaten moeten worden. De uitbreiding van deze stadswijk heeft in snellere mate plaats gehad dan men heeft verwacht en daardoor dreigde het gevaar, dat de beschikbare ruimte voor volkstuintjes van de Yereeniging ,,Ons Genoegen" te klein zou worden, waaraan op deze wijze is tegemoet te komen. Het veld, dat nu als voetbalveld wordt ingericht, zal stellig geruimen tijd deze bestemming kunnen behouden. Het voorstel van den heer Kuipers wordt verworpen met 22 tegen 10 stemmen. Tegen stemmen: de heeren Tepe, Splinter, Goslinga, Romijn, Wilmer, van Rosmalen, Wilbrink, Bosman, van Weizen, de Reede, Manders, Yerweij, Beekenkamp, Bergers, van Eecke, Schoneveld, van der Reijden, Coster, Tobé, Meijnen, Vos en Lombert. Vóór stemmen: de heeren van Tol, van Stralen, Groeneveld, mevrouw Braggaarde Does, de heeren van Eek, Vallent- goed, mevrouw de Clerde Bruijn, de heeren Koole, Kuipers, en Kooistra. (De heeren van Es en Schüller namen aan deze stemming geen deel.) Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt ver volgens zonder hoofdelijke stemming aangenomen. (De heer van Weizen wenscht geacht te worden te hebben tegengestemd.) XXXIVd. Voorstel tot wijziging van de verordening rege lende de heffing van belastingen voor het gebruik van het Openbaar Slachthuis te Leiden. (Zie Ing. St. No. 254.) Algemeene beschouwingen worden niet gehouden. De artikelen I en II worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna de verordening in haar geheel, eveneens zonder beraadslaging of hoofdeüjke stemming, wordt vastgesteld. De Voorzitter stelt ten slotte aan de orde de behandeling van het verzoek van het Plaatselijk Arbeids-secretariaat en het adres van den Leidschen Bestuurdersbond. (Zie bladzijde 428). Verbetering werkloozenzorg. (van Stralen e.a.) De heer van Stralen zegt, dat van een eenigszins behoorlijke behandeling van deze quaestie op dit oogenblik geen sprake meer kan zijn. Toch is het adres urgent in dezen zin, dat het bedoelt, dat de Raad zich zal wenden tot de Regeering; in verband met de aan de orde zijnde Rijksbegrooting dient dit te geschieden binnen 1 of 2 weken. Nu zal spreker alleen ge noegen nemen met uitstel, als het College kan toezeggen, dat er Maandag aanstaande opnieuw raadszitting zal zijn en dat er dan gelegenheid zal zijn dit verzoek nader te be spreken. De Voorzitter kan niet namens het College toezeggen dat er a.s. Maandag raadszitting gehouden kan worden. Spreker geeft dus den heer van Stralen in overweging de zaak nu maar aan te snijden. De heer van Stralen zegt, dat dat absoluut onmogelijk is. Als de Voorzitter nu toch meent, dat deze zaak vandaag be handeld had kunnen worden, dan had spreker het toch wel op prijs gesteld, wanneer de Voorzitter de volgorde van de agenda had gewijzigd. De Voorzitter heeft zijn uiterste best gedaan de zaak van middag te behandelen. Het ligt niet aan spreker of aan het College, dat over sommige onderwerpen langer gesproken is dan noodig was. De heer van Stralen heeft zelfs afgewacht of de Voorzitter na afhandeling van de officieele agenda zou willen voorstellen de behandeling van de overige punten aan te houden. De Voorzitter ontneemt spreker en zijn fractie aldus de gelegen heid om een ingekomen verzoek behoorlijk te bespreken. Indien de Voorzitter dan zou kunnen toezeggen, dat over 14 dagen een raadszitting gehouden zal worden, dan zou spre ker daarmede ook genoegen willen nemen. Indien dit evenwel niet mogelijk is, zal de sociaal-democratische fractie moeten overwegen een spoedeischende raadsvergadering te doen aan vragen; zij acht het zeer noodzakelijk, dat de Raad gelegenheid krijgt zich over dit verzoek uit te spreken. Den heer Wilmer moet het, nu een verwijt wordt gericht tot het College en speciaal tot de leiding van deze vergadering, toch van het hart, dat, als de sociaal-democratische fractie werkelijk prijs stelt op de behandeling van het voorstel, zij de behandeling van de overige agendapunten op een andere wijze had kunnen doen geschieden, aangezien het in haar macht heeft gelegen, de discussies over de andere agenda punten te bekorten. Wanneer men reeds een dag te voren weet, dat een voorstel wordt verworpen zooals de heer Groeneveld bij interruptie opmerkte kan spreker zich levendig voorstellen, dat men over het voorstel toch spreekt, indien men daarvoor den tijd heeft. Als men evenwel weet, dat nog een urgent voorstel op de agenda staat, zal men dat gene, wat het zwaarst is, ook het zwaarst laten wegen en tijd sparen voor de behandeling van dat urgente voorstel. Wanneer de gang van zaken zoodanig is geweest, dat thans voor de behandeling van het voorstel der sociaal-democraten geen tijd meer beschikbaar is, heeft men het niet te wijten aan de leiding van de vergadering. De Voorzitter acht het niet mogelijk, dit agendapunt a.s. Maandag in een raadsvergadering te doen behandelen. Wel is het mogelijk, de behandeling in een raadsvergadering op Maandag 26 November a.s. te doen plaats hebben, doch daar omtrent kan spreker op dit oogenblik geen zekerheid geven en geen positieve toezegging doen. De heer van Stralen wil gaarne afwachten, of die mogelijk heid inderdaad blijkt te bestaan, maar verzoekt den Voor zitter daaromtrent zoo spoedig mogelijk eenige mededeeling te doen, opdat sprekers fractie de gelegenheid heeft desnoods te verzoeken een spoedeischende vergadering op Maandag 26 November a.s. bijeen te roepen. Spreker acht het noodzakelijk, dat het voorstel binnen 14 dagen wordt behandeld. De heer Wilmer zegt, dat de geheele Raad belang heeft bij het al of niet houden van een spoedeischende vergadering en stelt daarom de vraag, of de heer van Stralen denkt, dat met de aanneming of verwerping van het voorstel eenige verandering in de feiten zal komen. De heer van Stralen zegt, dat de Tweede Kamer der Staten- Generaal een aanvang heeft gemaakt met de behandeling van de Rijksbegrooting voor het dienstjaar 1935 en binnen zeer korten tijd, waarschijnlijk over 14 dagen, de begrooting van het Departement van Sociale Zaken in behandeling zal nemen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 15