216 eene vergelijking van de bovengenoemde saldo's niet wel mogelijk is. Aan winst en retributie van de Gasfabriek werd in 1933 111.032.43 meer ontvangen dan in 1932 en 186.129.25 meer dan in 1931. Aan winst en retributie van de Electriciteitsfabriek werd in 1933 7.382.66 meer ontvangen dan in 1932 en 124.105.31 meer dan in 1931. Daarentegen bedroegen de netto-uitgaven op Hoofdstuk IX 1 „Ondersteuning aan behoeftigen" over 1933 125.137.55 meer dan over 1932 en 276.129.20 meer dan over 1931. De netto-uitgaven op Hoofdstuk IX 2 „Ondersteuning aan werkloozen" bedroegen over 1933 respectievelijk 51.088.07 en 428.895.20 meer dan over 1932 en 1931. Vervolgens was de uitgaaf aan rente en aflossing van geldleeningen dezer gemeente over 1933 89.262.63 liooger dan over 1932 en 105.992.82 liooger dan over 1931, waarbij echter in aanmerking moet worden genomen, dat tengevolge van eene andere wijze van boeking, 57.600.minder aan rente ten laste van den dienst 1932 is gekomen, dan op de begrooting was uitgetrokken (zie Ingek. Stukken 197 van 1932). Voor een meer gedetailleerde opgave van de verschillen tusschen de rekening en de begrooting, wat betreft den gewonen dienst, verwijzen wij naar het hieronder volgend overzicht, dat hoofdstuksgewijze is samengesteld. Hoofdstuk I (Vroegere diensten). Het batig slot, geraamd op 214.708.bedraagt 242.598.92, d. i. 27.890.92 hooger. Aangezien op dit hoofdstuk echter de ontvangsten waren geraamd ter dekking van de op diverse hoofdstukken in uitgaaf gebrachte posten tot een totaal bedrag van 46.841.71 terzake van onverwerkt of onverbruikt gebleven credieten het dienstjaar 1932 betreffende, sluit hoofdstuk I feitelijk met een batig saldo van 242.598.92 46.841.71 195.757.21, d. i. 18.950.79 nadeeliger. Dit is in hoofdzaak een gevolg van het niet-ontvangen van de Eijksbijdrage ad 15.843.83 in de over het tijdvak van 10 Augustus31 December 1931 aan werklooze metaal- en textielarbeiders uitbetaalde steun gelden. Hoofdstuk II (Algemeen beheer). Het batig slot, oorspronkelijk geraamd op 808.254. bedraagt 806.271.34, d. i. 1.982.66 lager. Verschillende uitgaafposten moesten worden verhoogd, o.a. volgn. 213 „Schrijf- en bureaubehoeften enz." met 326.35, volgn. 217 „Verlichting en verwarming" met 685.30, volgn. 234 „Uitgifte van het verslag van de Hande lingen van den Gemeenteraad met de Ingekomen Stukken" met 1.398.02, volgn. 260a „Kosten van het ontwerpen van een uitbreidingsplan der gemeente" met 1.859.69, terwijl de „Bijdrage van Hoofdstuk II aan den kapitaaldienst" voor reserveering van aflossingen van nog niet in eene vaste leening opgenomen kapitaalsuitgaven, op nihil uitgetrokken, 2.700.bedroeg. Daarentegen werd o.a. op volgn. 6, „Secretarieleges en rechten van den Burgerlijken Stand" 1.100.78 meer ont vangen dan geraamd was en werd op eenige uitgaafposten minder uitgegeven, o.a. op volgn. 211 „Jaarwedden van de ambtenaren en bedienden der gemeente-secretarie, den concierge en de boden en van het kantoor van den gemeente ontvanger" 1.932.23, volgn. 212 „Schrijfloonen" 2.339.28. Hoofdstuk III (Openbare veiligheid). Het nadeelig saldo, oorspronkelijk geraamd op 624.341. bedraagt f 612.177.58, d. i. 12.163.42 minder. Aangezien nog een bedrag van 7.419.50 wegens onver werkte credieten, n.l. 5.919.50 terzake van de straatver lichting, 1.500.voor aanleg van brandkranen, op den dienst 1934 wordt overgebracht, bedraagt het voordeelig verschil feitelijk 4.743.92. Het pensioenverhaal tot het bij de wet toegelaten maximum had op dit hoofdstuk eene lioogere ontvangst van 11.299.19 tengevolge. Voorst bleven de uitgaven op volgn. 266 „Be looning van de inspecteurs, dienaars en verdere beambten van politie, mitsgaders van de veldwachters" 1.950.49 beneden de raming. Daarentegen waren de uitgaven op volgn. 273 „Belooning en premiën aan brandmeesters en brandspuitbeden en kosten van vergaderingen" 3.390.80 en op volgn. 274 „Onderhoud van brandbluschmiddelen en reddingsmiddelen" 4.749.15 hooger dan de raming. Hoofdstuk IV (Volksgezondheid). Het nadeelig saldo, oorspronkebjk geraamd op 1.589. bedraagt ƒ5.156.48, d. i. 3.567.48 hooger. Vermits nog enkele posten, nl. subsidie drankbestrijdersvereenigingen 300.bijdrage exploitatie badhuis „de Eendracht" 5.950.kosten van verpleging van Leidsche kinderen in het internaat van kleuters van de Vereeniging Herstellings- oord „de Leidsche Buitenschool" 1.000.tezamen 7.250.als nog te betalen naar den dienst 1934 worden overgebracht, daarentegen een bedrag van 1.998.73 nog nader te verhalen is, bedraagt het nadeelig verschil feitebjk ƒ3.567.48 7.250.1.998.73 ƒ8.818.75. De ontvangsten ter zake van de Duinwaterleiding bleven 5.621.15 beneden de raming. De netto kosten van zieken verpleging van minvermogenden waren 2.526.06, die van de zweminrichtingen 1.053.45 hooger dan geraamd was. Daarentegen bleven enkele andere uitgaafposten beneden de raming, o.a. volgn. 291 „Toelage aan de Gezondheids commissie" met 550.enz. Hoofdstuk V Volkshuisvesting). Het nadeelig saldo, oorspronkelijk geraamd op 86.888. bedraagt ƒ82.578.80, d. i. ƒ4.309.20 gunstiger. Het aandeel der gemeente in de bijdragen aan woningbouw- vereenigingen ter tegemoetkoming in de betaling van rente en aflossing van voorschotten bleef 7.025.48 beneden de raming. Daarentegen moest wegens rente van de door woningbouw- vereenigingen en de woningstichting bij den gemeente ontvanger a deposito geplaatste gelden 2.865.01 meer worden betaald dan geraamd was. Hoofdstuk VI (Openbare werken). Het nadeelig saldo, oorspronkelijk geraamd op 422.161. bedraagt 377.787.85, d. i. 44.373.15 gunstiger. Aangezien een bedrag van 18.106.14 ter zake van op den dienst 1933 onverwerkt gebleven credieten, o.a. voor bestratings- en rioleeringswerken, op den dienst 1934 wordt overgebracht, daarentegen een bedrag van 1.550.58 nog nader te verhalen is, bedraagt het voordeelig verschil feitelijk 27.817.59. Door een zuinig beheer bleven de uitgaven op verschillende onderhoudsposten van dit hoofdstuk belangrijk, in totaal 31.000.beneden de raming. Voorts werd wegens pensioenverhaal tot het bij de wet toegelaten maximum op dit hoofdstuk 10.993.23 en aan „Straatbelasting" 6.007.10 meer ontvangen, dan ge raamd was. Daarentegen werd wegens „gebruik van openbare gronden en wateren", aan „bruggelden", „havengelden", „markt- gelden" en „weegloonen", in totaal 14.033.30 minder ont vangen, terwijl de „bijdrage aan Hoofdstuk VI van den kapitaaldienst" voor reserveering van aflossingen van nog niet in eene vaste leening opgenomen kapitaalsuitgaven, eene uitgaaf van 8.407.50 vereischte, waarvoor op dit hoofdstuk geene gelden waren uitgetrokken. Hoofdstuk VII (Eigendommen niet voor den openbaren dienst bestemd). Het batig saldo, oorspronkelijk geraamd op 6.899. bedraagt 2.386.80, d. i. 4.512.20 minder. Minder werd ontvangen aan „huur van huizen en andere gebouwen" 1.929.42, wegens „opbrengst van tollen" 366.67, „verkoop van oude materialen en andere roerende goederen" 432.50, „renten van kapitalen" 1.430.60 en aan „overige inkomsten" 1.233.35. Voorts kwam voor „reserveering van aflossingen" een uitgaaf van 1.440.ten laste van Hoofdstuk VII, welke niet op dat hoofdstuk was uitgetrokken. Daarentegen bleven de uitgaven op volgn. 379 „Onderhoud en administratie van bezittingen niet voor den publieken dienst gebruikt enz." 2.669.23 beneden de raming. Hoofdstuk VIII 2 (Openbaar gewoon lager onderwijs). Het nadeelig saldo, oorspronkelijk geraamd op 155.262. bedraagt 158.563.51, d. i. 3.301.51 ongunstiger. Vermits nog een bedrag van 3.175.wegens onverwerkt gebleven credieten op den dienst 1934 moet worden overgebracht, daarentegen een bedrag van 1.267.45 nog te verhalen is, bedraagt het nadeelig verschil feitelijk 5.209.06. Aan „schoolgelden" werd 1.511.79 minder ontvangen, dan geraamd was. Voorts vereischte volgn. 391 „Toelagen en bijdragen tot opleiding van onderwijzers" eene hoogere uitgaaf van 2.706.66 en volgn. 397 „Verlichting, verwarming en schoon houden van de schoolgebouwen" van 3.678.24, terwijl ten slotte de „reserveering van aflossingen" een uitgaaf van 1.547.50 vereischte, welk bedrag op hoofdstuk VIII 2 niet was uitgetrokken. Daarentegen leverden verschillende andere volgnummers overschotten op, o.a. volgn. 392 „Kosten van het instand-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 2