MAANDAG 9 JULI 1934. 317
Demping Levendaal enz.
(Groenevcld e.a.)
zorg te geven. Daarom zal zij ernstig hebben toe te zien,
dat bij de werkverschaffing de in de collectieve arbeids
overeenkomsten geldende arbeidsvoorwaarden onverzwakt
blijven gehandhaafd."
Is dat scheurpapier voor den heer Wilmer of een stuk uit
zijn program"?
Volgens den heer Komijn moet men deze zaak niet zien
van den kant van het collectief contract, maar van dien
van de steunverleening. Met andere woorden: ƒ19.20 is
beter dan niets of dan een lage steunuitkeering. Daarin zit
toch wel perspectief. Gaat men dien kant uit, dan is men
nog niet aan het einde. De Raadsleden zouden op deze manier
tegen hun winkelier of hun aannemer kunnen zeggen: die
prijs is mij te hoog, maar het is beter dat je 2/3 ontvangt
dan niets; doe het dus maar voor 2/s van wat je toekomt.
Verschillende Raadsleden van de rechterzijde hebben toe
gegeven, dat deze werkverschaffingsloonen te laag en veel
te laag zijn, niemand heeft eigenlijk dat loon van 19.20
in bescherming genomen maar uiteindelijk zullen zij toch
voor deze voorstellen stemmen, omdat de Regeering het
wil. Spreker vindt dat een onverantwoordelijke houding van
de rechterzijde; dat is meer laf dan lef. Het is, alsof zoo'n
Regeering een onafwendbare natuurramp is, waaraan men
niets kan doen. Zoo is de realiteit niet. Deze Regeering is
er gekomen langs den weg van het parlementaire stelsel
en onder verantwoordelijkheid van de rechterzijde en de
rechterzijde wil deze Regeering handhaven. In die om
standigheden getuigt het niet van moed zich achter de
Regeering als strooman te verschuilen. De rechterzijde is
verantwoordelijk voor deze daad van de Regeering. Van
tweeën één: öf de rechterzijde moet haar best doen om de
Regeering weg te werken, öf de rechterzijde moet de Regeering
willen behouden. Zij wil het tweede, maar dan moet zij ook
den moed hebben, de verantwoordelijkheid voor de loonen,
die bij deze werkverschaffing worden doorgedreven, te dragen.
Degene, die den dijk heeft doorgestoken, kan niet jammeren
over de gevolgen van de overstrooming.
De Voorzitter deelt mede, dat zijn ingekomen twee voor
stellen van den heer van Stralen, luidende:
„Ondergeteekende stelt voor om aan de geschoolde- en
vakarbeiders, welke bij de demping' van het Levendaal en
de doortrekking van de Oegstgeesterlaan en Mariënpoel-
straat c.a. te werk worden gesteld, de loonen te betalen
volgens de bestaande collectieve contracten."
en
„Ondergeteekende stelt voor de verbreeding van de
Utrechtschebrug en bijkomende werken alleen voor gewone
uitvoering te doen aanbesteden."
Deze voorstellen worden voldoende ondersteund en maken
derhalve een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Splinter is het niet eens met den heer Manders,
dat een breedte van 15 M. voor het tweede gedeelte van
de Oegstgeesterlaan onvoldoende is. De geheele Oegstgeester
laan zal als verkeersweg breed genoeg zijn.
Vermoedelijk zal de prijs van 10.per M2. bouwgrond
meer in overeenstemming zijn met de werkelijkheid dan de
prijs van 12.dien de heer Manders noemde, zoodat
spreker aan zijn eigen berekeningen meer houvast heeft dan
aan die van den heer Manders. De waarde van den grond
zal naar sprekers meening niet boven het bedrag van 10.
per M2. stijgen, als de laan op 25 M. breedte wordt door
getrokken. De heer Manders vindt het van het allergrootste
belang, dat het laatste geschiedtspreker daarentegen vindt
het van het allergrootste belang voor de gemeente Leiden,
ook in financieel opzicht, dat de laan op een breedte van
15 M. wordt doorgetrokken.
Van het tunnelplan maakt de heer Manders zich gemakkelijk
af met de opmerking, dat men met 20.000.zeer veel kan
doen. De heer Manders zal zich echter herinneren, dat de
plannen, waarvan het duurste 150.000.kostte, in de
Oommissie van Fabricage zijn behandeld, maar terug
gestuurd zijn om het geheel nogeens te overzien en ruimer
op te zetten. Aan de tunnelplannen is zeer veel verbonden,
zoodat de uitvoering vermoedelijk ook zeer veel geld zal
kosten.
Aangezien spreker niet voorziet, dat de Oegstgeesterlaan
zulk een belangrijke verkeersweg zal worden, dat zij thans
moet worden doorgetrokken op een breedte van 25 M.,
geeft hij den Raad ernstig in overweging het voorstel van
Burgemeester en Wethouders ongewijzigd aan te nemen.
De heer Romijn kan den heer van Stralen toegeven, dat het
College volgens den laatsten brief van het Departement zou
Demping Levendaal enz.
(Romijn e.a.)
kunnen zeggen: wij gunnen het werk en hebben geen overleg
daaromtrent met het Departement te plegen.
Volgens spreker heeft men echter in den brief van de zijde
van hst Departement te doen met een min of meer ambtelijk
verzuim.
Hoe zal de gang van zaken zijn"?
Het gemeentebestuur zal uit verschillende inschrijvingen
een keuze moeten doen, gebaseerd op de totale sommen
aan man-arbeidsweken, in de verschillende inschrijvingen
verscholen. Dit brengt mede, dat een keuze gedaan moet
worden of het financieel voordeelig is den laagsten inschrijver
te nemen of degene, die het grootste aantal man-arbeids
weken heeft, dus met de grootste hoeveelheid werkver-
schaffingsloon en dan valt de keuze op den inschrijver, die
het grootste aantal man-arbeidsdagen heeft. Dit brengt
stellig mede, zelfs al beroept men zich op de letter van den
brief dat zeer sterk met het Departement voeling moet
worden gehouden, omdat dit speciaal ten aanzien van de
werkverschaffingsloonen zeggenschap heeft voorbehouden.
Spreker geeft den Raad in overweging de voorstellen-van
Stralen af te stemmen; ze zijn voldoende bestreden en
beargumenteerd. Wat betreft de motie-Elkerbout, het College
zelf geef de voorkeur aan uitvoering van de Utrechtschebrug
in normaal werk; het heeft geen enkel bezwaar tegen die
motie; spreker gelooft integendeel, dat die nrotie de mogelijk
heid om ten aanzien van de instanties, die daarover te zeggen
hebben, tot uitvoering als normaal werk te komen, vergroot.
Anderzijds behouden spreker en het College zich de vrijheid
voor, om wanneer op grond van zakelijke motieven of van
zeer belangrijke omstandigheden uitvoering van de motie
niet mogelijk blijkt, het groote plan, zooals het hier is, uit
te voeren.
De baatbelasting wordt niet uitsluitend voorgesteld om
het financieele belang van de gemeente, maar zeer stellig
ook om dit werkverschaffingsobject tot stand te kunnen
brengen; ze vormt een essentieel onderdeel, ook in sociaal
opzicht, van dit plan.
Verwerping van de baatbelasting zal zeer stellig meebrengen
dat aan deze plannen voorloopig geen uitvoering kan worden
gegeven.
De heer Goslinga zegt, dat het betoog van den heer Wilmer
eigenlijk is een betoog tegen de baatbelasting op zich zelf.
De heer Wilmer betwijfelt, of er wel eenig aangrenzend
perceel baat van de demping zal hebben; dat is een bezwaar
tegen de baatbelasting in het algemeen en dan prefereert
spreker nog maar de meer recht-op-den-man-af zijnde af
wijzing van de heeren de Reede en Wilbrink, die onomwonden
hebben gezegd, van de heele baatbelasting niets te willen
wetendie zijn niet te overtuigen, omdat zij tegen deze wijze
van belastingheffing overwegend bezwaar hebben. Volgens
den heer Wilmer behoefde spreker niet met een mond vol
tanden bij Gedeputeerde Staten te staan, maar niet lang
geleden is er een circulaire van Gedeputeerde Staten ver
schenen, waarin dezen wezen op de mogelijkheid van die
belasting en de gemeenten animeerden, bij de steeds moeilijker
wordende financiering ook daaraan aandacht te wijden.
Dat deze belasting bij vorige openbare werken niet eerder
is voorgesteld, is juist. Het is een gevolg van de omstandigheid,
dat deze belasting niet gemakkelijk is toe te passen. Het is
n.l. niet zoo gemakkelijk, in een bepaald geval aan te toonen,
welke perceelen door een openbaar werk, b.v. aan den
Stationsweg of aan de Jan Vossenbrug, gebaat worden.
Volgens de jurisprudentie moeten het belangrijke werken
zijn, die met groote financieele offers van de gemeente
gepaard gaan, willen de hoogere instanties aan de heffing
van de baatbelasting haar goedkeuring verleenen. Men kan
in dit geval dan ook niet het voorbeeld van de verbetering
van de Jan van Goyenkade aanhalen, zooals de heer Wilbrink
deed, want de kosten van die verbetering bedroegen slechts
3.000.De verbetering van den Stationsweg heeft meer
gekost, maar toen waren de tijden ook beter; de gemeente
verkeerde toen nog in betrekkelijk gunstige financieele
omstandigheden. Nu het aan alle kanten gaat nijpen, gaat
men na, uit welke artikelen van de wet men nog iets kan
halen. In florissante tijden laat men nog weieens iets gaan,
maar in benauwde tijden gaat men op de kleintjes letten.
Spreker vreest, dat hij den heer Coster niet zal kunnen
overtuigen en zal er daarom ook geen poging toe doen.
Spreker meent voor de heffing van de baatbelasting wel
argumenten te hebben aangevoerd, die echter niet den heer
de Reede hebben kunnen overtuigen van zijn ongelijk.
Wanneer de heer de Reede echter beweert, dat niet allen,
die bij de demping van het Levendaal baat hebben, door de
baatbelasting worden getroffen, b.v. niet de eigenaren van
de perceelen aan de Hoogewoerd, stelt spreker er tegenover,