MAANDAG 9 JULI 1934.
301
Reglement van Orde-Gemeenteraad.
(Goslinga c a.)
De heer Groeneveld zegt nu, dat spreker vond dat het doodge-
praat was, maar dat vond iedereen; dat is toch terrorisme van
de minderheid. Niet van spreker, zooals de heer Groeneveld
nu zegt. Wanneer een discussie pas begonnen is en een lid
stelt voor de beraadslaging te sluiten, dan zal spreker daaraan
zijn stem natuurlijk niet gev enzoo dwaas zal hij niet zijn. Br
is hier toch nog een beetje fatsoen, ook bij de meerderheid!
De Raad zal toch iedereen vrijlaten zijn meening te zeggen,
maar als de beraadslaging lang geduurd heeft en het is diep
in den nacht, dan moet dat toch mogelijk zijn. Zoo moest er
b.v. over het voorstel tot aanleg van den Leidschen Hout om
kwart vóór een 's nachts gestemd worden; daaraan moet
toch eens een eind komen.
Het amendement van de heeren van Eek en Groeneveld
wordt verworpen met 21 tegen 12 stemmen.
Tegen stemmen: de heeren Meijnen, van Tol, van Rosmalen,
Tepe, Splinter, Goslinga, Romijn, Bergers, Wilmer, Bosman,
van der Reijden, Manders, Lombert, Coster, Tobé, van Eecke,
van Es, Wilbrink, de Reede, Eikerbout en Beekenkamp.
Vóór stemmen: mevrouw de Clerde Bruijn, de heeren
Vallentgoed, van Weizen, Koole, Groeneveld, Verweij, van
Eek, Kuipers, mevrouw Braggaarde Does, de heeren Vos,
Kooistra en van Stralen.
Het gewijzigde artikel XVI wordt tenslotte zonder hoofde
lijke stemming aangenomen.
De artikelen XVII, XVIII en XIX worden achtereenvol
gens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aange
nomen.
Beraadslaging over artikel XX, waarbij tevens aan de
orde komt het amendement van den heer Vos, luidende:
,,In art. 36 de woorden ,,hun, die dit verlangen" te ver
vangen door ,,hem die dit verlangt"."
De heer Vos wijst er op, dat in het artikel staat: „wanneer
een der leden nog iets in het midden heeft te brengen".
Daaruit volgt, dat men ook moet spreken van „hem". Een
van de andere Raadsleden heeft sprekers aandacht er op
gevestigd, dat ook het woord je'„hij" vervallen kan.
De Voorzitter zegt, dat de heer Vos blijkbaar van de rede
neering uitgaat, dat de Voorzitter niet aan alle leden, die
het woord gevraagd hebben, tegelijk het woord kan geven.
Tri die moeilijkheid is reeds voorzien door artikel 23, 2e lid.
Indien twee leden tegelijk het woord vragen, zal de Voorzitter
het woord in de eerste plaats geven aan het lid, dat het oudste
in jaren is.
De heer Vos trekt zijn amendement in.
Aangezien het amendement van den heer Vos is ingetrokken,
maakt het geen onderwerp van beraadslaging meer uit.
Artikel XX wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
Beraadslaging over artikel XXI, waarbij tevens aan de orde
komen het amendement van den heer Vos, luidende:
„In art. 37 (nieuw) in te voegen een 2e lid:
„wordt dit verleend, dan is het College gehouden de ge
vraagde inlichtingen terstond of in de eerstvolgende Raads
vergadering te verstrekken".
In lid 2 (dan lid 3) de 2e uitdrukking: „de inlichtingen"
te vervangen door „ze"."
en
het amendement van de heeren van Eek en Groeneveld,
luidende
„Artikel 37 le lid aldus te doen luiden: „Indien een lid
ten aanzien van een onderwerp, hetwelk vreemd is aan de
orde van den dag inlichtingen van den voorzitter of de wet
houders verlangt, heeft hij tot het doen der vragen verlof
van de vergadering noodig. Wordt dit verleend, zoo geeft de
Burgemeester of een der Wethouders aanstonds of in een vol
gende vergadering de verlangde inlichtingen"."
De heer van Eek zegt, dat het door hem en den heer Groe
neveld ingediende amendement van vrij belangrijke beteeke-
nis is.
De taak der gemeente wordt niet alleen door het College
en den Raad, maar ook door den Burgemeester uitgeoefend.
De Burgemeester heeft op het gebied van de uitvoering der
Reglement van Orde-Gemeenteraad.
(van Eek e.a.)
wetten en als hoofd der politie een zeer belangrijke taak te
verrichten. De strekking van het amendement is, ook den
Burgemeester te verplichten inlichtingen omtrent het door
hem verrichte te verstrekken.
De voorgestelde wijziging sluit zich aan bij de veranderde
bepaling' van de gemeentewet, waardoor op het oogenblik
buiten twijfel is komen te staan, dat het interpellatierecht
niet geldt voor den Burgemeester. Het behoort tot de natuur
lijke taak van het gemeentebestuur, inlichtingen te mogen
vragen omtrent een deel van de taak, die door den Burge
meester wordt verricht en door de gemeente wordt betaald.
Er is geen enkele rechtsbepaling, die zich daartegen verzet.
Iets anders is het, of men den Raad het recht zou kunnen
toekennen de vraag te bespreken, of de Burgemeester dit of
dat moet doen.
Den Burgemeester is een taak toegewezen. Hij heeft deze
taak naar zijn inzicht te verrichten en is daarbij verantwoor
ding schuldig aan degenen, die hem hebben gezet op de
plaats, welke hij inneemt.
Spreker wil daaraan niet raken. De Raad kan inzonderheid
de taak van den Burgemeester als hoofd der politie niet uit
oefenen, maar anderzijds is de Burgemeester wel verplicht
den Raad de noodige inlichtingen te verstrekken en staat het
den Raadsleden ook vrij daarover het woord te voeren. Dit
voorstel doet spreker in het belang van de gemeente, maar ook
in dat van de burgemeesters. Een voorbeeld uit sprekers
practijk als Burgemeester, dat ook nu nog geldt. Het is spreker
indertijd als Burgemeester hoogst kwalijk genomen, dat hij
anarchisten toestemming tot een optocht had gegevenvóórdat
spreker daarover geïnterpelleerd werd, heeft hij den Raad uit
voerig mededeeling gedaan van zijn standpunlhij meent
daaraan goed gedaan te hebben, niet alleen uit democratische
overtuiging, maar ook was hij in staat zakelijk en rustig de
motieven voor dat besluit weer te geven.
Wanneer spreker zich op het standpunt had gesteld: daar
mede heeft de Raad niets te maken, dan zou dat de ont
stemming nog veel hooger hebben opgevoerd. Spreker had
dus gelegenheid zijn houding te rechtvaardigen en zijn stand
punt uiteen te zetten. De gemeente heeft daarop recht;
wanneer men beschikt over de middelen van de gemeente,
dan is het ook goed, dat het lichaam, dat de hoogste macht
in de gemeente uitoefent, de Raad, ook de noodige inlich
tingen kan krijgen. Dit kan aan weerszijden de verhouding
beter maken, het kan misverstanden ophelderen. Inderdaad
waren de burgemeesters volgens de heerschende opvatting
niet verplicht de noodige inlichtingen te geven, maar het was
tot voor betrekkelijk kort een goede gewoonte van hen om het
wel te doen. De Raad heeft het altijd op prijs gesteld; men
heeft echter het verkeerde gebruik zien insluipen om het
niet meer te doen. Openbaarheid kan een goede zaak nooit
schaden. Dit kan niet anders dan de verhouding vertroebelen
en misverstand opwekkenspreker acht dit noch in het belang
van een goede verhouding tusschen Burgemeester en gemeen
te noch in dat van het gemeentebeleid. Op dien grond beveelt
spreker zijn amendement bij den Raad aan.
De Voorzitter zegt, dat de eigenlijke strekking van het
amendement van de heeren van Eek en Groeneveld is, de
redactie van artikel 37 van het bestaande Reglement van Orde
te handhaven. Het College heeft daartegen bezwaar, omdat
het van oordeel is, dat duidelijk dient te worden uitgedrukt,
op welke punten het College en de Burgemeester interpellabel
zijn.
De heer van Eek wenscht, dat de Burgemeester interpel
label zal zijn over zijn beleid. Daartegen bestaat bezwaar.
De gemeentewet heeft de zaak, die vroeger twijfelachtig was,
nu duidelijk genoeg gemaakt en in verband daarmede kan
in het Reglement van Orde de wijziging worden aangebracht,
welke Burgemeester en Wethouders thans voorstellen en hun
door het College van Gedeputeerde Staten is aanbevolen.
Spreker kan zich niet vereenigen met de opvatting van
den heer van Eek, dat de Burgemeester als hoofd der politie
naar eigen inzicht moet kunnen handelen, maar zich tegen
over den Raad moet verantwoorden, omdat de gemeente de
uitgaven voor politie betaalt.
Men dient hierbij het verschil tusschen „interpelleeren"
en het „verstrekken van inlichtingen" niet uit het oog te
verliezen.
Het interpelleeren heeft bepaaldelijk ten doel den Raad
in de gelegenheid te stellen zich over het beleid van den
Burgemeester, nadat deze den Raad heeft voorgelicht en
zijn houding heeft verdedigd, uit te spreken met de bedoeling,
dat de Burgemeester zich door deze uitspraak zal laten leiden.
Spreker kan zich daarmede niet vereenigen. De Burgemeester
heeft den plicht om niet te spreken van het recht als
hoofd der politie te handelen naar eigen oordeel en mag zich