100 loon van 18.zoo niet onmogelijk, dan toch op den duur zeer moeilijk is. Daarom zoo overwoog onze Commissie zullen meisjes hier beter op haar plaats zijn dan mannen. Zij zijn in het algemeen intelligenter, zij hebben meer belangstelling voor al het schoone, dat ons Museum bevat, zij zullen door die belangstelling spoedig op de hoogte komen van de kennis, die noodig is om bezoekers omtrent schilderijen en interieurs behoorlijk in te lichten en zullen door hun bekendheid met de moderne talen ook vreemdelingen van dienst kunnen zijn. Intusschen bleef deze aangelegenheid bij overwegen; tot een bepaald besluit kwam onze Commissie niet, totdat Uw Voorzitter in een onzer laatste vergaderingen van het vorig jaar ons Uw verzoek overbracht om te trachten op de kosten van het Museum eenigszins te bezuinigen. Dit verzoek bracht ons tot het nemen van een definitief besluit. En wij zouden hiertoe wellicht nog niet zijn over gegaan, ware het niet dat juist twee der in dienst zijnde bewakers voor eervol ontslag in aanmerking kwamen, zoodat wij door de aanstelling van een 2-tal meisjes, op een salaris van 50.per maand een gewenschte bezuiniging konden bereiken en tevens een o. i. betere bewaking verkrijgen. Wij deelden U ons besluit mede bij ons schrijven van 29 December j.l. Zoowel de wijze van bezuiniging (de salarieering) als het bezuinigingsobject zelve (instituut meisjes) vonden in den Raad van meer dan eene zijde ernstige bestrijding. De heer van Rosmalen diende dan ook de U bekende motie in, die, ondanks de weerlegging van de meening van den voorsteller door Uwen Voorzitter, op voorstel van den heer Huurman in handen van Uw College werd gesteld om praeadvies. De Voorzitter zegde daarbij een nadere bespreking in onze Commissie toe, ten einde haar in de gelegenheid te stellen, om, rekening houdende met het gesprokene in den Raad, alsnog op haar besluit terug te komen of dat besluit op de eene of andere wijze te wijzigen. Onze Commissie heeft hu inderdaad deze aangelegenheid in hare vergadering van 23 April j.l. nog nader besproken en het resultaat van hare overwegingen is, dat zij, wel verre van haar standpunt ten aanzien van de bewaking door meisjes prijs te geven en vasthoudende aan hare zelfstandig heid ten aanzien van het benoemingsrecht, haar toegekend bij art. 13 van de verordening van 6 Juni 1932, regelende de benoeming en den werkkring van de Commissie voor het Stedelijk Museum ,,de Lakenhal", niettemin bereid is aan 's Raads verlangen te voldoen, althans ten deele. Wij hebben n.l. thans het voornemen om in een der vaca tures weder een mannelijke bewaker aan te stellen, terwijl in de 2e vacature zal worden voorzien door de aanstelling van een meisje op hetzelfde salaris als voor de andere be wakers geldt. Wij stellen ons voor daarvoor een vrouwelijke employé te kunnen vinden, die in het bezit is van het diploma Hoogere Burgerschool met 5-jarigen cursus of Gymnasium. Zij zal beurtelings evenals de andere bewakers dienst moeten doen in alle af deelingen van het Museum en wij verwachten dat zij genoeg belangstelling in het Museum zal hebben om zich gaandeweg geheel op de hoogte te stellen van de geheele collectie. Zij zal door hare meerdere ontwikkeling de bezoekers, ook vreemdelingen, omtrent schilderijen en interieurs kunnen inlichten en bij schoolbezoek de leerlingen kunnen rondleiden en hun aandacht vestigen op het geen voor hen van het meeste belang is. In haar vrijen tijd zal zij den Directeur kunnen assisteeren bij het brengen van schilderijen en voorwerpen op fiches en zoo noodig in zijn administratieve of andere bezigheden behulpzaam kunnen zijn. Wellicht zal zij nog gelegenheid kunnen vinden tot studie. De Directeur van het Museum van Oudheden verzekerde ons nog dezer dagen dat deze werkzaamheden ook door de meisjes in die inrichting werden verricht en dat zij te dezen aanzien volkomen voldoen aan de eischen die men redelijker wijs stellen mag. Wij geven Uw College alsnu beleefdelijk in overweging van ons nader besluit aan den Gemeenteraad mededeeling te doen. De Commissie voor het Stedelijk Museum „de Lakenhal", A. V. D. Sande Bakhuyzen, Voorzitter. Rosier, Secretaris.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 28