71 no. 14 van 1923) betreffende liet bedrijf van het Openbaar Slachthuis e. verordening van 31 October 1921 (Gemeenteblad no. 15 van 1921) betreffende het bedrijf van den Gemeentelijken Reinigings- en Ontsmettingsdienst verordening van 21 November 1921 (Gemeenteblad no. 24 van 1921) betreffende het bedrijf van den Districts Keuringsdienst van Waren; g. verordening van 26 October 1925 (Gemeenteblad no. 24 van 1925) betreffende het tijdelijk gemeentelijk Waschbureau; een en ander met dien verstande echter, dat de bepalingen van deze verordeningen, die niet het comptabel beheer van de bedrijven betreffen, zooals de bepalingen, omtrent de Commissies van Bijstand, en het personeel van bedrijven, voorzoover in die bepalingen bij deze verordening niet is voorzien, van kracht blijven tot dat zij door andere zijn vervangen. Deze verordening is van kracht tot en met het dienstjaar 1935. II. VERORDENING op het beheer van het Grondbedrijf der gemeente Leiden. Artikel 1. De aan de gemeente in eigendom toebehoorende onroe rende goederen, welke hiertoe bij besluit van den Raad worden aangewezen, worden afzonderlijk beheerd in een Grondbedrijf. Het beheer van de geldmiddelen van het bedrijf wordt geheel afgescheiden van het beheer van de overige geld middelen der gemeente. Art. 2. Het beheer van het bedrijf berust bij Burgemeester en Wethouders, hierin bijgestaan door de Commissie van Fabricage. Art. 3. Onder toezicht van Burgemeester en Wethouders is de Chef der afdeeling Financiën ter Gemeente-Secretarie met de administratie van het bedrijf met uitzondering van het kasbeheer belast. Art. 4. Als kassier van het bedrijf fungeert een daartoe door Burgemeester en Wethouders aangewezen ambtenaar, niet verbonden aan de afdeeling Financiën, die belast is met de invordering van alle inkomsten en ontvangsten en het doen van alle betalingen van het bedrijf. De invordering geschiedt tegen afgifte van door hem ge- teekende kwijtingsbewijzen. De betalingen geschieden tegen ontvangst van behoorlijke kwijtingsbewijzen, nadat de daarbij behoorende rekeningen of andere bescheiden door het daartoe door Burgemeester en Wethouders aangewezen lid van het College voor „fiat be taling" zijn geteekend. In afwijking van het bij het vorige lid bepaalde kunnen betalingen, voor welke volgens algemeen gebruik geen kwij tingsbewijzen worden gegeven of gevraagd, plaats hebben, zonder dat daarvoor kwijtingsbewijzen worden ontvangen. Art. 5. Alle inkomsten en ontvangsten van het bedrijf worden onverwijld in de gemeentekas gestort en voor alle betalingen worden gelden uit de gemeentekas opgenomen, zonder dat ter zake bevelschriften als bedoeld in art. 121, 2e lid der gemeentewet, worden afgegeven, een en ander volgens nader door Burgemeester en Wethouders te geven uitvoerings voorschriften. Tusschen de gemeente en het bedrijf wordt voor weder- zijdsche stortingen een door Burgemeester en Wethouders te bepalen rente berekend. Art. 6. De gemeente verzekert zich tegen mogelijk door haar te lijden schade in verband met het beheer van den admini strateur en den kassier. Art. 7. De boekhouding van het bedrijf wordt gevoerd naar de methode van dubbel-boekhouden. De eigendommen kunnen, al naar gelang van hun gesteld heid, bestemming of anderszins, worden gesplitst in complexen. De complexen kunnen naar behoefte verder worden onder verdeeld. De boekhouding zal zoodanig worden ingericht, dat daaruit steeds een volledig overzicht van de bezittingen, vorderingen en schulden van het bedrijf en een gedetailleerd overzicht van de uitkomsten van de exploitatie van het bedrijf kunnen worden samengesteld. Burgemeester en Wethouders kunnen omtrent de in richting der boekhouding nadere voorschriften geven. Art. 8. De boeken en kas van het bedrijf worden ten minste een maal in de drie maanden door een daartoe door Burgemeester en Wethouders aangewezen lid van het College of deskundige opgenomen, waarvan een proces-verbaal wordt opgemaakt, dat Burgemeester en Wethouders aan den Raad en in af schrift aan Gedeputeerde Staten zenden. Burgemeester en Wethouders kunnen voorts te allen tijde de boekhouding en verdere administratie laten controleeren door een deskundige. Bij schorsing, ontslag of overlijden van den kassier worden door het daartoe door Burgemeester en Wethouders aan gewezen lid van het College of den aangewezen deskundige de boeken gesloten en de kas opgenomen, waarvan een proces-verbaal wordt opgemaakt, dat Burgemeester en Wet houders aan den Raad en in afschrift aan Gedeputeerde Staten zenden. De kassier en de Chef der Financieele afdeeling zijn voorts verplicht aan de ingevolge dit artikel bevoegde personen en aan de Commissie van Fabricage zoo dikwijls dezen het wenschen in den ruimsten zin inzage te geven in de boek houding en de administratie en de kas en hun elke door hen gewenschte inlichting en hulp te verschaffen. Art. 9. De boekwaarde der eigendommen wordt bij den inbreng gevormd door de waarde, waarvoor deze zijn ingebracht. Hiervoor gelden de volgende regelen: a. de eigendommen worden ingebracht tegen de geschatte waarde, behoudens het bepaalde sub b en c; b. onroerende goederen, welke op het tijdstip van inbreng nog niet langer dan een jaar eigendom der gemeente zijn, worden ingebracht tegen den kostenden prijs; c. in afwijking van hetgeen onder b is bepaald, kan de Raad in bijzondere gevallen de waarde van inbreng bepalen op een bedrag, dat lager is dan dat van den kostenden prijs. Art. 10. De boekwaarde wordt vermeerderd met de bedragen, sedert den inbreng besteed aan werken ten behoeve van het in gereedheid brengen van de eigendommen. Het bedrag van de verplichte aflossing op de schuld, welke ten laste van het bedrijf is gebracht, wordt, voor zoover het niet uit eigen kapitaalsinkomsten van het bedrijf kan worden gekweten, door de gemeente ten laste van haren kapitaaldienst aan het bedrijf versterkt. Art. 11. Als schuld van het bedrijf aan de gemeente geldt: a. de op de gemeente rustende leeningsschuld terzake van de eigendomsverkrijging van de ingebrachte onroerende goederen, het uitvoeren van werken voor het in gereedheid brengen van die eigendommen en de toepassing van deze verordening b. de door de gemeente voor de sub a genoemde doeleinden aangewende of verstrekte bedragen, die zij niet uit geld- leening heeft verkregen. Het verschil tusschen de inbrengwaarde en het gezamenlijk bedrag der sub a en b genoemde onderdeelen, voorzoover het moet worden toegeschreven aan aflossing van leeningsschuld door de gemeente, wordt geadministreerd als „Vrij kapitaal der gemeente" en overigens als „waardeverschil bij inbreng." Door het bedrijf wordt jaarlijks aan de gemeente uitgekeerd de rente en aflossing welke de gemeente zelve over de leenings schuld is verschuldigd. Over de sub b genoemde kapitalen wordt aan de gemeente de door den Raad te bepalen rente vergoed. Verstrekking van kapitaal aan het bedrijf geschiedt eveneens bij besluit van den Raad. Art. 12. De voor den aanleg van straten en wegen, met inbegrip van plantsoenen, parken, speel- en sportterreinen bestemde gronden worden, behoudens het bepaalde in het tweede lid, zonder verrekening met de gemeente uit het bedrijf genomen. De boekwaarde dier gronden wordt gevoegd bij die dei- aangrenzende terreinen. Indien plantsoenen, parken, speel- en sportterreinen niet worden aangelegd ten behoeve van het grondeomplex, waarin

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 15