61 kosteloos aan de gemeente werd overgedragen, op liet verzoek af wij zend worden beschikt Bekooy is daarmede door den dienst van Gemeentewerken in kennis gesteld en hem is daarbij, aangezien hij in elk geval de vergunning wilde bekomen, aangeraden den grond kosteloos aan de gemeente over te dragen. Hoewel ongaarne, deed Bekooy zulks en daarop werd de bouwvergunning ver leend. De zaak zou daarmede geheel zijn afgedaan, als Bekooy niet in October 1932, dus bijna 2 jaar later, daarop was teruggekomen, naar aanleiding van een voorstel van ons College (Ingek. Stukken N°. 199 van 1932), hetwelk met de plaats gehad hebbende grondoverdracht in geen enkel ver band stond. In zijn desbetreffend adres vroeg hij, om hem alsnog een schadeloosstelling voor den overgedragen grond toe te kennen. Op dit adres, hetwelk in onze handen werd gesteld om praeadvies, heeft betrekking ons voorstel vervat in Ingek. Stukken N°. 254 van 1932. Blijkens ons praeadvies waren wij op grond van de inge wonnen ambtelijke inlichtingen tot de conclusie gekomen, dat de beweringen van Bekooy in dat adres niet juist waren en wij gaven dan ook in overweging, om het adres als afgedaan te beschouwen. Dit praeadvies gaf Bekooy aanleiding om een nieuw adres in te dienen, waarin hij zijn lezing gaf van de toedracht van de zaak, een lezing, die op sommige punten afweek van de gegevens, welke in de ambtelijke rapporten waren neer gelegd. Uit de debatten in de raadsvergadering van 28 November 1932, waarin ons praeadvies ter tafel kwam, vloeiden de voorstellen van de heeren Schüller en Beekenkamp voort, welke om praeadvies in onze handen werden gesteld, in verband waarmede het voorstel van Burgemeester en Wet houders, zooals gezegd, werd aangehouden. Wij meenen thans niet meer te moeten treden in een onder zoek naar de verschillen tusschen het medegedeelde in de ambtelijke rapporten en de beweringen door Bekooy in zijn adressen geuit. Die verschillen zijn, vermits de zaak zich al ruim drie jaren geleden heeft afgespeeld en alles op het geheugen moet worden gereconstrueerd, toch niet meer geheel op te helderen. Wel willen wij uitdrukkelijk vaststellen, dat onomstootelijk vaststaat, dat Bekooy, om welke redenen dan ook, zoodanig belang heeft gehad bij een spoedige afdoening van zijn bouwaanvrage, dat hij de beslissing van Burgemeester en Wethouders aangaande de toepassing van artikel 1 van de verordening op het bouwen en sloopen met betrekking tot zijn bouwplan, niet heeft willen afwachten en, ten einde die afdoening niet te vertragen, tot overdracht van het aan hem toebehoorende gedeelte voortuin aan de gemeente is over gegaan. Met betrekking tot de beide voorstellen, merken wij alsnu het volgende op. Blijkens het door den heer Schüller in de genoemde ver gadering gesprokene, ligt aan zijn voorstel ten grondslag de meening, dat door een ambtenaar van het Bouw- enWoning- toezicht aan Bekooy verkeerde inlichtingen zouden zijn verstrekt, op grond waarvan Bekooy, in afwachting van de beslissing op zijn verzoek om bouwvergunning, met de voor bereidende werkzaamheden betreffende de verbouwing van zijn perceel een aanvang heeft gemaakt. Naar het oordeel van den heer Schüller had de gemeente daarom de bouw vergunning in dit geval moeten verleenen en geen overdracht van grond zonder meer mogen eischen. De heer Beekenkamp wees er bij de indiening van zijn voorstel op, dat door de gemeente bij grondoverdrachten met betrekking tot de betaling van de kosten, welke op die overdrachten vallen, niet steeds gelijk wordt gehandeld; z.i. is het daarom billijk, dat aan Bekooy de overdrachtskosten alsnog worden terugbetaald. In verband met de toelichting van den heer Schüller tot zijn voorstel, heeft de Directeur van het Bouw- en Woning toezicht een onderhoud gehad met den aannemer van het werk. De aannemer heeft op dat onderhoud verklaard, dat op zijn vraag, of er bezwaar tegen was, dat met de voor bereidende werkzaamheden werd aangevangen, geantwoord is, dat hij die werkzaamheden alleen op eigen risico kon verrichten. Door deze verklaring kan worden vastgesteld, dat door een der ambtenaren van het Bouw- en Woningtoezicht niet zonder meer is gezegd, dat met de voorbereidende werk zaamheden een aanvang kon worden gemaakt. Uitdrukkelijk toch is daarbij het voorbehoud gemaakt, dat, indien met de werkzaamheden, vooruitloopende op de beslissing op het verzoek om bouwvergunning, werd begonnen, zulks op eigen risico zou geschieden. Weliswaar voegde de aannemer aan zijn verklaring toe, dat hem de beteekenis van dat risico niet duidelijk is geweest, doch, indien hij en zijn principaal geen enkel risico hadden willen loopen, had het op hun weg gelegen, zich, alvorens met de werkzaamheden aan te vangen, van den omvang van dat risico op de hoogte te stellen. Zij hebben dit echter nagelaten en o.i. gaat het nu niet aan den Dienst van het Bouw- en Woningtoezicht daarvoor aansprakelijk te stellen. Wij blijven dan ook van meening, dat er geen termen aanwezig zijn op grond waarvan alsnog een vergoeding aan Bekooy zou moeten worden uitgekeerd voor den, ter vol doening aan de desbetreffende bepaling, overgedragen grond. Evenmin achten wij termen aanwezig om, overeenkomstig het voorstel van den heer Beekenkamp, alsnog de overdrachts kosten voor rekening van de gemeente te nemen. In het onderhavige geval is ten aanzien van de op de overdracht vallende kosten geheel gehandeld volgens de gedragslijn, welke steeds, behoudens in zeer bijzondere gevallen, werd en wordt gevolgd. Een geval, waarin bijzondere omstandigheden aanleiding- gaven die kosten voor rekening van de gemeente te nemen, is onder de ter lezing liggende stukken opgenomen. Omstandigheden op grond waarvan het gewettigd zou zijn geweest om van den regel af te wijken bestonden ten aanzien van het bouwplan Bekooy niet. In verband met bet vorenstaande geven wij Uwe Ver gadering in overweging de voorstellen van de heeren Schüller en Beekenkamp niet aan te nemen en de adressen van den heer Bekooy als afgedaan te beschouwen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 96. Leiden, 4 Mei 1934. In de Memorie van Antwoord betreffende de begrooting voor het loopende jaar schreven wij, dat met de daarin verwerkte of aangekondigde bezuinigingsmaatregelen niet zou kunnen worden volstaan, doch dat de bezuinigings- arbeid moest worden voortgezet. Teneinde dit even omvangrijke als moeilijke werk zoo vlot mogelijk te kunnen verrichten en tevens zoo vrucht dragend mogelijk te doen zijn, behoeft ons College de voor lichting en de hulp van een deskundige op dit gebied. Deze deskundige zal ons College derhalve van advies dienen inzake de mogelijkheid van bezuiniging bij de onder scheidene diensten en bedrijven en voorts in het algemeen' adviezen geven, die een zoo economisch mogelijke uitvoering van werken door de gemeente bevorderen. Uiteraard zal bij een en ander de taak der gemeente in haar vollen omvang in beschouwing worden genomen. Het voor dit doel benoodigde crediet ten laste van de begrooting 1934 wordt voorloopig geraamd op f 1.000. zoodat wij Uwe Vergadering in overweging geven door vaststelling van den overgelegden begrootingsstaat, model C, dienst 1934, een bedrag van 1.000 te onzer be schikking te stellen, teneinde ons College in staat te stellen, zich de voorlichting van een adviseur te verschaffen bij zijn bezuinigings- en reconstructie-arbeid. Op den post voor „Onvoorziene Uitgaven", waaruit het bedrag van 1000.moet worden bestreden, is nog beschikbaar 40.506. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 99. Leiden, 4 Mei 1934. Nu de gemeente reeds van verschillende perceelen in het saneeringsplan BouwelouwensteegParadijssteeg den eigen dom heeft verworven, nadert het oogenblik, dat de ver wijdering van de opstallen onder oogen moet worden gezien. Ook uit een oogpunt van werkverruiming is deze amotie van belang. Mede met het oog op de omstandigheid, dat binnen korter of langer tijd nog meerdere perceelen in eigendom aan de gemeente zullen overgaan, komt het ons het meest practisch voor, dat ons College een algemeene machtiging verkrijgt tot het doen sloopen van de in het plan begrepen perceelen, opdat ons College tot afbraak kan overgaan, indien en naar mate dat gewenscht is. Hetzelfde geldt voor de panden, benoodigd voor den bouw van het nieuwe Stadhuishet aan de gemeente toebehoorend

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 5