GEMEENTERAAD VAN LEDEN 215 lHe£K«HEir STUKKEK. N°. 232. Leiden, 22 October 1934. Ter toelichting van de U aangeboden Rekening van de Inkomsten en Uitgaven dezer gemeente over het jaar 1933 zij het volgende onder Uwe aandacht gebracht. Blijkens die rekening hebben de ont vangsten van den gewonen dienst bedragen de som van9.578.064.22 de uitgaven van den gewonen dienst de som van.9.448.702.33 zoodat deze dienst een batig kassaldo heeft opgeleverd van129.361.89 De ontvangsten van den kapitaaldienst hebben bedragen de som van7.860.380.23 de uitgaven van den kapitaaldienst de som van10.150.112.09 zoodat de kapitaaldienst sluit met een nadeelig slot van2.289.731.86 De begrooting van den gewonen dienst werd oorspronkelijk door Uwe Vergadering vastgesteld in ontvangst en uitgaaf op ƒ9.055.924.—. In den loop der jaren 1933 en 1934 werd zij, zoowel in ontvangst, als in uitgaaf verhoogd met 690.837.31, waardoor het eindcijfer werd gebracht op 9.746.761.31. Afdeeling II „Kapitaaldienst" werd zoowel in ontvangst als in uitgaaf vastgesteld op 5.994.059. De kapitaaldienst werd naderhand in ontvangst verhoogd met 11.648.255.41 en dus gebracht op 17.642.314.41, de uitgaaf werd verhoogd met 11.692.153.91 en dus gebracht op ƒ17.686.212.91. Het verschil tusschen de verhooging van de ontvangsten en die van de uitgaven bedraagt derhalve 43.898.50 11.692.153.91 ƒ11.648.255.41), welk verschil is ontstaan door eenige wijzigingen, die in den loop van 1933 en 1934 in den kapitaaldienst van 1933 werden aangebracht. Ter toelichting van den gewonen dienst merken wij, over eenkomstig het in Ingekomen Stuk No. 227 medegedeelde, nog het volgende op: Het voordeehg kassaldo van den gewonen dienst ad129.361.89 moet wegens bij het sluiten van den dienst 1933 nog te ontvangen gelden, dat dienstjaar en vorige jaren betreffende, worden verhoogd met 37.128.36 166.490.25 Daarentegen moet in mindering worden ge bracht een bedrag van59.436.90 wegens onbetaalde rekeningen en onverwerkt gebleven credieten. Het voordeelig exploitatiesaldo bedraagt dus 107.053.35 over welk bedrag ten behoeve van de begrooting voor 1935 kan worden beschikt. Zooals U echter bekend is werd bij Raadsbesluit van 26 Januari 1934 (Ingek. Stukken No. 198 van 1933) besloten van de hoogere winst over 1933 van de Lichtfabrieken, toen geraamd op U 200.000.een gedeelte ad 150.000.aan den dienst 1934 ten goede te doen komen, in verband waar mede aan den dienst 1933 een nieuw volgnummer Uitkeering aan het dienstjaar 1934 van een gedeelte van het vermoedelijk batig saldo van den gewonen dienst van het dienstjaar 1933 werd toegevoegd. Het bruto voordeelig exploitatie-saldo van den dienst 1933 bedraagt dus feitelijk 107.053.35 -j- 150.000. 257.053.35. Voor de beoordeeling van het resultaat van den dienst 1933 moet evenwel in aanmerking genomen worden, dat Hoofd stuk I „Vroegere diensten" sluit met een batig saldo van 242.598.92. Voorts werd ten behoeve van den dienst 1933 beschikt over het restant ad 69.819.71 van de z.g. bouwreserve van de Stedelijke Lichtfabrieken, terwijl het nadeelig saldo van den gewonen dienst over 1933 van het Grondbedrijf ad 79.427.01 ten laste van de reserve van dat bedrijf werd gebracht. Daarentegen werd op diverse hoofdstukken een bedrag van in totaal 15.374.19 uitgegeven ter zake van onverwerkte of onverbruikte, credieten het dienstjaar 1932 betreffende. Aan bijzondere dekkingsmiddelen'''1 kwam derhalve een bedrag van 391.845.64 242.598.92 -f- 69.819.71 -f 79.427.01) 15.374.19 376.471.45 aan den dienst 1933 ten goede. Zonder deze „bijzondere dekkingsmiddelen" zou het dienst jaar 1933 met een tekort van 376.471.45 257.053.35 119.418.10 hebben gesloten. Voorts moet niet uit het oog worden verloren, dat, niet tegenstaande aan „bijzondere dekkingsmiddelen" een aan zienlijk bedrag aan den dienst 1933 ten goede kwam, de begrooting voor dat jaar slechts sluitende kon worden ge maakt door de indeeling van de gemeente voor de gemeente fondsbelasting in de 2e klasse, de verhooging, met ingang van 1 April 1933, van het pensioenverhaal voor alle gemeente ambtenaren- en werklieden tot het bij de wet toegelaten maximum, de vermindering van verschillende subsidie's en andere bezuinigingsmaatregelen, terwijl bij Raadsbesluit van 28 April 1933 (Ingek. Stukken No. 75) moest worden besloten tot verhooging, met ingang van 1 Mei 1933, van het aantal opcenten op de gemeentefondsbelasting van 60 tot 80. Deze maatregelen van ingrijpenden aard waren in hoofd zaak noodig, omdat de posten voor armenzorg en werkloozen- zorg tot zeer hooge bedragen moesten worden uitgetrokken. Voor „subsidie aan de Gemeentelijke Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon" en voor „Steun aan uitgetrok ken werkloozen" werd, na vermindering met de geraamde Rijksbijdragen in de kosten van steunverleening aan werk loozen, aanvankelijk in totaal een netto-bedrag van 870.000.op de begrooting beschikbaar gesteld. Toch was dit aanzienlijke bedrag niet voldoende, om de uitgaven terzake over 1933 te dekken. De aan Maatschappelijk Hulpbetoon uitgekeerde subsidie bedraagt over 1933 596.404.42, terwijl op den post „Steun aan uitgetrokken werkloozen" 834.410.28 werd uitbetaald, in totaal derhalve 1.430.814.70. Aangezien in de kosten van steunverleening aan werkloozen eene Rijksbijdrage van 270.550.28 (Maatschappelijk Hulp betoon 31.948.82, Sociale Dienst 238.601.46) werd ont vangen, bedragen de netto-kosten 1.160.264.42 1.430.814.70 270.550.28) of 290.264.42 meer dan aanvankelijk was geraamd. Voorts moest wegens subsidie aan de vereeniging „School kindervoeding en Schoolkinderkleeding" 14.699.38 meer worden uitgekeerd. Verder bleef o.a. de opbrengst van de personeele belasting in hoofdsom en opcenten 21.000.beneden de oorspronke lijke raming en werd aan uitkeering van het Rijk wegens 48 opcenten op de hoofdsom der dividend- en tantième belasting 6.227.04 en aan belasting op tooneelvertooningen en andere vermakelijkheden 7.992.72 minder ontvangen dan geraamd was. Tegenover deze hoogere uitgaven en mindere ontvangsten, welke tezamen een bedrag van rond 340.000.uitmaken, kunnen de volgende voordeelige factoren worden genoemd. Van de Gasfabriek werd aan rente en winst, na aftrek van de mindere ontvangst ad 2.280.aan retributie, 207.521.33 meer ontvangen dan oorspronkehjk geraamd was. Aangezien, zooals hierboven reeds werd medegedeeld, van de hoogere winst van de Gasfabriek 150.000.op het dienstjaar 1934 is overgeboekt, kwam van bovengenoemd bedrag van 207.521.33 aan den dienst 1933 57.521.33 ten goede. Van de Electriciteitsfabriek werd aan meerdere winst ontvangen 122.861.97, daarentegen aan rente 7.087.36 en aan retributie 20.956.minder. Het voordeelig verschil bedroeg dus ten slotte 94.818.61. De winst van de gestichten „Endegeest", „Voorgeest" en „Rhijngeest" overtrof de raming met 29.271.37, die van het Slachthuis met 24.843.90. Voorts werd, in hoofdzaak tengevolge van de verhooging van het aantal opcenten op de hoofdsom der gemeentefonds belasting van 60 tot 80, ter zake van die belasting 103.332.54 meer ontvangen, dan oorspronkehjk geraamd was. Vervolgens bleef het nadeelig saldo van den Reinigings- en Ontsmettingsdienst 30.773.96 beneden de raming, terwijl ten slotte van de oorspronkehjk op de begrooting uitgetrokken som van 37.000.voor bijdrage van de gemeente in de kosten van z.g. wachtgeldregelingen, niets werd uitgegeven, de fabricageposten 40.000.beneden de raming bleven en ook andere posten belangrijke overschotten opleverden. Buiten beschouwing latende de ontvangsten uit vroegere diensten sluit de gewone dienst 1933 met een voordeehg exploitatiesaldo van 257.053.35 227.224.73 242.598.92 15.374.19) 29.828.62. Het dienstjaar 1932 sloot met een voordeehg exploitatie saldo van 80.520.18 en die van 1931 met een voordeehg exploitatie-saldo van 207.202.01. Hierbij moet in acht worden genomen, dat door de bijzon dere maatregelen, welke èn in 1932 èn in 1933, genomen moesten worden om eene sluitende begrooting te verkrijgen,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 1