MAANDAG 2 JULI 1934. 277 Demping Levcndaal enz. (van Stralen.) heid hoort men tegenwoordig zeer sporadisch en die zijn in den regel afkomstig van hen, die gewoonlijk niet al te veel uit voeren. Ook bij vorige gelegenheden heeft sprekers fractie tegen de uitvoering van werken in werkverschaffing moeten stemmen op grond van de te lage loonen, en hoe gaarne zij ook aan de totstandkoming van dit werk, en dergelijke werken zou willen medewerken, zij kan het onmogelijk doen, nu het uurloon niet alleen voor de ongeschoolde, maar ook voor de geschoolde en vakbekwame arbeiders 0,40 zal bedragen. Wanneer voor het vak- en technisch werk de loonen van het collectieve contract werden betaald, zou men met sprekers fractie nog wel kunnen praten over het loon voor de z.g. on geschoolde arbeiders, die in den regel voortkomen uit groepen, wier loon altijd aan den lagen kant is geweest. Mag de Baad er echter toe medewerken, dat voor de uit voering van een normaal en zeer urgent werk als het dempen van het Levendaal het loon van de vakarbeiders, dat toch reeds sterk is verlaagd en contractueel op 0,52 en 0,56 is bepaald, tot 0,40 wordt teruggebracht, waarbij van het verzuim ten gevolge van onwerkbaar weer 3 uren per week niet worden vergoed en voor de meerdere verzuimuren slechts 0.32 per uur wordt betaald, zoodat in een regenperiode het loon minder dan 19,20 zal zijn? In de Commissie voor Sociale Zaken, waarvan spreker lid is, heeft men gepoogd in deze aangelegenheid een wijziging- te brengen. Tot nog toe werden n.l. de werken, welke in werk verschaffing werden uitgevoerd, door de gemeente in eigen beheer uitgevoerd. Het ging steeds uitstekend en het was voor de gemeente niet onvoordeelig, hetgeen alleen reeds blijkt uit het feit, dat men met de uitgaven voor de werken aan de Houtlaan 19.000.beneden de raming is gebleven. Nu heeft men in de Commissie voor Sociale Zaken gepleit voor de inschakeling van een particulieren aannemer bij de uit voering van deze werken in werkverschaffing. In het algemeen is daarvoor misschien iets te zeggen. In genoemde Commissie heeft men echter evenzeer gepoogd de loonen van de geschool de arbeiders vastgesteld te krijgen op de bedragen van het collectieve contract. De eerstbedoelde poging is geluktmaar de andere onder de tafel gewerkt. De aannemers zijn blijkens dit voorstel tevredengesteld, maar de arbeiders leggen het loodje. Verschillende voorstellen zijn evenwel gedaan om de dempingsplannen aanvaardbaar te maken. Er is een Commis sie opgetreden uit het bouwbedrijf, bestaande uit werkgevers en werknemers, die een ernstige poging gedaan heeft om aan de bezwaren, verbonden aan een uitvoering op de voorgestel de wijze, te doen tegemoetkomen; in het laatst van 1933 was zij in contact met den Wethouder en ontving zij daarbij de toezegging, een uitvoeringsplan te mogen ontwerpen, eenerzijds met inschakeling van de aannemers en anderzijds met uitvoering van het technische deel van het werk door vakarbeiders tegen contractloon. Aan de toezegging op dit punt is niet voldaan. In plaats met de Commissie overleg te plegen vóórdat de plannen naar den Minister gingen, is de zaak buiten de Commissie om met het departement behandeld en afgehandeld. De toezegging aan de Commissie om een werkplan te ontwerpen, waarbij met de geopperde bezwaren rekening gehouden werd, is niet nagekomen; blijkbaar is in Den Haag zelfs niet eens gesproken over een andere werk wijze dan de nu voorgestelde. Men heeft dus zelfs niet ge tracht in de richting, door de Commissie voorgestaan, een oplossing te zoeken. Spreker maakt er het College een zeer ernstig verwijt van, dat het onvoldoende met de belangen van de betrokken arbeiders rekening heeft gehouden. Thans een woord over de wijze van behandeling van sprekers interpellatie. De gestelde vragen geven duidelijk aan, dat het sprekers bedoeling was om, vóórdat het voorstel van het College in dezen definitieven vorm den Baad zou bereiken, een bespreking in den Baad te krijgen over de wijze van uit voering van deze plannen, in werkverschaffing of op normale wijze. Hier is toch wel op een onaangename wijze door het College getracht spreker het houden van die interpellatie onmogelijk te maken; telkens kreeg ze een zoodanige plaats op de agenda, dat Burgemeester en Wethouders, die toch wel het allerbeste op de hoogte zijn van den gang van zaken, op hun vingers konden berekenen, dat die interpellatie niet aan de orde kon komen. Te meer neemt spreker het het College kwalijk, dat het hem deze gelegenheid niet heeft gegeven, omdat het toch zelf het beste wist hoever het stond met de voorbereiding van dit voorstel, en dat het binnen zeer korten tijd in den Baad zou komen; alleen al fatsoenshalve was het verplicht geweest de door spreker gewenschte mogelijkheid van een bespreking hiervan te scheppen. Het College heeft dit echter niet gedaan; het gaat zelfs zoover spreker weet niet of hij dit belachelijk moet noemen of dat hij een ander woord moet kiezen dat het sprekers interpellatie geplaatst heeft op de agenda na het voorstel tot demping, zoodat Demping Levendaal enz. (van Stralen.) spreker door Burgemeester en Wethouders in de gelegenheid zal worden gesteld om over wijze van uitvoering van deze werken te spreken, nadat deze zaak is afgehandeld en over de wijze, waarop de demping zal geschieden, reeds een be slissing is genomen. Spreker zegt het College dank voor deze attentie en meent, dat een woord van sterke afkeuring hier op zijn plaats is. Men heeft geen enkele poging gedaan om aan de ernstige en gegronde bezwaren van sprekers fractie te gemoet te komen, Het College weet echter, dat spreker en de zijnen sterke voor standers zijn van werkverruiming, maar het weet evenzeer, welke bezwaren zij hebben tegen de schandelijke loonen, die in den regel daarbij worden betaald. In hun brief aan den Minister schreven Burgemeester en Wethouders o.m.: „Het bovenstaande moge voldoende zijn om aan te toonen, dat een combinatie van beide werken een werkverschaffings object vormt, dat aan alle daaraan te stellen eischen beant woordt. Door voorbespreking in de daarvoor in aanmerking komende Commissie is ons overtuigend gebleken, dat ook de Gemeenteraad dit standpunt zal deelen en hiertegen na genoeg geen oppositie zal worden gevoerd." Worden de sociaal-democraten nu als tweede-klasse-burgers behandeld? Wist men niet, dat zij buitengewoon ernstige en gegronde bezwaren tegen deze voorstellen in het midden hebben te brengen? Stelt men de sociaal-democraten geheel aan den kant en meent men daarom, dat in den Baad van oppositie nagenoeg geen sprake zal zijn? Spreker vindt deze uitlating van het College zeer beleedi- gend voor zijn fractie. Heeft er voor-overleg met andere Baadsfracties plaats gehad, waardoor Burgemeester en Wethouders zich in zoo'n stelligen vorm konden uitspreken? De sociaal-democraten weten daarvan niets. Het is hun alleen officieel bekend, dat de leider der B. K. fractie, de heer Wilmer, de demping van het Levendaal als object van werkverschaffing vierkant heeft afgewezen. Hoe denken de heer Wilmer en de zijnen er thans over? In de laatste dagen kweekt men in de couranten een hoera- stemming door te schrijven over het heuglijke feit, dat einde lijk het Levendaal zal worden gedempt, maar men verzuimt daarbij het licht te laten vallen op de bezwaren, die daaraan voor de arbeiders verbonden zijn. De collectieve contracten worden op deze wijze tot scheur papier gemaakt door de overheid, die bij hun bestaan en na leving belang heeft. Als de gemeente voorgaat met een normaal en urgent werk op deze wijze uit te voeren, mist zij het recht om den aannemers van andere gemeentelijke werken te verplichten de loonen van het collectieve contract te betalen. Waar moet het toch heen met het loonpeil en het bestaanspeil van de arbeiders, als werken als deze uitgevoerd moeten worden tegen dergelijke loonen? De koopkracht wordt niet versterkt, maar telkens meer verzwakt; dat alles is het heilloos gevolg van het streven naar loonsverlaging, waarin het Bijk voor gaat en die de gemeente hebben na te volgen; de loonsver laging leidt weer tot steunverlaging en deze weer opnieuw tot loonsverlagingaldus gaat het bestaanspeil van de arbeiders klasse geheel omlaag. Onder deze omstandigheden, waar van het College en waarschijnlijk ook van den Baad niet de mmste medewerking is te verwachten om aan gegronde bezwaren dienaangaande tegemoet te komen, zal sprekers fractie hoezeer dan ook met bloedend hart tenslotte moeten stemmen tegen hetgeen ze hier jarenlang heeft bepleit; men zal door zijn houding de sociaal-democraten, die toch uitgesproken sterke voorstanders zijn van werkverruiming in het algemeen en van dit werk in het bijzonder, noodzaken tegen dit algemeen wenschelijk geachte werk te stemmen; zij zullen dit echter niet doen dan na alles geprobeerd te hebben om aan die be zwaren te doen tegemoetkomen. In de eerste plaats zullen zij voorstellen beide werken in normale uitvoering aan te bestedendaartoe zijn alle termen aanwezig; dit plan is zoo normaal en zoo urgent als geen ander; wanneer het wordt uitgevoerd in werkverschaffing, tegen werkverschaffingsloonen, dan is het hek van den dam dan is elke rem weg; bij welk werkobject zal het College dan niet voorstellen het in werkverschaffing uit te voeren? Als dit geldt voor de demping van het Levendaal, geldt dit ook voor tal van andere werken en dan ziet spreker den tijd komen dat hier niets wordt uitgevoerd dan in werkverschaffing, tegen dergelijke loonen. Spreker twijfelt er echter niet aan, gezien de den laatsten tijd heerschende mentaliteit, of de Baad zal in meerderheid besluiten de demping in werkver schaffing te doen plaats hebben. Verder zal spreker voorstellen om aan het College op te dragen, alvorens tot aanbesteding over te gaan, het Bijk

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 15