-
167
III. VERORDENING,
regelende de heffing van schoolgeld voor het buitengewoon lager
onderwijs te Leiden.
Artikel 1.
1. Ter tegemoetkoming in de kosten van het buiten
gewoon lager onderwijs wordt schoolgeld geheven volgens de
hierna genoemde bepalingen.
2. Het schoolgeld is verschuldigd door de ouders, voogden
of verzorgers der leerlingen, of, bij ontstentenis van dezen,
door de leerlingen zelf.
3. Voor de toepassing van deze verordening worden met
ouders gelijkgesteld pleegouders, alsmede de echtgenoot van
de moeder, ingeval zij na het overlijden van den vader her
trouwt.
4. Als pleegouders worden aangemerkt zij, die den leerling,
zonder daarvoor een normale vergoeding te ontvangen,
verzorgen.
Artikel 2.
De heffing geschiedt naar het inkomen van den schoolgeld-
plichtige.
Artikel 3.
1. Als inkomen, bedoeld in artikel 2, wordt aangemerkt
het volgens de bepalingen der Wet op de Inkomstenbelasting
1914 berekende zuiver inkomen, na toepassing van den
kinderaftrek, bedoeld in art. 38 dier wet, dat in aanmerking
is genomen voor den aanslag in de Rijksinkomstenbelasting
over het bij den aanvang van het schooljaar loopende be
lastingjaar.
2. Als inkomen der weduwe, wier man is overleden na
1 Mei van het in het eerste lid van dit artikel bedoelde be
lastingjaar, wordt aangemerkt het zuiver inkomen, na kinder
aftrek, waarnaar zij in de Rijksinkomstenbelasting zou worden
aangeslagen, indien zij zich op den dag van het overlijden
van haar echtgenoot hier te lande had gevestigd.
3. Indien de ouders ieder afzonderlijk in de Rijksin
komstenbelasting zijn aangeslagen, wordt het schoolgeld
berekend over het gezamenlijk inkomen, verminderd met den
kinderaftrek in het eerste lid van dit artikel genoemd.
4. Yoor hen, die niet in de evengenoemde belasting
Avorden aangeslagen, wordt het zuiver inkomen geschat door
den Inspecteur der Gemeentebelastingen, met toepassing van
den kinderaftrek in het eerste lid van dit artikel genoemd.
Artikel 4.
1. Voor hen, voor wie binnen vier maanden na den aan
vang van het schooljaar nog geen aanslag in de Inkomsten
belasting is vastgesteld, wordt in afwachting van de vast
stelling van dien aanslag, een voorloopige aanslag in het
schoolgeld opgelegd. Het zuiver inkomen en de kinderaftrek
worden in dat geval door den Inspecteur der Gemeente
belastingen bepaald overeenkomstig de bepalingen der Wet
op de Inkomstenbelasting 1914.
2. Indien de aanslag in de Inkomstenbelasting is vast
gesteld, Avordt de aanslag in het schoolgeld definitief ge
regeld. Van dien definitieven aanslag blijft een bedrag gelijk
aan dat van den voorloopigen aanslag buiten invordering.
Is de definitieve aanslag in het schoolgeld lager dan de
voorloopige aanslag, dan wordt deze ambtshalve verminderd
met het verschil.
Artikel 5.
De heffing geschiedt naar het inkomen en het bedrag,
aangegeven in de volgende tabel:
tot
beneden
1000.-
1200.-
1400.-
1600-
1800-
2000.-
2200.-
2400.-
2700.-
3000.-
3300.-
3600.-
4000.-
4400.-
4800.-
5200.-
5600.-
6000.-
6400.-
6800.-
7200.-
7600.-
8000.-
8400.-
8800.-
9200.-
9600.-
10000.-
10400.-
10800.-
11200.-
11600.-
12000.-
12400.-
12800.-
13200.-
13600.-
14000.en meer
1000.-
1200.-
1400.-
1600.-
1800.-
2000.-
2200.-
2400.-
2700.-
3000.-
3300.-
3600.-
4000.-
4400.-
4800.-
5200.-
5600.-
6000.-
6400.-
6800.-
7200.-
7600.-
8000.-
8400.-
8800.-
9200.-
9600.-
10000.-
10400.-
10800.-
11200.-
11600.-
12000.-
12400.-
12800.-
13200.-
13600.-
14000.-
5.80
7.20
8.80
10.50
12.30
14.20
16.20
18.70
21.30
24.—
26.80
30.30
34.—
38.20
43.—
48.—
53.—
58.—
63.—
68.—
73.—
78.—
83.—
88.—
93.—
98.—
103.—
108.—
113.—
118.—
123.—
128.—
133.—
140.—
140.—
140.—
140.—
140.—
-
5.10
6.30
7.70
9.20
10.80
12.50
14.30
16.50
18.80
21.20
23.70
26.80
30.10
33.80
38.—
42.50
47.—
51.50
56.—
60.50
65.—
69.50
74.—
78.50
83.50
88.50
93.50
98.50
103.50
108.50
113.50
118.50
123.50
130.—
135
140.—
140.—
140.—
-
4.40
5.40
6.60
7.90
9.30
10.80
12.40
14.30
16.30
18.40
20.60
23.30
26.20
29.40
33.—
37.—
41.—
45.—
49.—
53.—
57.—
61.—
65.—
69.—
74.—
79.—
84.—
89.—
94.—
99.—
104.—
109.—
114.—
120.—
125.—
130.—
135.—
140.—
-
3.70
4.50
5.50
6.60
7.80
9.10
10.50
12.10
13.80
15.60
17.50
19.80
22.30
25.—
28.—
31.50
35.—
38.50
42.—
45.50
49.—
52.50
56.
59.50
64.50
69.50
74.50
79.50
84.50
89.50
94.50
99.50
104.50
110.—
115.—
120.—
125.—
130.—
Artikel 6.
Het heffingsjaar valt samen met het schooljaar.
Artikel 7.
Onjuiste aanslagen kunnen door den Inspecteur der Ge-
3.—
3.60
4.40
5.30
6.30
7.40
8.60
9.90
11.30
12.80
14.40
16.30
18.40
20.60
23.—
26.—
29.—
32.—
35.—
38.—
41.—
44.—
47.—
50.—
55.
60.—
65.—
70.—
75.—
80.—
85.
90.—
95.—
100.—
105.—
110.—
115.—
120.—
meentebelastingen ambtshalve worden vernietigd of ver
minderd.
Artikel 8.
Wanneer blijkt, dat ten onrechte een aanslag is achterwege
gebleven of vernietigd, of tot een te laag bedrag is opgelegd,
Per leerling en per jaar, indien bij het bepalen van het inkomen, bedoeld in artikel 3,
rekening is gehouden, met:
Bij een inkomen, bedoeld in artikel 3, van:
Geen of 1
kind
2 kinderen
3 kinderen
4 kinderen
5 kinderen
6 kinderen
7 en meer
kinderen
2.60
2.70
3.30
4.—
4.80
5.70
6.70
7.70
8.80
10.—
11.30
12.80
14.50
16.20
18.—
20.50
23.—
25.50
28.—
30.50
33.—
35.50
38.—
40.50
45.50
50.50
55.50
60.50
65.50
70.50
75.50
80.50
85.50
90.—
95.—
100.—
105.—
110.—